De onderzeeboot USS Tunny deed dienst tijdens de Tweede Wereldoorlog en tijdens de Vietnam oorlog. In deze periode deed het schip achtereenvolgens dienst als gewone onderzeeboot (SS), onderzeeboot voor geleide wapens (SSG) en onderzeeboot voor transport van troepen (APSS en LPSS). In juni 1969 werd het schip uit de vaart genomen en in 1970 als doelschip afgezonken.
Gebouwd door: |
Kiel gelegd: |
Te
waterlating: |
In dienst: |
Einde: |
Mare Island Shipyard Vallejo, Californië[1] |
10 november 1941[2] |
30 juni 1942[3] |
1 september 1942[4] |
19 juni 1970[5] (gezonken als doelschip) |
Bouwnummer : Geen[6] |
||||
Indeling: |
Datum in: |
Datum uit: |
||
1 september 1942 |
12 februari 1946[7] |
onderzeeboot USS
Tunny (SS-282), US Navy |
||
1946 |
Mare Island Reserve
Fleet, US Navy |
|||
25 februari 1952[8] |
30 april 1952[9] |
onderzeeboot USS
Tunny (SS-282), US Navy |
||
6 maart 1953 |
mei 1965 |
onderzeeboot geleide
wapens USS Tunny (SSG-282), US Navy |
||
1956 |
Submarine Squadron
5, US Navy |
|||
1959 |
Submarine Squadron 1,
US Navy |
|||
mei 1965 |
1966 |
onderzeeboot USS
Tunny (SS-282), US Navy |
||
1966 |
1 januari 1968 |
Amphibious Platform
Submarine USS Tunny (APSS-282), US Navy |
||
1 januari 1968[10] |
28 juni 1969[11] |
Landing Platform
Submarine USS Tunny (LPSS-282), US Navy |
||
30 juni 1969[12] |
geschrapt uit Naval
Register |
|||
19 juni 1970 |
afgezonken als
doelschip |
De kiel voor de Gato-klasse onderzeeboot USS Tunny werd gelegd op 10 november 1941 aan de Mare Island Navy Yard te Vallejo. Op 30 juni 1942 werd het schip te water gelaten. Het schip was de eerste Amerikaanse marineschip met de naam USS Tunny en werd op 1 september 1942 in dienst gesteld als USS Tunny (SS-282), onder bevel van Lieutenant Commander Elton Watters Grenfell[13].
Op 12 december 1942[14] kwam het schip aan in Pearl Harbor, waarna aanvullende training volgde. Op 12 januari 1943[15] werd het schip op haar eerste operationele patrouille gezonden. Vanaf 29 januari begon de Tunny met het patrouilleren nabij Formosa. Op 2 februari werd bij Tamkan Eiland, nabij Hong Kong een Japanse vrachtvaarder, aangevallen. Aanvankelijk mislukte de aanval, maar een bij het wegvaren met de achterste torpedobuizen afgeschoten torpedo's werd het Japanse schip geraakt, zonder resultaat. De volgende dag op 3 februari werden torpedo's afgevuurd op een op de radar gedetecteerd schip en claimde de USS Tunny haar eerste slachtoffer. Deze kon echter niet worden bevestigd toen later de omgeving werd onderzocht op wrakstukken, Dit bleek de Shinto Maru No. 1[16] te zijn die bij de aanval beschadigd raakte. Op 8 februari 1943 kon het eerste slachtoffer dan daadwerkelijk worden gemaakt. De 5000 ton metende vrachtvaarder Kusayama Maru (1919) werd tot zinken gebracht[17]. Op 9 februari konden op een ander schip, twee treffers worden geplaatst, maar dit schip wist te ontkomen. Nadat op 11 februari met het dek kanon nog een 100 ton zware vissersboot tot zinken werd gebracht, werd op 20 februari Midway Harbor bereikt en de eerste patrouille afgesloten. De USS Tunny voer vervolgens door naar Pearl Harbor waar het schip op 24 februari aankwam.
Op 18 maart 1943 werd vertrokken vanuit Hawaii via Midway voor de tweede patrouille. Op 27 maart werd Wake Eiland aangedaan. Op 28 maart werd daar de Suwa Maru (1914) tot zinken gebracht waarna de Tunny diep moest duiken om van aanvallers te ontkomen. Op 31 maart kwam de USS Tunny ongeschonden aan in haar eigenlijke operatiegebied, de Caroline Eilanden. Op 2 april werd bij Alet eiland de Toyo Maru No. 2 (1937)[18] tot zinken gebracht, waarna de Tunny zelf licht beschadigd raakte door dieptebommen van een Japanse Momo-klasse torpedobootjager. Dat moet dan het Escorteschip Kaii (1942) zijn geweest, de voormalige Kashi (1916), de enige Momo-klasse vaartuig nog in dienst op dat moment. Op 4 april werd de Kosei Maru (1920) getorpedeerd[19], waarna USS Tunny wederom moest vluchten voor begeleidende torpedobootjagers. De Kosei Maru zou uiteindelijk op 7 april zinken. De volgende dag, 8 april 1943 richtte USS Tunny zich op een gesignaleerd konvooi ten Zuidwesten van Truk. Op 9 april 1943 werd rond 22.28 uur radar contact gemaakt. Het konvooi bleek uit een vliegdekschip en twee vliegtuigmoederschepen te gaan met begeleidende schepen. Nog voordat Tunny goed en wel kon aanvallen werd de Tunny zelf aangevallen. Vluchtend en aanvallen ontwijkend lukte het Tunny toch nog zowel met de voorste als de achterste torpedobuizen torpedo's af te vuren. Hoewel treffers geregistreerd werden zou uit onderzoek van Japanse berichten later blijken dat slechts lichte schade was toebedeeld. Op 11 april werd slag geleverd met de Japanse onderzeeboot I-9 (1939), maar ook hier kon geen treffer worden geplaatst. Dezelfde avond werd USS Tunny aangevallen door Japanse torpedobootjagers waaraan het schip wist te ontkomen. De rest van de patrouille werden geen slachtoffers meer gemaakt en op 23 april 1943[20] meerde de USS Tunny aan in Midway. Voor haar agressieve en moedig optreden tijdens deze patrouille ontving het schip de Presidential Unit Citation.
Nadat het schip voorraden had ingeslagen op Midway, werd naar Hawaii vertrokken voor de nodige reparaties. Op 25 mei 1943 kon de USS Tunny vertrekken voor haar derde patrouille. Het operatiegebied begon rond Eniwetok en bij het eerste contact op 31 mei werd de Tunny al gelijk aangevallen door een Japans vliegtuig. Door nabij ontploffende bommen raakte de achterste torpedolanceerbuizen vol met water en raakte de interne communicatie defect. De beschadigingen konden aan boord worden gerepareerd en na twee dagen rond Eniwetok vertrok de Tunny richting Truk, waar het schip vanaf 7 juni begon met patrouilleren. Pas op 14 juni werd een konvooi gesignaleerd ten oosten van het eiland Murilo. Toen Tunny de aanval wilde openen werd het opgemerkt door een door haarzelf over het hoofd geziene patrouillevaartuig. Al duikend probeerde men deze af te schudden. Korte tijd later kwam de Tunny naar boven en schoot een salvo torpedo's af op het konvooi. Een vrachtschip werd beschadigd, maar Tunny moest weer wegduiken voor een aanvallend escorteschip. In juni vervolgde Tunny deze patrouille bij Saipan, waarbij op 28 juni een vrachtschip werd getorpedeerd, maar voordat kon worden achterhaald welk schip het was, werd de Tunny alweer aangevallen. Het vrachtschip bleek later de 1964 ton zware en tot kanonneerboot omgebouwde Shotoku Maru (1938)[21] te zijn die bij de aanval tot zinken werd gebracht. Tot 4 juli werd nog gepatrouilleerd bij Guam tot orders werden ontvangen terug te keren naar de basis. Op 14 juli 1943 werd Pearl Harbor binnen gelopen.
Op 5 augustus 1943 vertrok USS Tunny voor haar vierde patrouille. Op 18 augustus werd Pagan Eiland en Alamagan Eiland bereikt en op de 22e Palau, waar de eigenlijke patrouille begin. Op 24 augustus begon USS Tunny een konvooi aan te vallen. De Tunny kon twee keer aanvallen voordat een begeleidende torpedobootjager zich op de Tunny ging richten. Het lukte echter niet om een Japans schip te treffen. De strijd met de aanvallende torpedobootjager duurde vervolgens 15 uur tot de Tunny zich uit de voeten had weten te maken. Op 26 augustus werd wederom een klein konvooi aangevallen, dit keer bij de Toagel Toagel Mlungui pas. De escorterende Japanse onderzeebootjager CH-4 viel gelijk aan en beschadigde de Tunny dusdanig dat pas op 116 meter diepte de controle over het schip kon worden herwonnen. Pas toen het donker werd durfde Tunny zich aan het oppervlak te begeven. De schade bleek aanzienlijk en de bemanning had vier dagen nodig voor de basis reparaties. De schade was dusdanig dat de patrouille diende te worden afgebroken. Op 29 augustus 1943 werd de terugtocht aangevangen en op 8 september[22] liep het schip binnen in Pearl Harbor.
In Pearl Harbor werden eerst de noodzakelijke reparaties verricht, waarna het schip op 11 september vertrok naar San Francisco. Op 17 september werd Hunters Point bereikt en de reparaties zouden tot 2 februari 1944 duren. Vervolgens voer de USS Tunny weer terug naar Pearl Harbor.
Op 27 februari 1944[23] vertrok het schip voor haar vijfde patrouille. Op 15 maart bereikte ze het patrouillegebied nabij Palau. Op 22 maart werd een konvooi ontdekt. De escorte ontwijkend liet USS Tunny zich tussen de vrachtschepen terecht komen en lanceerde eerst zes en later nog eens vier torpedo's. De tanker Iro (1920) werd hierbij beschadigd[24]. Op 23 maart, laat in de avond ontdekte USS Tunny de Japanse onderzeeboot I-42 (1942) en wist haar tot zinken te brengen[25]. Op 29 maart kwam de Tunny een militair konvooi op het spoor bij de haven van Malakel. Dit waren het slagschip Musashi (1942), de lichte kruiser Oyodo (1942) en drie begeleidende torpedobootjagers[26]. Gedurfd sloop Tunny naderbij en vuurde zes torpedo's af op het slagschip. Tunny moest direct duiken omdat bij de Japanse schepen gelijk groot alarm werd afgegeven. De Tunny wist te ontkomen. Eén van haar torpedo's had de Musashi in de boeg getroffen waarbij 18 bemanningsleden omkwamen. Hoewel het schip gewoon verder kon varen, dwong de schade de Musashi heel de maand april binnen te blijven voor reparaties. Op 30 maart 1944 lag USS Tunny voor Palau met een speciale opdracht. Er werd een Amerikaanse luchtaanval op Palau uitgevoerd en USS Tunny had de opdracht bemanningen van in zee terecht komende vliegtuigen te redden. Zittend op de eerste rang had de Tunny weinig te doen tot het grootste gevaar niet kwam uit Japanse hoek maar van eigen vliegtuigen. Kort na de middag doken twee Amerikaanse torpedobommenwerpers neer op de Tunny. De eerste vloog over het schip zonder iets te ondernemen, maar de tweede liet een bom vallen die het schip net miste. De explosie van de misser bracht echter danige schade toe aan de Tunny. Op 2 april vertrok de Tunny uit het gebied en beëindigde haat patrouille op 11 april 1944 in Brisbane, Australië[27]. Voor haar vijfde operatie zou USS Tunny wederom de Presidential Unit Citation ontvangen.
Na een opfrissing in Brisbane vertrok USS Tunny op 29 april naar Nieuwe Guinea voor haar zesde patrouille. Op 11 mei werd het patrouillegebied rond Saipan en Guam bereikt. Op 17 mei werd een konvooi aangevallen waarbij de 4.900 ton Nichiwa Maru (1938)[28] tot zinken werd gebracht. Op 16 juni werd nog een Sampan in het kanaal van Balintang tot zinken gebracht. Op 29 juni vertrok de Tunny naar Pearl Harbor waar het op 2 juli aankwam[29].
Op 4 augustus 1944 vertrok USS Tunny uit Pearl Harbor voor haar zevende patrouille. Samen met de USS Barb (SS-220) en USS Queenfish (SS-393)[30] vormde het schip "Ed's Eradicators" een "Wolfpack" achtige opzet. Op 25 augustus bereikten de schepen het patrouillegebied in de Zuid-Chinese Zee. Hoewel enkele slachtoffers werden gemaakt, bracht Tunny zelf geen schip tot zinken. Op 1 september 1944 werd de Tunny aangevallen door een Japans vliegtuig. Vier bommen ontploften dicht bij de Tunny. Inspectie uitgevoerd nadat het schip had weten te ontkomen bracht aanzienlijke schade aan het licht en de patrouille moest worden afgebroken. Op 17 september 1944 kon Pearl Harbor worden binnengelopen.
Op 20 september vertrok het schip naar de States en bereikte op 26 september Hunter's Point waar het in reparatie en groot onderhoud ging[31]. Pas in januari 1945 kon het schip terugkeren naar Pearl Harbor.
Op 3 februari 1945 vertrok de USS Tunny voor haar achtste patrouille. Op 14 februari werd de haven van Tanapag bereikt waar het schip aanmeerde bij het depotschip USS Fulton (AS-11). Op 5 maart werd uitgevaren naar Saipan en begon het schip patrouilles rond de Ryukyu eilanden[32]. De volgende opdracht van Tunny was anders dan gewend. Men kreeg opdracht bij Nansei Shoto de mijnenvelden in kaart te brengen vanwege de opkomende invasie van Okinawa. De gevaarlijke missie werd op 15 maart afgesloten. Vanaf 23 maart opereerde de USS Tunny wederom ten behoeve van neergeschoten piloten en zocht dagenlang naar neergeschoten vliegtuigbemanning afkomstig van de USS Intrepid (CV-11) en USS Bennington (CV-20)[33], die deelnamen aan de invasie van Okinawa. Op 1 april mocht USS Tunny de patrouille afsluiten en op 14 april werd Pearl Harbor bereikt.
Na bevoorrading en trainingsmissies, vertrok USS Tunny op 14 mei 1945 voor haar negende patrouille. Samen met de USS Skate (SS-305) en USS Bonefish (SS-223)[34] vormde het schip dit maal "Wolfpack" genaamd "Pierce's Polecats". Wederom werd op deze missie opdracht gekregen mijnenvelden in kaart te brengen, dit keer bij Nishi Suido. Op 9 juni werd een schip aangevallen, zonder het te raken. Ook op 19 juni mislukte een aanval op een Japans schip. De patrouille verliep verder zonder enig succes en op 6 juli liep USS Tunny wederom in Pearl Harbor binnen.
Met het beëindigen van de Tweede Wereldoorlog werd de USS Tunny naar de States terug gezonden en werd het op 13 december 1945 uit de vaart genomen en geplaatst in de reservevloot bij de Mare Island Group, 19th Fleet. Vanwege de oplaaiende spanningen in en rond Korea, werd de USS Tunny op 28 november 1952 weer in dienst genomen. Het schip werd echter niet operationeel ingezet en in april 1952 alweer uit dienst genomen[35].
Op 6 maart 1953 werd de USS Tunny echter alweer in dienst gesteld, dit keer echter omgebouwd tot onderzeeboot voor geleide wapens als USS Tunny (SSG-282)[36]. Hiertoe werd de Tunny bewapend met een Regulus I nucleaire kruisraket, ondergebracht in een hangar en uitgerust met een lanceerinstallatie op het achterdek. De Tunny opereerde hier aanvankelijk vanuit Port Hueneme maar vertrok in 1957 naar Pearl Harbor. Het Regulus raketsysteem werd in mei 1965 uit gefaseerd en USS Tunny werd weer geclassificeerd als onderzeeboot USS Tunny (SS-282)[37].
In 1966[38] werd de Tunny verbouwd tot troepentransport onderzeeboot en hernoemd tot USS Tunny (APSS-282). Op haar achterdek werd nu de Regulus hangar omgebouwd voor het transport van kleine amfibische vaartuigen. Vanaf februari 1967 werd het schip in deze hoedanigheid ingezet voor amfibische operaties langs de Vietnamese kusten. Verouderd werd het schip op 1 januari 1968 geclassificeerd als USS Tunny (LPSS-282)[39].
Op 28 juni 1969[40] werd de USS Tunny uit dienst genomen en op 30 juni 1969[41] geschrapt uit het Naval Register. Op 19 juni 1970 werd het casco als doelschip tot zinken gebracht door USS Volador (SS-490)[42].
Voor haar inzet ontving de USS Tunny 2 maal de Presidential Unit Citation, de Meritorious Unit Commendation, de Asiatic Pacific Campaign ribbon met negen operatiesterren, de WW2 Victory ribbon, de National Defence Service ribbon met één ster, de Vietnam Service ribbon met vijf sterren en de Republic of Vietnam Campaign ribbon[43]. De bemanningsleden die dienden op USS Tunny (SSG-282) kregen toestemming tot het dragen van de SSBN Deterrent Patrol Insignia.
Naam: | USS Tunny (SS-282) |
|
Callsign/Registratie: |
NCDI / SS-282 |
|
Bouwer: |
Mare Island Navy Yard, Vallejo |
|
Bouwnummer: |
Geen |
|
Type/Klasse: |
Onderzeeboot / Gato-klasse |
|
Waterverplaatsing: |
1.525 lt (1.549 t) standaard
boven water[44] 2.424 lt (2.463 t)[45] onderwater |
|
Lengte: |
95,02 meter[46] |
|
Breedte: |
8,31 meter[47] |
|
Diepgang: |
5,18 meter (boven water)[48] |
|
Aandrijving |
4x Fairbanks-Morse Diesel motoren 2x 126-cell Lead-acid accu's 4x helectrische motoren 2 schachten |
|
Snelheid: |
21 knopen (39 km/h) boven water[49] 9 knopen (17 km/h) onder water[50] |
|
Bereik: |
20.000 km (bij 10 knopen)[51] |
|
Duikdiepte: |
91 meter[52] |
|
Bewapening: |
10x 533 mm) torpedolanceerbuizen 6 voor, 4 achter 24 torpedo's 1x 127 mm) / 25 caliber dekkanon 1x Bofors 40 mm 1x Oerlikon 20 mm Regulus raket onderzeeboot 1953-65: 1x Regulus raket hangar lanceerinrichting 2x Regulus I raketten 10x 533 mm torpedolanceerbuizen 24 torpedo's |
|
Bemanning |
60[53] |
Elton Watters
Grenfell |
Lieutenant Commander (Luitenant
ter zee der 1ste klasse) |
1 september 1942 |
14 december 1942 |
John Addison Scott |
Lieutenant Commander (Luitenant
ter zee der 1ste klasse) |
14 december 1942 |
10 juli 1944 |
George Ellis Pierce |
temporary Commander (Kapitein
Luitenant ter Zee) |
10 juli 1944 |
6 juli 1945 |
James Burler Osborn |
Lieutenant Commander (Luitenant
ter zee der 1ste klasse) |
6 maart 1953 |
1955 |
Walter Eugene Dedrick |
Lieutenant Commander (Luitenant
ter zee der 1ste klasse) |
1955 |
1957 |
Marvin Smith Blair |
Lieutenant Commander (Luitenant
ter zee der 1ste klasse) |
1957 |
juli 1959 |
Morris Anthony Christensen |
Lieutenant Commander (Luitenant
ter zee der 1ste klasse) |
juli 1959 |
1961 |
Douglas Stahl |
Lieutenant Commander (Luitenant
ter zee der 1ste klasse) |
1961 |
1963 |
Byron Crabbe Ruble |
Lieutenant Commander (Luitenant
ter zee der 1ste klasse) |
1963 |
1964 |
Robert Donald Melim |
Lieutenant Commander (Luitenant
ter zee der 1ste klasse) |
1964 |
1966 |
William Carbine Green |
Commander (Kapitein Luitenant
ter Zee) |
1966 |
1968 |
John Francis Tate |
Commander (Kapitein Luitenant
ter Zee) |
1968 |
1969 |
Naam: |
Gevolg: |
Land: |
Datum: |
Patrouille: |
Vrachtschip Kusayama Maru (5.000
BRT)[54] |
Gezonken |
Japan |
8 februari 1943 |
1e |
Vrachtschip Suwa Maru (10.672
BRT)[55] |
Beschadigd, later gestrand |
Japan |
27 maart 1943 |
2e |
Vrachtschip Toyo Maru No 2[56] |
Gezonken |
Japan |
2 april 1943 |
2e |
Troepentransportschip Kosei Maru
(8.000 BRT)[57] |
Gezonken |
Japan |
4 april 1943 |
2e |
Onderzeeboot I-42[58] |
Gezonken |
Japan |
23 maart 1944 |
5e |
Vrachtschip Nichiwa Maru (4.900
BRT)[59] |
Gezonken |
Japan |
17 mei 1944 |
6e |
een Logger (200 BRT)[60] |
Gezonken |
Japan |
1 april 1945 |
8e |