De Tustin Blimp Hangaars zijn twee reusachtige, houten zeppelinhangaars in Orange County, Zuid-Californië. De hangaars werden gebouwd in opdracht van de US Navy als centrale gebouwen van het Marine Corps Air Station in Tustin. Tustin is één van de steden die gezamenlijk het bestuursorgaan Orange County vormen. Het Tustin Air Station werd gebouwd in 1942 en speelde vijftig jaarlang een cruciale rol in de Amerikaanse marineluchtvaart, eerst als LTA-luchtschipbasis (LTA staat voor lighter-than-air), daarna als helikopterfaciliteit en meest recentelijk als Marine Corps luchtmachtbasis in de Pacific regio.
Volgens de American Society of Civil Engineers, die de hangaars tot Historic Civil Engineering Landmark van de twintigste eeuw uitriep, zijn de Tustin Blimp Hangaars twee van de grootste houten constructies die ooit gebouwd werden, met de grootste overdekte vloeroppervlakken, zonder obstructies, ter wereld. De twee gebouwen meten elk dan ook 327 bij 89 bij 59 meter en zijn in alle opzichten bepalende landschapobjecten.
Na de Koude Oorlog werden vele militaire faciliteiten in de Verenigde Staten overbodig. De meest verouderde bases werden al in 1989 gesloten. In 1991 werd Marine Corps Air Station Tustin, inclusief de twee enorme hangaars, geselecteerd om binnen afzienbare tijd gesloten te worden, wat acht jaar later daadwerkelijk gebeurde. Sinds die tijd vormen de enorme houten constructies een onderwerp van discussie tussen de stad Tustin, de eigenaar van de grond waarop de basis zich bevindt, het Department of the Navy, de eigenaar van de hangaars, het bestuur van Orange County, de State Historic Preservation Office en de Advisory on Historic Preservation. De laatste twee instellingen willen de hangaars behouden, de marine wil er vanaf, maar de stad Tustin, die dan zou opdraaien voor het onderhoud, ziet de overname van de historische hangaars niet zitten. Het stadsbestuur is bang dat er geen rendabel doel voor de enorme houten gebouwen gevonden kan worden.
Intussen pleegt de marine al jarenlang geen onderhoud meer aan de zeppelinhangaars en zijn de meeste bijgebouwen gesloopt. Een groot deel van de oorspronkelijke basis is al bebouwd en de kans dat de hangaars onderdeel kunnen gaan uitmaken van een groter geheel, bijvoorbeeld een luchtvaartmuseum of een themapark, wordt met het jaar kleiner. Als gevolg van een gebrek aan onderhoud stortte in 2013 een gedeelte van het dak van de noordelijk gelegen hangaar in. Hierdoor laaide het, inmiddels tot een impasse gekomen, twistgesprek weer op waarbij de voorstanders van sloop een argument rijker waren. Heden ten dagen is de toekomst van de Tustin Blimp Hangaars nog steeds onzeker. De historische gebouwen genieten zoals gezegd bescherming als National Civil Engineering Landmark, maar die status is in de Verenigde Staten minder belangrijk dan de dollars die ze in de toekomst gaan kosten of eventueel zouden kunnen opleveren.
Orange County, Zuid-Californië is een levendige verzameling van 34 steden en stadjes zo`n vijftig kilometer ten zuiden van Los Angeles. Er wonen tegenwoordig ruim driemiljoen mensen en het district is een internationaal erkend centrum van handel, industrie en moderne technologie. In 1942 echter, ten tijde van de Tweede Wereldoorlog, was Orange County een geheel andere plek. Met slechts 130.000 inwoners was het een dunbevolkt en rustiek gebied bezaaid met sinaasappelboomgaarden, limaboonakkers en suikerbietvelden. Toch was de spaarzame bevolking in de ban van de oorlog, die met de Japanse aanval op Pearl Harbor, op 7 december 1941, ook voor de Verenigde Staten uitgebroken was.
Het Ministerie van Oorlog koos ruim zes vierkante kilometer landbouwgrond uit in centraal Orange County met als doel het aanleggen van één van de bases voor bemande minizeppelins, blimps genaamd, die aan beide kusten van de Verenigde Staten moesten verrijzen. De zeppelinvliegvelden zouden een aantal LTA-squadrons moeten faciliteren die langs de kusten konden patrouilleren met de bemande blimps.
Het uitgekozen gebied in Orange County, dat gebruikt werd voor de teelt van limabonen, werd aan de ene zijde begrensd door de City of Santa Ana en aan de andere zijde door de City of Tustin. De LTA-faciliteit werd in 1942 geopend als de Santa Ana Lighter-than-Air Base en zou later omgedoopt worden tot Marine Corps Air Station (MCAS) Tustin.
Maar voor het zover was, waren de Verenigde Staten in januari 1942 in de hoogste staat van paraatheid gebracht door de verwachte Japanse aanvallen vanuit zee of vanuit de lucht op de westkust en door de Duitse marine op de oostkust. In Zuid-Californië lieten zowel de US Navy als het Army Air Corps een welgevallig oogje vallen op het landbouwgebied in Orange County als toekomstige locatie voor luchtoefeningen en de daarbij behorende faciliteiten. Het Ministerie van Oorlog was vooral geïnteresseerd in twee grote landbouwgebieden die bij het grote grondgebied van de Irvine Ranch behoorden. Eén van die gebieden lag tussen Santa Ana en Tustin, het andere bij Canyon del Torro.
Het stadje Tustin, met 900 inwoners, was door Columbus Tustin gesticht en tot stad uitgeroepen in 1927. De stichter had hiervoor ruim vijf vierkante kilometers grond aangekocht van de Rancho Santiago de Santa Ana, één van de oorspronkelijke Spaanse haciënda’s die teruggingen tot 1868. Tustin kreeg al snel de bijnaam ‘City of Trees’ omdat alle nieuw aangelegde wegen werden omzoomd met bomen. Verder was de economie van de nieuwe stad gebaseerd op het fruit die duizenden walnoot-, avocado-, citroen- en sinaasappelbomen jaarlijks opleverden. De meeste gebieden van de Santa Ana Ranch waren later in handen gekomen van grootgrondbezitter James Irvine II.
Eind jaren `20 had de US Navy al eens onderhandeld met James Irvine over de verkoop van grond bij Tustin voor de aanleg van een vliegveld. Irvine was toen niet op het aanbod ingegaan omdat de grond, door de hoge grondwaterstand, uitermate geschikt was voor tuinbouw. Onder oorlogsomstandigheden had Irvine echter weinig in te brengen en de Amerikaanse marine begon op 1 april 1942 al met de aanleg van de basis terwijl de onderhandelingen met Irvine nog in volle gang waren. Uiteindelijk kreeg de grootgrondbezitter 100.000 dollar voor de grond bij Tustin en de grotere site bij Canyon del Torro, waar een vliegveld voor gevechtsvliegtuigen aangelegd zou worden.
In de maanden nadat de Verenigde Staten betrokken raakten in de Tweede Wereldoorlog, was het duidelijk dat de Amerikanen die aan de kust woonden alle redenen hadden om bang te zijn. Duitse onderzeeërs waren actief aan de Atlantische kust en in de Caraïben en brachten aldaar, alleen al in 1942, 454 geallieerde schepen tot zinken. Bovendien had een U-boot een olieraffinaderij op Aruba, die voor de geallieerden van cruciaal belang was, onder vuur genomen. Aan de westkust namen Japanse onderzeeboten olieopslagplaatsen bij Santa Barbara, Californië en op twee locaties in de staat Oregon onder vuur. Bovendien bracht een Japanse onderzeeër aan deze kust een Amerikaanse tanker tot zinken. Ook de angst voor luchtaanvallen werd heviger. In de kuststaten werden daarom overal luchtafweerstations gebouwd en bemand.
Voor de US Navy werd de verdediging van de kustlijnen een topprioriteit. Hiervoor hadden zij luchtschepen nodig die een grote actieradius hadden om lange verkenningsvluchten te kunnen uitvoeren, die bewapend konden worden met machinegeweren en dieptebommen en die goedkoop en snel geproduceerd konden worden. De Amerikaanse marine koos voor een zich al tijdens de Eerste Wereldoorlog bewezen techniek: de K-class blimp. Dit was een kleine zeppelin van zo`n 75 meter lang, doorontwikkeld tussen de twee wereldoorlogen door Goodyear, die de luchtschepen nog steeds bouwde in de staat Ohio. De kosten bedroegen 300.000 dollar per blimp. De met helium gevulde K-klasse blimps hadden een actieradius van 2.000 mijl, een maximale snelheid van 76 mijl, een bemanning van acht koppen en ze konden uitgerust worden met de gewenste bewapening, een radiokamer en navigatiemiddelen. Voor de grondoperaties waren alleen meermasten en eventueel hangaars nodig. Verder konden blimps brandstof, voorraden en personeel aan boord nemen vanaf varende schepen en bijna onzichtbaar en onhoorbaar onder het wolkendek varen.
Het Ministerie van Oorlog besloot een aantal LTA- of blimp-squadrons op te richten en te stationeren in de kuststaten. Tot dan toe was er nog maar één enkele LTA-faciliteit in de Verenigde Staten en dat was Naval Air Station Lakehurst in New Jersey, waar in 1937 de Duitse zeppelin Hindenburg (LZ 129) was verongelukt. In navolging van Lakehurst kwamen er Naval Air Stations in Massachusetts, North Carolina, Georgia, Florida, Louisiana, Oregon en Californië.
De aanleg van Naval Air Station Santa Ana begon op 1 april 1942 en duurde slechts zes maanden. De basis werd in dienst gesteld op 1 oktober van datzelfde jaar en de eerste blimp steeg op 19 oktober 1942 al op. Dit was nog een oudere en kleinere zeppelin van de L-klasse, maar eind 1942 opereerden er twaalf K-klasse blimps vanuit Tustin die gezamenlijk Airship Patrol Squadron ZP-31 vormden. Voordat de hangaars in gebruik genomen konden worden, bestonden de grondfaciliteiten in Tustin alleen uit meermasten en betonnen cirkels, mats genaamd, waar de zeppelins aan de grond gezet konden worden door helium te laten ontsnappen.
Om de twaalf blimps in Tustin veilig te kunnen stallen en onderhoud te kunnen geven, waren twee hangaars nodig. Deze zouden groot genoeg moeten zijn om elk zes K-klasse luchtschepen te herbergen, maar konden niet van staal gemaakt worden. Alle beschikbaar staal werd gebruikt voor de bouw van schepen, tanks, vrachtwagens en wapens. Ook beton zou niet geschikt zijn omdat de constructie te zwaar zou worden en zou bezwijken onder zijn eigen gewicht. De enig overgebleven optie was hout. De bouw werd toevertrouwd aan de ontwerper-engineer Arsham Amirikian. Deze Principal Engineer van Armeense afkomst werkte voor het Navy Bureau of Yards and Docks en had een reputatie opgebouwd als bouwer van innovatieve constructies zoals bruggen, drijvende dokken, havens en scheepshellingen. Zijn ontwerp zou voor alle zeventien houten LTA-hangaars, die gebouwd werden in de reeds genoemde staten, gaan gelden en werd door hem ‘Navy Developed All-Timber Blimp Hangar’ genoemd.
In maart 1942 contracteerde het Navy Bureau of Yards and Docks de aannemer James I. Barnes Construction Company om de twee blimp hangaars en de benodigde bijgebouwen in Tustin te bouwen. Het bedrijf was gevestigd in Logansport, Indiana, maar had kantoren in Santa Monica bij Los Angeles. De bouw van Hangar 1, ook Building 28 of de noordelijke hangaar genoemd, begon in oktober 1942 en was voltooid in juli 1943. De bouw van Hangar 2, Building 29 of de zuidelijke hangaar, begon in december 1942 en duurde tot september 1943. Barnes Construction had een aantal grote uitdagingen voor de boeg, want de bouw van de enorme houten hangaars zou plaats moeten vinden in een gebied dat berucht was om de Santa Ana Wind, een krachtige, mistralachtige wind die vanuit land opsteekt als de temperatuur aan de kust lager wordt. Verder was het grondwaterpeil heel hoog wat het gebied zo geschikt had gemaakt voor land- en tuinbouw. Om dit laatst genoemde probleem op te lossen stortte de Barnes firma 1.600 betonnen pilaren, twintig meter in de grond, waar de fundering op gebouwd werd.
Op de betonnen fundering werden vervolgens 51 houten spanten geplaatst die gemaakt waren van Oregon Douglas Fir, een sparrensoort die veel voorkomt in Noord-Californië, Oregon en Washington State. Het hout werd geïmpregneerd met metaalzouten en chemicaliën om het brandvertragend te maken. Het hout voor de spanten werd op maat en zoveel mogelijk geprefabriceerd aangeleverd vanuit Portland, Oregon omdat de constructies klaar moesten zijn voordat het materiaal volledig gedroogd was. Als het hout te droog was zou het barsten, als het te nat was zou het nog teveel nawerken. De spanten werden aan elkaar bevestigd vanaf een gigantische rollende steiger, die speciaal voor dit doel ontwikkeld en gebouwd was. Afhankelijk van de wind kon de steiger, die op treinwielen en rails stond, binnen een tiental minuten van het ene naar het andere spant gerold worden.
Het vatvormige dak van de blimp hangaars werd gedicht met planken van dezelfde houtsoort. De zes deuren, die per hangaar aan zowel de voor- als achterkant gepland waren, werden gevormd rond een stalen constructie en dichtgemaakt met hout. Ze hingen aan de bovenzijde aan een betonnen poort en aan de onderzijde stonden ze op treinwielen in een rails. Ze werden open- en dichtgereden met behulp van een elektromotor en kabels.
De bouwvakkers werkten in diensten van negen uur, zeven dagen per week van zonsopgang tot zonsondergang. Per dag konden ze tot drie spanten takelen en bevestigen. Dit ongelofelijk hoge tempo kon alleen in oorlogstijd aangehouden worden doordat vele (veiligheids-) procedures in heel korte tijd goedgekeurd werden of simpelweg opzij geschoven werden. De twee hangaars en de bijbehorende gebouwen, zoals barakken, kantines, officiershuizen, brandweerkazerne, recreatiegebouw, radiotoren, heliumopslagplaatsen, magazijnen, mats en meermasten, werden in iets meer dan zes maanden gerealiseerd. In die tijd kampte de aannemer zelfs nog met twee grote tegenslagen. Op 23 januari 1943 stortte een groot deel van het houten frame van Building 29 in als gevolg van een zware onweersbui. De schade bedroeg 64.000 dollar, die door de marine betaald werd. Op 12 februari van datzelfde jaar duwde een milde Santa Ana Wind een losstaande rollende steiger tegen een deel van een houten frame waardoor het gedeeltelijk instortte. Ditmaal was de schade, die ruim 120.000 dollar bedroeg, voor de aannemer omdat de steiger vastgezet had moeten zijn. In november 1942 was al een P-38 Lightning jachtvliegtuig neergestort in het pas gestorte beton van één van de hangaar fundamenten, maar alhoewel de piloot de crash niet overleefde, was er geen schade van betekenis.
Airship Patrol Squadron ZP-31, oftewel Zeppelin Patrol 31, opereerde vanaf 19 oktober 1942 vanaf Naval Air Station Santa Ana. In het begin nog met een L-klasse blimp op leenbasis van Moffet Field in Noord-Californië. Tegen het einde van 1942 waren er twaalf K-klasse blimps operationeel vanuit de basis in Tustin. Totdat de hangaars opgeleverd werden, opereerden de luchtschepen vanaf betonnen platformen en meermasten. De marinebasis in Tustin ondersteunde, samen met Moffet Field, tevens hulpdetachementen die actief waren vanuit Lompoc in Noord-Californië, Del Mar in het zuiden van de Golden State en Ensenada in Mexico. 24 uur per dag werden er luchtpatrouilles uitgevoerd langs de Amerikaanse westkust vanuit Tustin, Moffet Field en Tillamook, Oregon.
De totale luchtschepenvloot van de Verenigde Staten, die bestond uit zo`n 72 blimps, presteerde veel beter dan het Ministerie van Oorlog en de US Navy verwacht hadden, vooral betreffende betrouwbaarheid en effectiviteit. Buiten het feit dat er tijdens de Tweede Wereldoorlog in 87 procent van de tijd zeppelins in de lucht waren, voerden zij gezamenlijk ruim 89.000 escortemissies uit boven schepen die afgeladen waren met troepen, wapens en oorlogsvoorraden. In al die tijd gingen er slechts twee blimps verloren.
Airship L-8, een oudere L-klasse blimp, was in de nacht van 16 op 17 augustus 1942 op patrouille boven de Pacific Coast bij San Francisco. Om 07:30 uur rapporteerde de tweekoppige bemanning per radio dat zij een verdacht oliespoor hadden gezien en dat zij op onderzoek uitgingen. Dat was het laatste wat er ooit van de blimpbemanning vernomen werd. Enkele uren later meldde een kustpatrouille aan Moffet Field dat zij gezien hadden dat een blimp naar beneden gekomen was bij een golfterrein, dat het luchtschip weer omhoog gestuiterd was en dat het neergekomen was in Daly City, zonder bemanningsleden aan boord. Het incident is tot op heden nog niet verklaard.
In de nacht van 18 op 19 juli 1943 was Airship K-74, een moderne K-klasse blimp, op patrouille in de Straits of Florida, de zee tussen Florida en Cuba. De blimp was opgestegen vanaf NAS Richmond in Florida en spotte de Duitse U-134 op de radar. Even later had de bemanning van het luchtschip visueel contact met de aan de oppervlakte varende U-boot. De Amerikanen probeerden de onderzeeboot te bombarderen, maar de dieptebommen kwamen niet los uit de rekken. Daarna volgde een schotenwisseling tussen de .50 mitrailleurs van de zeppelin en het 20mm dekkanon van de onderzeeër. De blimp werd hierbij meerdere malen geraakt en landde in zee waar het luchtschip nog urenlang bleef drijven. Zeven van de acht bemanningsleden werden later opgepikt door de onderzeebootjager USS SC-657.
Ironisch genoeg werd het Lighter-than-Air programma van de US Navy zo effectief, dat het een slachtoffer werd van haar eigen succes. In de loop van 1944, twee jaar nadat de Tustin Blimp Hangaars operationeel waren, werd de noodzaak om met luchtschepen boven de kustlijnen van de Verenigde Staten te patrouilleren, steeds sneller overbodig. In de loop van 1943 werden er nog slechts 65 schepen voor de Amerikaanse kusten tot zinken gebracht en in 1944 was dit aantal gedaald tot slechts acht. Toch was Naval Air Station Santa Ana nog tot 1949 actief. In dat jaar werd de marineluchtvaartbasis buiten dienst gesteld.
Als gevolg van de Koreaoorlog werd de basis in Tustin weer in dienst gesteld als Marine Corps Air Facility (MCAF), Santa Ana. De basis werd het eerste militaire vliegveld in de US dat alleen helikopters faciliteerde. De houten hangaars deden dienst als helikopterwerkplaatsen en -bergplaatsen met een enorme capaciteit. Na de Koreaoorlog groeide de marinebasis in Tustin al snel uit tot de grootste Marine Corps luchtvaartfaciliteit in de Pacific regio.
Vanaf de vroege jaren `60 werden helikopters steeds belangrijker voor de Amerikaanse mariniers. Dit werd bevestigd door Army General Maxwell Taylor, die President John F. Kennedy in 1961 adviseerde om drie helikopter squadrons naar Vietnam te sturen om de mobiliteit van de Zuid-Vietnamese troepen te verbeteren. Binnen een maand waren er vijftien HU-1 ‘Huey’ gunships actief in Vietnam. De oorlog in Vietnam zou in de jaren `60 uitgroeien tot een ware helikopteroorlog. Gedurende de veertien jaar dat de Amerikanen actief waren in de Vietnamoorlog gingen er niet minder dan 4.857 helikopters verloren van de vele tienduizenden die er ingezet werden.
Op MCAS Santa Ana waren gedurende die periode meerdere helikoptersquadrons gestationeerd. Verder was de basis het belangrijkste helikoptervliegveld in de Pacific regio voor training van helikopterpiloten en -schutters en onderhoud van de vliegmachines zelf. In de jaren `80 groeide de helikopterbasis in Tustin zelfs uit tot de belangrijkste trainingsfaciliteit van het Amerikaanse marinierskorps. De enorme houten constructies in Tustin deden al die tijd dienst als hangaars. De laatste oorlog die de basis in Tustin ondersteunde was de Golfoorlog in 1991. Gedurende Operations Desert Shield en Desert Storm werden CH-53E Super Stallion en CH-53A Sea Knight transporthelikopters vanuit Tustin naar Saudi Arabië getransporteerd. Op 3 juli 1999 werd de basis definitief gesloten als gevolg van de Base Realignment and Closure Act (BRAC) uit 1989.
Eenentwintig jaar nadat Marine Corps Air Station Tustin gesloten werd, staan de Tustin Blimp Hangaars nog steeds fier overeind in het verstedelijkte Zuid-Californische landschap. De enorme militaire basis is sinds die tijd behoorlijk in ontwikkeling in het kader van de Tustin Legacy. Dit is een meerjarig plan van de stad Tustin en Orange County om de grond te bestemmen voor zowel huizenbouw, de bouw van bedrijven, winkelcentra, een stadspark en openbare doelen. In 2007 werd The District geopend aan de uiterste zuidwest zijde van de basis. Dit is een winkel- en horecacentrum vlakbij de zuidelijk gelegen hangaar. Aan de noordzijde verschenen een woonwijk, Columbus Square geheten, een vestiging van de Orange County Sheriff en een militaire opleidingsschool. Aan de Barranca Parkway, een brede straat die de westelijke zijde van de Tustin Legacy omzoomt, verscheen recent een kantorencomplex met de naam The Flight.
Rond de noordelijke hangaar is een park gepland terwijl de grond rond de zuidelijke hangaar nog niet definitief bestemd is. Helaas is de noordelijke hangaar in de slechtste bouwkundige staat en deze constructie heeft zelfs al een gat in het dak. Door deze ongelukkige planning zijn beide historische titanen in gevaar. Mochten de Tustin Blimp Hangaars verdwijnen, dan zijn de houten Blimp Hangars in Lakehurst, New Jersey, twee stuks, Moffet Field, Noord-Californië, ook twee exemplaren en de hangaar in Tillamook, Oregon de enige vijf overgebleven houten zeppelinhangaars uit de Tweede Wereldoorlog. De Tustin Legacy zou met het verdwijnen van de twee iconische gebouwen, opgaan in de steeds groter wordende, anonieme, betonnen massa, die de bebouwde en verstedelijkte kuststrook van het zuiden van Californië vormt.