Het lichte vliegkampschip Ryujo werd begin jaren 1930 gebouwd en in gebruik genomen. Het schip was speciaal ontworpen en gebouwd als vliegdekschip binnen de criteria die door het vlootverdrag van Washington in 1922 waren opgesteld. Het schip werd ingezet tijden de Tweede Chinees-Japanse Oorlog en tijdens de Tweede Wereldoorlog. De Ryujo nam deel aan de strijd om Maleisië, de Filippijnen, Nederlands-Indië en de operatie in de Indische Oceaan. Vervolgens nam het schip deel aan de strijd rond de Aleoeten. Tijdens de slag om de Oostelijke Solomon Eilanden in augustus 1942 werd het schip door vliegtuigen van Amerikaanse vliegdekschepen tot zinken gebracht.
Gebouwd
door: |
Kiel
gelegd: |
Te
waterlating: |
Aflevering: |
Einde: |
Mitsubishi,
Yokohama Marinewerf, Yokosuka |
26 november
1929 |
2 april 1931 |
9 mei 1933 |
24 augustus
1942 (gezonken) |
Bouwnummer :
? |
||||
Indeling: |
Datum
in: |
Datum
uit: |
Gegevens: |
|
9 mei 1933 |
Dai-Nippon
Teikoku Kaigun (Japanse Keizerlijke Marine) |
|||
15 november 1934 |
november 1937 |
Dai Ichi Koku
sentai (1e Vliegdekschip Divisie) |
||
18 december 1937 |
december 1939 |
Dai Ni Koku
sentai (2e Vliegdekschip Divisie) |
||
15 november 1940 |
april 1941 |
Dai San Koku
Sentai (3e Vliegdekschip Divisie) |
||
10 april 1941 |
13 juli 1942 |
Dai Yon Koku
Sentai (4e Vliegdekschip Divisie) |
||
14 juli 1942 |
7 augustus 1942 |
Dai Ni Koku
sentai (2e Vliegdekschip Divisie) |
||
8 augustus 1942 |
24 augustus 1942 |
Dai Ichi Koku sentai (1e Vliegdekschip Divisie) |
De kiel voor het Japanse Lichte-vliegdekschip Ryujo, wat zoveel betekend als 'Steigerende Draak", werd op 26 november 1929 gelegd aan de scheepswerf van Mitsubishi te Yokohama. Op 2 april 1931 werd het schip te water gelaten, waarna het op 25 april naar de werf van het Yokosuka kaigun kosho (Yokosuka Marine Arsenaal) werd gesleept voor verdere inrichting. Op 9 mei 1933 werd het schip afgeleverd en in dient gesteld.[1]
De Ryujo had een lengte van 179,90 meter met een breedte van 20,32 meter. Met een waterverplaatsing van 8.000 ton standaard en 10.150 ton maximaal, werd een diepgang bereikt van maximaal 5,56 meter. Aangezien het schip werd gebouwd met inachtneming van de op dat moment geldende regels van Internationale Vlootverdragen, bouwde men de romp zonder enige bepantsering. Slechts rond de machinekamers en de magazijnen was enige lichte bepantsering aangebracht. Het hangardek kreeg maar één hangar bij ontwerp maar al tijdens de bouw werd een tweede hangar ingebouwd vanwege de wens van de Japanse marine meer vliegtuigen te kunnen meevoeren. Hierdoor werd de bovenbouw boven op de romp verhoogd wat resulteerde in een verminderde stabiliteit. Dit probeerde men te compenseren door het toepassen van stabilisatoren. Voor de aandrijving was gebruik gemaakt van twee geschakelde stoomturbines met een totaal van 65.000 shp, elk een propellerschacht aandrijvend. De stoom voor deze turbines werd geleverd door zes Kampon boilers. Hiermee kon een snelheid worden gegenereerd van 29,5 knopen (54,6 km/u). Met een volledige brandstofvoorraad van 2.530 ton kon bij een kruissnelheid van 14 knopen (26 km/u) een afstand van 19.000 km worden afgelegd. De brug was onder het vliegdek aan de voorzijde van het schip aangebracht en hiervoor was een 23,5 meter lange onbebouwde boeg. Het vliegdek was 156,50 meter lang en 23 meter breed en aan de achterzijde bevonden zich zes opvangkabels voor landende vliegtuigen. De beide boven elkaar liggende hangars waren 102,40 meter lang en 18,90 meter breed, waardoor 48 vliegtuigen konden worden meegevoerd. Twee liften konden gebruikt worden om vliegtuigen tussen de hangars te verplaatsen en van en naar het vliegdek. De achterste hangar was uiteindelijk voor modernere vliegtuigen te klein, waardoor effectief tijdens de strijd alleen de voorste lift gebruikt kon worden.[2][3]
De 600 manschappen hadden naast de vliegtuigen de beschikking over 6x2 12,7 cm Type 89 luchtafweergeschut dat ook tegen oppervlakte doelen kon worden gebruikt. Dit was aangevuld met 24x1 Type 93 13,2 mm machinegeweren. Gedurende de proefvaart en opleidingsperiode van de bemanning, waren op het schip twaalf Mitsubishi B1M2 Type 12 torpedobommenwerpers en drie Nakajima A1N1 Type 3 jachtvliegtuigen gestationeerd.[4][5]
Nadat bij het Tomozuru incident op 12 maart 1934 een Japanse torpedoboot in zwaar weer kapseisde, werd door de Japanse marine de stabiliteit van de diverse schepen opnieuw onder de loep genomen. De Ryujo werd gelijk in het droogdok van het Kure Kaigun Kosho (Kure Marine Arsenaal) binnen gebracht, waar het verbleef van 26 mei tot 20 augustus 1934. Hierbij kreeg het schip een versterkte kiel, aanvullende ballast en anti-torpedo uitstulpingen in een poging de stabiliteit te verbeteren. Tegelijk werden de schoorstenen hoger naar de romp gebracht en kregen een kromming naar beneden teneinde te voorkomen dat de rook het vliegdek kon vertroebelen. Vanaf november 1934 werd het schip aangewezen als vlaggenschip voor de Dai Ichi Koku sentai (Japanse 1e Vliegdekschip Divisie). De maand daarna werd de Ryujo ingezet bij de evaluatie van duikbommenwerper tactieken en was het schip uitgerust met zes Nakajima E4N2-C Type 90 verkenningsvliegtuigen, zes Yokosuka B3Y1 Type 92 torpedobommenwerpers en twaalf Nakajima A2N1 Type 90 jachtvliegtuigen. In september 1935 werd het schip ingezet bij vlootoefeningen met de Dai-Yon Kantai (Japanse Vierde Vloot). Op 25 september 1935 kwam het schip in een tyfoon terecht tijdens militaire manoeuvres. De brug, het vliegtuigdek en delen van de bovenbouw raakten beschadigd en de hangars liepen onder water tijden dit gebeuren wat bekend staat als het 'Vierde Vlootincident'. Na de tyfoon ging het schip in vanaf 11 oktober 1935 reparatie waarbij het voorschip met één dek verhoogd werd en de boeg nieuw werd vormgegeven. De breedte nam hierdoor toe tot 20,78 meter en de diepgang tot 7.08 meter. De waterverplaatsing nam toe tot 10.400 ton. Het vliegtuigdek werd afgerond voor een betere stroomlijning, waardoor het vliegdek 2 meter korter werd. De reparaties duurden tot 31 mei 1936. Gedurende deze periode werden twee van de 12,7 cm luchtafweerbatterijen vervangen door 2x2 stuks, in licentie gebouwde 25 mm Hotchkiss Type 96 luchtafweergeschut. Tegelijkertijd nam de bemanning toe tot 924.[6][7]
In 1936 werd de Ryujo ingezet voor het testen van de Aichi D1A duikbommenwerper. Gedurende deze periode had het schip zestien van deze toestellen aan boord en daarnaast 32 Nakajima A4N1 Type 95 jachtvliegtuigen. Vanaf september dat jaar werd de Ryujo weer als vlaggenschip voor de Dai Ichi Koku sentai (Japanse 1e Vliegdekschip Divisie) ingezet met aan boord Yokosuka B3Y1 Type 92 torpedobommenwerpers, Aichi D1A1 duikbommenwerpers en Nakajima A2N1 Type 90 jachtvliegtuigen. Met de divisie werd het schip in augustus 1937 gestationeerd in Shanghai voor de ondersteuning van landoperaties in China. Het schip beschikte op dat moment over zestien Nakajima A4N1 jachtvliegtuigen en vijftien Aichi D1A1 duikbommenwerpers die rond Shanghai werden ingezet ter ondersteuning van troepen aan land. Na een korte bevoorrading in Sasebo in september, trok het schip en de divisie eind september naar de Zuid-Chinese kust voor ondersteuning van grondoperaties bij Kanton. In oktober opereerde het schip weer in de omgeving van Shanghai en werd ook rond Nanking ingezet. In november keerde de Ryujo terug naar Japans en werd het ingedeeld bij de Dai Ni Koku sentai (Japanse Tweede Vliegdekschip Divisie).
Begin 1938 werden de Nakajima A4N1 jachtvliegtuigen vervangen door Mitsubishi A5M jachtvliegtuigen en opereerde het met de divisie met tussenpozen weer langs de Zuid-Chinese kust tot het schip in december 1939 binnen werd genomen voor herstel en onderhoud. Hierna werd het schip tot november 1940 ingezet voor trainingsdoeleinden, waarna de Ryujo werd aangesteld als vlaggenschip voor de Dai San Koku Sentai (Japanse Derde Vliegdekschip Divisie). Aan boord bevonden zich op dat moment achttien Nakajima B5N duikbommenwerpers en zestien Mitsubishi A5M4 jachtvliegtuigen. Rond april 1941 werd de Ryujo overgeplaatst en werd het schip vlaggenschip bij de Dai Yon Koku Sentai (Japanse Vierde Vliegdekschip Divisie). In april-mei 1942 kreeg het schip een uitgebreide onderhoudsbeurt waarbij de machinegeweren werden vervangen door 6x3 stuks 25 mm luchtafweergeschut.
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in de Pacific en het Verre Oosten in december 1941, werd het schip ingezet bij de invasie van de Filippijnen. Vervolgens werd in januari 1942 het operatiegebied verlegd naar Maleisië om in februari rond Singapore en Sumatra te opereren. Bij deze operaties werd door vliegtuigen van het schip de Nederlandse torpedobootjager Hr. Ms. Van Ghent (1934) vernield, die kort daarvoor door eigen bemanning aan de grond was gezet. Eind februari werd de Ryujo ingezet bij de invasie van Java en de maand erna bij Sumatra. De maand april werd de Ryujo ingezet met een smaldeel in de Baai van Bengalen teneinde de Geallieerde scheepvaart te verstoren. Op 23 april kwam het schip aan in Kure voor onderhoud.
Na onderhoud en bevoorrading trok de Ryujo met de Dai Yon Koku Sentai (Japanse Vierde Vliegdekschip Divisie) naar de Aleoeten ter ondersteuning van de Japanse invasie aldaar. Voor de operatie had Ryujo veertien Mitsubishi A6M2 jachtvliegtuigen en 20 Nakajima B5N torpedobommenwerpers aan boord. Op 1 juni vertrok de invasievloot uit Paramushiro. Bij de operatie boven de Aleoeten viel één Mitsubishi Zero na een noodlanding in handen van de Amerikanen waarmee veel over het toestel bekend werd. Na bevoorrading in Japan nam het schip deel aan een tweede operatie naar de Aleoeten en bleef in het gebied tot 7 juli. Op 13 juli kwam het schip weer aan in Kure voor bevoorrading en werd op 15 juli overgeheveld naar de Dai Ni Koku sentai (2e Vliegdekschip Divisie).[8]
Het schip bleef bij deze divisie tot de Amerikaanse opmars rond Guadalcanal begon. Op 8 augustus 1942 werd de Ryujo overgeplaatst naar de Dai Ichi Koku sentai (1e Vliegdekschip Divisie) en naar de Solomon Eilanden gezonden. Op 24 augustus om 01.45 uur werd de Ryujo met een konvooi naar Guadalcanal gezonden. Hier had het schip tot taak Amerikaanse vliegdekschepen aan te vallen of indien deze afwezig waren, het Amerikaanse vliegveld Henderson aan te vallen. Om 12.20 uur werden door de Ryujo twee luchtaanvallen uitgezonden richting Henderson Field. Om 12.40 uur werd het smaldeel met Ryujo opgemerkt door vliegtuigen van de USS Enterprise (CV-6) waarna een eerste mislukte aanval met bommen door twee Grumman TBF Avenger torpedobommenwerpers werd uitgevoerd. Enige tijd later werd het smaldeel met Ryujo aangevallen door Douglas SBD Dauntless bommenwerpers en Grumman TBF Avenger torpedobommenwerpers van de USS Saratoga (CV-3), waarbij drie 454 kg bommen en een torpedo de Ryujo troffen. Het vliegdekschip raakte in brand door de bommen en begon slagzij te maken door de torpedo inslag. Hoewel de branden werden geblust was de torpedoschade dusdanig dat het schip steeds verder slagzij maakte en om 14.30 uur volledig tot stilstand kwam. Om 15.15 uur werd de opdracht gegeven het schip te verlaten. Rond deze tijd werd het schip diverse malen gebombardeerd door Boeing B-17 bommenwerpers en om 17.55 sloeg de Ryujo om en zonk. Bij het verlies van de Ryujo kwamen 120 manschappen om het leven. Veertien van de vliegtuigen van de Ryujo werden gedwongen op zee noodlandingen te maken.[9][10][11]
Naam: | Ryujo |
Bouwer: |
Mitsubishi, Yokohama Marinewerf, Yokosuka |
Bouwnummer: |
? |
Type/Klasse: |
Vliegdekschip /
Ryujo-klasse |
Waterverplaatsing: |
8.000 t (7.900 lt)
(standaard) 10.150 t (9.990 lt) (maximaal beladen) |
Lengte: |
179,90 meter |
Breedte: |
20,32 meter |
Diepgang: |
5,65 meter |
Aandrijving: |
2x geschakelde
stoomturbines 12x Kampon boilers 65.000 shp (48.000 kW) 2 schachten |
Snelheid: |
29 knopen (54 km/u) |
Bereik: |
19.000 km bij 14 knopen
(26 km/u) |
Bewapening: |
6x2 127 mm geschut 12x2 13,2 mm machinegeweren 48 vliegtuigen |
Bemanning |
600 |
Dai-sa Goro Hara
(Kapitein-ter-zee) |
2 april 191 |
Dai-sa Toshio Matsunaga
(Kapitein-ter-zee) |
1 april 1931 |
Dai-sa Torao Kuwahara
(Kapitein-ter-zee) |
20 oktober 1933 |
Dai-sa Ichiro Ohno
(Kapitein-ter-zee) |
15 november 1934 |
Dai-sa Shunichi Kira
(Kapitein-ter-zee) |
31 oktober 1935 |
Dai-sa Katsuo Abe
(Kapitein-ter-zee) |
16 november 1936 |
Dai-sa Tsusaku Okada
(Kapitein-ter-zee) |
1 december 1937 |
Dai-sa Kanae Uesaka
(Kapitein-ter-zee) |
15 december 1938 |
Dai-sa
Kiischi Hasegawa (Kapitein-ter-zee) |
15 november 1939 |
Dai-sa Yue Sugimoto
(Kapitein-ter-zee) |
21 juni 1940 |
Dai-sa Yuio Kato
(Kapitein-ter-zee) |
25 april 1942 - 24
augustus 1942 |