Nadat op 1 november 1944, vroeg in de ochtend de landing bij Vlissingen had plaatsgevonden door No. 4 Commando op Uncle Beach bij de Oranjemolen in Vlissingen, ontstond een zware strijd om de havenstad met de aanwezige Duitse troepen. Toen de 155th Infantry Brigade van de 52nd (Lowland) Infantry Division de opmars had overgenomen werd, nadat Hotel Britannia was veroverd, Vlissingen bevrijd.
Nadat No. 4 Commando op 1 november 1944 in de vroege ochtend, succesvol een landing had uitgevoerd in de Slijkhaven, ook wel Ooster- of Dokhaven genoemd, lukte het hen de eerste dag een groot deel van de binnenstad van Vlissingen op de Duitse verdediging te veroveren. Op enkele kleine verzetshaarden na was het gehele gebied ten zuiden van de Coosje Buskenstraat, de scheepswerf van De Schelde en de Binnenhavens in handen van de commando's.[1]
Gedurende de dag hadden overige onderdelen van de 155th Infantry Brigade de meeste posities overgenomen en maakten zij zich op om vanaf 2 november de rest van Vlissingen op de Duitsers te veroveren. Hierbij stonden zij nog tegenover een bijna compleet Grenadier-Regiment 1019 dat zich had verschanst in en rond haar hoofdkwartier Hotel Britannia. Met een 20mm vierling geschut en diverse mitrailleuropstellingen op de Boulevard, aan het einde van de Coosje Buskenstraat beletten de Duitsers die eerste dag de Geallieerden de doorgang naar het gebied ten Noorden van de lijn Coosje Buskenstraat, scheepswerf De Schelde en de Binnen- en Buitenhaven.[2][3]
De bevrijding van de rest van Vlissingen zou in drie operaties worden volbracht. No. 4 Commando zou zich op 2 november concentreren op de Duitse versterking op de boulevard aan het eind van de Coosje Buskenstraat, door de Geallieerden aangeduid als 'Dover'. Het 5th Battalion, King's Own Scottish Borderers (5 KOSB) zou tegelijk uit de oude binnenstad naar het noorden uitbreken en de nieuwe stad, zoals het noordelijke gedeelte werd genoemd, doortrekken en afbuigen naar het oosten richting het Kanaal door Walcheren om deze op 4 november over te steken en zo de gebieden met codenamen 'Haymarket', 'Strand' en 'Piccadilly' veroveren in de richting van het spoorwegstation. Volgend op de acties van No. 4 Commando en 5 KOSB zou op 3 november door 7th/9th Battalion, Royal Scots een aanval worden uitgevoerd op Grand Hotel Britannia zoals Hotel Britannia formeel heette. Geheel onverwacht zou blijken dat dit het sterk verdedigde hoofdkwartier van Verteidigungsbereich Vlissingen was.[4]
Aan Duitse kant had Oberst Eugen Johannes Reinhardt de restanten van zijn Grenadier-Regiment 1019 geconcentreerd in en rond een bunkercomplex bij en onder Hotel Britannia. Verspreid in het noorden van het droge deel van Vlissingen bevonden zich diverse kleinere onderdelen van deze eenheid en ten oosten van het Kanaal door Walcheren, het havengebied van Vlissingen, bevond zich de 9. Batterie, Marine-Artillerie-Abteilung 202 waarvan de manschappen verspreid over diverse verdedigingswerken waren verdeeld met luchtafweergeschut, kustgeschut en mitrailleuropstellingen.[5]
De aanval op Dover werd door No. 4 Commando op 2 november om 07.00 uur ingezet. Vanuit de omgeving van Breskens werd artillerie ingezet om het gebied rond Dover te bombarderen. No. 5 Troop ving de opmars aan langs de Coosje Buskenstraat omhoog richting de boulevard. Het eerste veroverde gebouw, de bioscoop Alhambra werd gelijk ingezet als geschutsopstelling van waaruit men met PIAT's de Duitsers bestookten. Beide secties van No. 5 Troop rukten op van huis naar huis waarbij gebruik gemaakt werd van tuinen, daken en zelfs gaten in de muren werden geblazen om zich van huis naar huis te begeven.[6]
Rond het middaguur was het Duitse verzet op Dover nog steeds niet gebroken en trokken de Commando's zich iets terug om Hawker Typhoon jachtbommenwerpers de Duitse stellingen op en rond Dover te laten bestoken[7].
De Franse Commando's van No. 5 Troop bereikten uiteindelijk om 16.30 uur de boulevard en de bunker met daarnaast het Flak vierling geschut op Dover[8]. De commando's stonden op het punt de gepantserde deuren van de bunker met PIAT granaten open te blazen toen een witte vlag verscheen en drie Duitse officieren en 54 manschappen zich overgaven.
Het 5th Battalion, King's Own Scottish Borderers, onder bevel van Lieutenant-Colonel William F.R. Turner, was op 1 november om 17.00 uur aangekomen in Vlissingen en had zich gevestigd nabij het Arsenaal. Diezelfde avond om 20.00 uur ontving A Battalion, O Group de marsorders voor de volgende dag. A en C Company dienden door de posities van 4th Battalion, King's Own Scottish Borderers, via het Betje Wolfplein de gebieden met codenamen 'Grouse' en 'Cod' binnen te trekken.[9]
Om 05.00 uur vingen ze met hun opmars aan. A Company opende de opmars en C Company volgde. Al snel na aanvang, kwam C company onder Duits mortiervuur te liggen waarbij veel slachtoffers vielen waaronder de bevelhebber van C Company. Een versterking in de wand van de Spuikom bleek de basis van dit afweervuur te vormen. Eén van de houwitsers berggeschut van 452nd Mountain Battery werd te hulp geroepen om dit probleem op te lossen. Omdat indirect vuur van dit geschut weinig uithaalde, werd het gehele geschut uiteen ge nomen en in een slaapkamer van ene huis met uitzicht op de bunker, weer opgebouwd. In 20 minuten werd het geschut weer in elkaar gezet en na acht schoten verlieten de Duitsers de bunker en trokken zich terug richting Hotel Britannia.[10]
Rond het middaguur had 5 KOSB haar doel bereikt en konden B Company en D Company richting het Kanaal door Walcheren oprukken langs de scheepswerf De Schelde richting te Binnenhaven. Het terrein van de scheepswerf de Schelde bleek echter een obstakel op zichzelf. In het gehele havengebied van de scheepswerf hadden de Duitsers versterkingen aangelegd en daar waar het Kriegsmarine personeel uit hun versterkingen werden verdreven, positioneerden ze zich als infanterie. Vanuit de kranen vuurden sluipschutter die moeilijk te verdrijven bleken te zijn. Hier werd weer gebruik gemaakt van het Britse geschut van de 452nd Mountain Battery om de sluipschutters te verdrijven. Tegen het vallen van de avond hadden echter ook deze twee compagnieën hun doel bereikt. B Company bevond zich bij de Keersluisbrug over het Kanaal door Walcheren en D Company bevond zich op hun rechterflank op de scheepswerf.[11]
Op 3 november had 5 KOSB haar handen vol aan het opruimen van de vele kleinere Duitse verzetshaarden in het oosten van Vlissingen. Met hulp van artillerie en Hawker Typhoon jachtbommenwerpers werden de Duitse versterkingen stuk voor stuk opgeruimd tot men voldoende basis had om een aanval over het Kanaal door Walcheren te wagen. Vroeg in de ochtend van 4 november openden B Company en D Company de aanval door het Kanaal door Walcheren over te steken. B Company beveiligde se linkerflank naar het noorden waarbij het spooremplacement werd ingenomen en een Duitse versterkingspost nabij. Hiermee werd de noordflank veilig gesteld. D Company drong het havengebied van de Binnenhaven binnen, de posities met codenamen 'Haymarket' en 'Strand' innemend. Hierna trokken ze op naar het spoorwegstation. Tegen 05.30 uur hadden alle eenheden hun doelen ingenomen. C Company trok vervolgens door de posities van B Company en D Company heen om zich met de versterkingen rond de Buitenhaven bezig te houden. De weerstand hier was veel groter, mede door de aanwezigheid van sterke Duitse versterkingen van kustgeschut. A Company nam de aanval van C Company later die dag over en trok rond de haven het oostelijke havengebied van de Buitenhaven binnen. B Company trok inmiddels langs de spoorlijn op richting het noorden om te ontdekken welke Duitse versterkingen er richting Oost Souburg lagen. Het omringende gebied lag onder water, maar de spoorlijn en de dijken van het Kanaal door Walcheren staken daar bovenuit.[12]
Zodoende had op 4 november de 5 KOSB al haar doelstellingen bereikt. 5 KOSB had hierbij negen dodelijke slachtoffers en 53 gewonden te betreuren. Het 4th Battalion, King's Own Scottish Borderers dat zich vooral bezig hield met het opruimen van diverse verzetshaarden in de Vlissingse binnenstad na haar optreden op 1 november, had tien dodelijke slachtoffers te betreuren en 65 gewonden. Hoeveel Duitse slachtoffers er zijn gevallen is onbekend, maar 5 KOSB telde meer dan 400 krijgsgevangenen.[13][14]
Het 7th/9th Battalion, Royal Scots was op 2 november in Vlissingen aangekomen en werd ingezet om te voorkomen dat Duitse infiltraties vanaf de sluizen bij het spoorwegstation via het Eiland, door de Geallieerden 'Falmouth' genaamd, Vlissingen plaatsvonden. in de nacht van 2 op 3 november werden de Royal Scots verplaatst naar de frontlinie in Vlissingen met als doel de inname van het gebied rond Grand Hotel Britannia, zoals Hotel Britannia toen formeel heette.[15][16]
Hotel Britannia was door de Duitsers omgebouwd tot een waar fort. Het hotel kon genaderd worden via de boulevard of wadend door het ondergelopen gebied achter de boulevard. De omgeving van het hotel was omgetoverd tot een vesting met loopgraven, versterkingen, bunkers, mitrailleurposten en geschutsopstellingen. Het hotel zelf wed geflankeerd door geschutsopstellingen die waren gecamoufleerd als woonhuizen. Op het dak van het hotel was een 2 cm Flakvierling opgesteld. Het hoog op de boulevard gepositioneerde hotel werd aan de achterzijde beschermd door de hoog opgaande dijk van de boulevard zelf waarin diverse bunkers waren gepositioneerd. Onder het hotel bevonden zich commandobunkers waarvan de ingangen beveiligd waren door geschutsopstellingen en mitrailleurposten.[17]
Lieutenant-Colonel Michael E. Melvill, de bevelhebber van de Royal Scots, ontving op 2 november 1944 om 21.30 het bevel om het hotel de volgende dag in te nemen. Er werd weinig tegenstand verwacht op weg naar het hotel en de weerstand in het hotel werd als klein ingeschat. Er werd besloten het complex uit het noorden te naderen met D Company onder bevel van Major Chater op de rechterflank, B Company onder bevel van Major Rose op de linkerflank, C Company onder bevel van Captain Thomson zou ondersteuningsvuur geven. Een Carrier Platoon zou met PIAT's en Bren mitrailleurs eveneens vuursteun geven. Door dit plan moest de opmars en de aanval door water van ongeveer 1 meter diep plaatsvinden. Om munitie aan te voeren werden een aantal aanvalsboten en Weasel voertuigen beschikbaar gesteld. De aanval zou worden gestart vanaf de Vrijdomweg in het park achter de Boulevard Evertsen waarop het hotel gelegen was. Deze posities kon alleen bereikt worden vanaf 'Bexhill' (Betje Wolfplein) door ruim 1 kilometer door 1 meter diep water te waden. De Badhuisstraat volgend zouden de troepen dan bij de Watertoren afslaan over de Koudekerkseweg, langs het ziekenhuis naar de Vrijdomweg.[18]
Om 01.45 uur startte een artilleriebombardement van het doelgebied en gingen de Royal Scots op weg over de Badhuisstraat. Voorop Carrier Platoon, gevolgd door Company B, Company D, Tactical Headquarters en Company C. Al snel kwam de kolonne onder Duits granaatvuur te liggen en ongeveer de helft van Carrier Platoon werd uitgeschakeld. Vervolgens kwam men onder vuur te liggen van een machinegeweer vanaf de watertoren. Langzaam maar zeker wist men beide te overkomen waarbij dankbaar gebruik werd gemaakt van artilleriesteun. Aangekomen bij de Vrijdomweg bleek het water vele hoger te staan dan verwacht en werd de aanvalslijn verplaatst naar de ondieper gelegen kruising met de Vredehoflaan, dichter bij het hotel. B Company zou nu aanvallen op de rechterflank, D Company als ondersteuning op de linkerflank, C Company zou vuursteun geven op de linkerflank en Carrier Platoon op de rechterflank.[19]
No. 16 Platoon van D Company bestormde om 04.15 uur als eerste een bunker aan de Burgemeester van Woelderenlaan aan de voet van de dijk. Bij deze actie werden direct 30 Duitsers gevangen genomen. Gezamenlijk naderden B Company en D Company vervolgens de dijk en kwamen onder rechtstreeks Duits afweervuur te liggen. Snel de dijk op klimmend, lukte het No. 17 en No. 18 Platoon van D Company, onder vuursteun van B Company en een peloton van C Company om de begane grond van het hotel binnen te dringen en de toegang tot de kelder af te sluiten. Om 06.00 uur volgde de rest van D Company en drong door tot de bovenverdieping. Binnen in het hotel ontstonden vuurgevechten tussen de aanvallers en de verdedigers. De bevelhebbers buiten konden op geen enkele wijze de ontwikkelingen binnen volgen omdat buiten alle toegangen ondertussen onder Duits afweervuur waren komen te liggen. B Company werd volledig aan de grond genageld door granaten en machinegeweervuur Lieutenant Colonel Melvill en zijn Signaller werden door een sluipschutter vanuit het Witte Huis nabij het hotel getroffen.[20][21]
Om 06.30 uur lukte het No. 13 Platoon van C Company om tot het hotel door te dringen en nam het op zich het 2 cm geschut op het dak het zwijgen op te leggen. Dit geschut was zodanig opgesteld dat het diverse toegangen naar het hotel onder vuur kon nemen. Klimmend langs de regenpijp wist Lieutenant Beveridge het dak te bereiken en de schutters te doen vluchten. Met het geschut buiten gebruik, rukte B Company verder op en nam het Witte Huis in vlak bij het hotel gelegen. Het hotel was ondertussen door de gevechten in brand geraakt en de drie pelotonscommandanten besloten hun manschappen via de loopgraven ten zuiden van het hotel de strijd te laten voortzetten richting te kelders onder het hotel. Hier aangekomen ontdekten ze een gigantisch ondergronds commandocentrum waar Oberst Reinhardt, de bevelhebber van Grenadier-Regiment 1019 en veel van zijn manschappen werden aangetroffen. onder de dreiging dat zijn bunker zou worden opgeblazen besloot Reinhardt de strijd op te geven.[22]
Tussen 11.00 uur en 11.30 uur was de strijd gestreden en werden de Duitse gevangenen afgevoerd. In en rond het hotel werden 50 dode Duitse militairen geteld en het aantal gevangenen bedroeg tegen de 600. Naar verluid hadden de Royal Scots 20 doden te betreuren, waaronder 3 officieren te betreuren en meer dan 50 gewonden. Major Rose ontving voor zijn aandeel in de strijd rond het hotel de Distinguished Service Cross.[23]