De in 1919 als Minesweeper No. 21 in dienst genomen USS Lark (AM-21) nam na de Eerste Wereldoorlog deel aan het North Sea Minesweeping Detachment. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog opereerde het schip in de Filippijnen en werd later ingezet vanuit Australië. Het schip werd in 1944 verbouwd tot zeesleepboot. Nadat op 1 maart 1944 de voormalige mijnenveger USS Lark opnieuw in dienst was genomen als vlootsleepboot, werd het schip ingezet bij Australië, de Admiraal eilanden en de Solomon eilanden en de Filippijnen. Eind 1945 kwam het schip in de Verenigde Staten aan waar het begin 1946 uit dienst werd genomen.
Gebouwd door: |
Kiel gelegd: |
Te
waterlating: |
In dienst: |
Einde: |
Baltimore Dry Dock &
Shipbuilding Co. Maryland |
11 maart 1918[1] |
6 augustus 1918 |
12 april 1919[2] |
1 maart 1944 (Fleet Tug AT-168) |
Bouwnummer : 95[3] |
||||
Indeling: |
Datum in: |
Datum uit: |
||
12 april 1919 |
mijnenveger,
Minesweeper No. 21, USS Lark, US Navy |
|||
15 juli 1919 |
North Sea
Minesweeping Detachment, Kirkwall, Schotland |
|||
1919 |
Atlantic Fleet
Minesweeping Squadron |
|||
17 juli 1920 |
mijnenveger, USS
Lark (AM-21), US Navy |
|||
31 mei 1941 |
Mine Division 9,
Asiatic Fleet |
|||
1 maart 1944 |
vlootsleepboot, USS
Lark (AT-168), US Navy |
|||
15 mei 1944 |
vlootsleepboot (oud),
USS Lark (ATO-168), US Navy |
De als bouwnummer 95 op 11 maart 1918[4] stapel gezette Lapwing-klasse mijnenveger Minesweeper No. 21, USS Lark, werd op 6 augustus 1918[5] te water gelaten. Het schip werd op 12 april 1919 in dienst genomen onder bevel van Lieutenant Henry A. Stanley
Op 3 juli 1919[6] vertrok het schip uit de haven van Boston, Massachusetts met bestemming Kirkwall, Schotland. Hier arriveerde het schip op 15 juli om dele uit te gaan maken van het North Sea Minesweeping Detachment. Deze eenheid was aangewezen om het grootste mijnenveld in de Noordzee, overgebleven uit de Eerste Wereldoorlog, te vegen. Het schip vertrok hier op 19 september 1919 en kwam op 19 november 1919[7] aan in New York. Op 17 juli 1920 ontving het schip de aanduiding USS Lark (AM-21)[8].
Tot in 1931 verbleef het schip aan de Oostkust, deel uitmakend van het Atlantic Fleet Minesweeping Squadron[9] met als thuishaven Gloucester, Massachusetts. In die periode opereerde het schip langs de oostkust en de Caraïben. Op 2 februari 1931[10] vertrok de USS Lark naar de Pacific met als thuishaven Pearl Harbor, waar het op 25 april[11] aankwam.
Met het stijgen van de spanningen in de Pacific, werd de USS Lark overgeplaatst naar de Filippijnen en gestationeerd in Cavite. Op 31 mei 1941[12] werd het toegevoegd aan de Mine Division 9, Asiatic Fleet[13]. De Lark werd op 10 december 1941 gebombardeerd door Japanse vliegtuigen toen het vluchtelingen was aan het ophalen in Nederlands-Indië en op 22 december kwam het schip aan in Soerabaja op Java. Vanuit die locatie werd het schip ingezet voor mijnenveeg en anti-onderzeeboot patrouilles. Nadat het schip in februari 1942 was overgeplaatst naar Tjilatjap, was het op 28 februari 1942[14] op patrouille samen met zusterschip USS Whippoorwill (AM-35), toen de schepen de locatie bereikten waas de s.s. City of Manchester was gezonken. Dit schip was vlak daarvoor getorpedeerd door de Japanse onderzeeboot I-53 (I). De beide schepen namen overlevenden van de City of Manchester aan boord[15].
Op 1 maart 1942[16] werd de USS Lark naar Australië gezonden en werd, de twee jaren die volgden, ingezet als patrouilleschip langs de Australische kust tussen Exmouth Gulf en Fremantle.
Naam: | Minesweeper No. 21, USS Lark
(AM-21) |
|
Callsign/Registratie: |
GTSN, NIJK / No. 21, AM-21 |
|
Bouwer: |
Baltimore Dry Dock &
Shipbuilding Co., Maryland |
|
Bouwnummer: |
95 |
|
Type/Klasse: |
Mijnenveger / Lapwing-klasse |
|
Waterverplaatsing: |
950 BRT (Standard) 1.010 BRT (Maximum) |
|
Lengte: |
57,25 meter |
|
Breedte: |
10,82 meter |
|
Diepgang: |
3,15 meter |
|
Aandrijving |
2 Babcock and Wilcox boilers 1 Baltimore Shipbuilding and Dry Dock Co. stoommachine 1.400shp 1 schacht |
|
Snelheid: |
14 knopen (25,9 km/u) |
|
Bereik: |
? km (bij ? knopen) |
|
Bewapening: |
2x1, 12,7 cm machinegeweren |
|
Bemanning |
72 |
Henry Aloysius Stanley |
Lieutenant (Luitenant ter zee
der 2de klasse oudste categorie) |
12 april 1919 |
? |
Robert Rohange |
Lieutenant (Luitenant ter zee
der 2de klasse oudste categorie) |
1920 |
? |
Neils Drustrup |
Lieutenant (Luitenant ter zee
der 2de klasse oudste categorie) |
1920 |
27 november 1923 |
John McCloy |
Lieutenant (Luitenant ter zee
der 2de klasse oudste categorie) |
27 november 1923 |
14 oktober 1927 |
Rony Snyder |
Lieutenant (Luitenant ter zee
der 2de klasse oudste categorie) |
14 oktober 1927 |
2 oktober 1930 |
John Wendell Jamison |
Lieutenant (Luitenant ter zee
der 2de klasse oudste categorie) |
2 oktober 1930 |
27 mei 1933 |
Nealy Adolphus Chapin |
Lieutenant (Luitenant ter zee
der 2de klasse oudste categorie) |
27 mei 1933 |
2 januari 1935 |
Hugh David Black, Jr. |
Lieutenant (Luitenant ter zee
der 2de klasse oudste categorie) |
2 januari 1935 |
15 januari 1938 |
John Orla Jenkins |
Lieutenant (Luitenant ter zee
der 2de klasse oudste categorie) |
15 januari 1938 |
30 november 1939 |
Henry Wilson Mabus |
Chief Gunner (Bootsman) |
30 november 1939 |
25 januari 1940 |
John Orla Jenkins |
Lieutenant (Luitenant ter zee
der 2de klasse oudste categorie) |
25 januari 1940 |
31 maart 1941 |
Hugh Pollard Thompson |
Lieutenant Commander (Luitenant
ter zee der 1ste klasse) |
31 maart 1941 |
23 maart 1942 |
Eugene Carter Rider |
Lieutenant Commander (Luitenant
ter zee der 1ste klasse) |
23 maart 1942 |
30 april 1943 |
John F. Rowe[17] |
Lieutenant Commander (Luitenant
ter zee der 1ste klasse) |
30 april 1943 |
1 maart 1944 |
Na een verbouwing, werd de USS Lark op 1 maart 1944 opnieuw in dienst gesteld als vlootsleepboot USS Lark (AT-168)[18]. Op 15 mei 1944 werden alle oude schepen die omgevormd waren tot sleepboot geherclassificeerd. USS Lark werd USS Lark (ATO-168)[19]. De bemanning werd verhoogd naar 75. Tussen 20 mei 1944 en 6 juli 1944 volgde in Brisbane een volledige verbouwing tot volwaardige sleepboot. Na voltooiing werd het schip gestationeerd op de Admiraal eilanden.
Op 13 oktober 1944 vertrok het schip naar San Pedro in de Filippijnen. Op 25 oktober 1944 in de golf van Leyte aangekomen, bleef het schip hier gestationeerd tot 9 november 1944[20]. Vervolgens werd het schip te Hollandia gestationeerd tot het op 16 oktober 1945 naar Pearl Harbor vertrok waar het op 9 november 1945 aankwam. Hierna ging het de USS Lark naar San Francisco waar het op 7 februari 1946 uit dienst werd genomen. Op 15 januari 1947 werd het schip overgedragen aan de Maritime Commission. Het is onbekend wat er daarna mee is gebeurd[21].
Tijdens haar stationering te Hollandia nam de USS Lark in ieder geval deel aan de volgende konvooien:
Konvooi: |
Route: |
Data: |
GL 3 |
Hollandia - Leyte |
10 januari 1945 - 21 januari 1945 |
GL 6 |
Hollandia - Leyte |
25 januari 1945 - 5 februari 1945 |
Naam: | USS Lark
(AT-168, USS Lark (ATO-169) |
|
Callsign/Registratie: |
NIJK, NFUA / AT-168, ATO-168 |
|
Bouwer: |
Baltimore Dry Dock &
Shipbuilding Co., Maryland |
|
Bouwnummer: |
95 |
|
Type/Klasse: |
Vlootsleepboot / Bobolink-klasse |
|
Waterverplaatsing: |
950 BRT (Standard) 1.010 BRT (Maximum) |
|
Lengte: |
57,25 meter |
|
Breedte: |
10,82 meter |
|
Diepgang: |
3,15 meter |
|
Aandrijving |
2 Babcock and Wilcox boilers 1 Baltimore Shipbuilding and Dry Dock Co. stoommachine 1.400shp 1 schacht |
|
Snelheid: |
14 knopen (25,9 km/u) |
|
Bereik: |
? km (bij ? knopen) |
|
Bewapening: |
2x1, 12,7 cm machinegeweren |
|
Bemanning |
75 |
Rowe |
Lieutenant Commander (Luitenant
ter zee der 1ste klasse) |
1 maart 1944 |
6 juni 1944 |
Paul Lindlay |
Lieutenant Commander (Luitenant
ter zee der 1ste klasse) |
6 juni 1944 |
18 juni 1945 |
Herbert Fendle Hugo |
Lieutenant (Luitenant ter zee
der 2de klasse oudste categorie) |
18 juni 1945 |
7 februari 1946 |