De lichte-kruisers van de Omaha-klasse werden gebouwd direct na de Eerste Wereldoorlog om de US Navy qua modernisering up to date te houden ten opzichte van de Britse Royal Navy. Tien schepen werden in deze klasse in dienst genomen tussen 1922 en 1926. Alle tien de schepen uit deze klasse namen deel aan de Tweede Wereldoorlog, overleefden deze en werden direct na de Tweede Wereldoorlog uit dienst genomen en gesloopt.
USS Omaha (CL-4) |
6 december 1918: kiellegging[1] 14 december 1920: tewaterlating[2] 24 februari 1923: in dienststelling[3] 1 november 1945: uit dienst genomen[4] 28 november 1945: uit Naval Register geschrapt[5] februari 1946: gesloopt[6] |
USS Milwaukee (CL-5) |
13 december 1918: kiellegging[7] 24 maart 1922: tewaterlating[8] 20 juni 1923: in dienststelling[9] 20 april 1944: Murmansk, Sovjet Marine[10] 16 maart 1949: uit dienst genomen 18 maart 1949: uit Naval Register geschrapt[11] 10 december 1949: gesloopt[12] |
USS Cincinnati (CL-6) |
15 mei 1920: kiellegging 23 mei 1921: tewaterlating[13] 1 januari 1924: in dienststelling[14] 1 november 1945: uit dienst genomen[15] 27 februari 1946: gesloopt[16] |
USS Raleigh (CL-7) |
16 augustus 1920: kiellegging[17] 25 oktober 1922: tewaterlating[18] 6 februari 1924: in dienststelling[19] 2 november 1945: uit dienst genomen[20] 28 november 1945: uit Naval Register geschrapt[21] 27 februari 1946: gesloopt[22] |
USS Detroit (CL-8) |
10 november 1920: kiellegging 29 juni 1922: tewaterlating[23] 31 juli 1923: in dienststelling[24] 11 januari 1946: uit dienst genomen[25] 21 januari 1946: uit Naval Register geschrapt 27 februari 1946: gesloopt[26] |
USS Richmond (CL-9) |
16 februari 1920: kiellegging[27] 29 september 1921: tewaterlating[28] 2 juli 1923: in dienststelling[29] 21 december 1945: uit dienst genomen[30] 21 januari 1946: uit Naval Register geschrapt[31] 18 december 1946: gesloopt[32] |
USS Concord (CL-10) |
29 maart 1920: kiellegging 15 december 1921: tewaterlating[33] 3 november 1923: in dienststelling[34] 12 december 1945: uit dienst genomen[35] 8 januari 1946: uit Naval Register geschrapt 21 januari 1947: gesloopt[36] |
USS Trenton (CL-11) |
18 augustus 1920: kiellegging[37] 16 april 1923: tewaterlating[38] 29 april 1924[39]: in dienststelling 20 december 1945: uit dienst genomen[40] 21 januari 1946: uit Naval Register geschrapt[41] 29 december 1946: gesloopt[42] |
USS Marblehead (CL-12) |
4 augustus 1920: kiellegging[43] 9 oktober 1923: tewaterlating[44] 8 september 1924: in dienststelling[45] 1 november 1945: uit dienst genomen[46] 28 november 1945: uit Naval Register geschrapt[47] 27 februari 1946: gesloopt[48] |
USS Memphis (CL-13) |
14 oktober 1920: kiellegging[49] 17 april 1924: tewaterlating[50] 4 februari 1925: in dienststelling[51] 17 december 1945: uit dienst genomen[52] 8 januari 1946: uit Naval Register geschrapt[53] 18 december 1947: gesloopt[54] |
Vlak voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog had de Verenigde Staten een aantal schepen in de Chester-klasse welke waren geclassificeerd als verkenningskruisers oftewel Scout Cruiser met de aanduiding CS. Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog werd een aanvulling op deze schepen gezocht. Deze dienden in samenwerking met torpedobootjagers te kunnen opereren en tevens deze licht bewapende jagers extra vuursteun te kunnen geven. Gezocht werd naar schepen die een snelheid van rond de 35 knopen kon behalen en 152 mm geschut moest kunnen meevoeren.
De Amerikanen ontworpen voor de gevraagde rol de Omaha-klasse[55]. De schepen kregen vier schoorstenen. Qua bewapening werd gekozen voor twaalf 150mm/53 kaliber geschut, waarvan er vier in twee dubbelloops torens waren ondergebracht[56]. Eén geschutskoepel werd voor en de andere achter op het schip geplaatst. De overige acht kanonnen werden in kazemat opstelling, vier aan elke zijde aangebracht[57]. De waterverplaatsing van de schepen werd 7.050 lt met een lengte van bijna 170 meter[58]. Het eerste schip uit de klasse werd in 1920 te water gelaten, de laatste in 1924.
Bezuinigingen in het ontwerp hadden echter geresulteerd in slecht geïsoleerde schepen, welke eigenlijk overbeladen waren[59]. De relatief lage opbouw zorgde voor veel wateroverlast bij zwaarder weer en hogere snelheid[60]. Hoewel de schepen waren ontworpen als verkenningsschepen, werden ze tussen de twee wereldoorlogen vooral ingezet als flottieljeleiders voor bescherming tegen aanvallen van torpedobootjagers[61]. Hiervoor hadden de schepen tevens torpedolanceerbuizen en watervliegtuigen aan boord. De aanduiding werd dan ook nog tijdens de bouw gewijzigd van Scout Cruiser (CS) naar Light Cruiser (CL).
Gedurende de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog ontvingen de schepen diverse wijzigingen aan hun bewapening. De schepen hadden bij hun ontwerp ook mijnenleg installaties ontvangen. Op 8 september 1929[62] werd opdracht gegeven deze te verwijderen. Gedurende 1933 en 1934 werd het 7,62 mm luchtafweergeschut uitgebreid van twee naar acht stuks[63]. De lager gelegen torpedolanceerbuizen werden verwijderd vanwege de last die men daar had van wateroverlast. Hierbij werden de openingen hiervoor in de zijkant van de romp afgesloten. Vanaf 1935 werden de schepen uitgerust met de modernere Curtiss SOC-1 drijvervliegtuigen[64].
Na 1939 werden de twee achterste laaggeplaatste 152 mm kanonnen verwijderd[65]. Het luchtafweer werd wederom uitgebreid met drie vierloops 28mm/75 kaliber geschut. In 1940 werd nog een plan gelanceerd om de Omaha-klasse om te bouwen tot luchtafweerkruisers met 2x2 152mm/53 kaliber geschut, 7x1 127mm/38 kaliber geschut en 6x4 28 mm luchtafweer. Omdat berekeningen problemen voorzagen met de stabiliteit van de schepen bij een dergelijke bewapening werd hiervan afgezien. Vanaf 1942 werden deze echter weer vervangen door dubbelloops 40 mm Bofors geschut[66]. Het lichtere luchtafweer werd rond dezelfde tijd vervangen door 20 mm Oerlikon geschut[67].
De USS Raleigh (CL-7) en USS Detroit (CL-8)[68] waren aanwezig in Pearl Harbor toen Japan op 7 december 1941 aanviel[69]. De USS Raleigh werd hierbij getorpedeerd maar kon later worden gelicht en gerepareerd. USS Detroit was bij de enige schepen, samen met USS St. Louis (CL-49) en USS Phoenix (CL-46) de enige grotere schepen die tijdens de aanval uit de haven wisten te ontsnappen naar open water. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de schepen uit de Omaha-klasse vooral ingezet in gebieden die minder risicovol werden geacht zoals de kustgebieden van Zuid Amerika, konvooidiensten en patrouilles rond de Koerilen en Aleoeten. De USS Richmond (CL-9) raakte door deze rol echter betrokken bij de Slag bij de Komandorski Eilanden en de USS Marblehead (CL-12) raakte in deze rol betrokken bij de strijd rond Nederlands-Indië, waaronder de Slag in de Straat van Makassar[70].
Ondanks deze strijd lukte het alle schepen van de Omaha-klasse de Tweede Wereldoorlog te overleven. USS Milwaukee (CL-5) werd aan het einde van de oorlog nog uitgeleend aan de Sovjet marine die het als Murmansk in dienst nam[71]. Kort na de Tweede Wereldoorlog werden alle schepen uit de klasse uit dienst genomen en voor sloop verkocht.
Klasse: | Omaha-klasse |
|
Aantal in klasse: |
10 |
|
Land: |
Verenigde Staten,
Sovjet-Unie |
|
Type: |
Lichte-kruiser |
|
Waterverplaatsing: |
7.050 lt (7.163 t), standaard 7.750 t, maximaal[72] |
|
Lengte: |
169,62 meter |
|
Breedte: |
16,87 meter |
|
Diepgang: |
6,10 meter |
|
Aandrijving: |
12x 265 psi (1.830 kPa) Yarrow boilers 90.000 shp[73] (67,000 kW) 4x Westinghouse reduction geschakelde stoomturbines 4 schachten |
|
Snelheid: |
35 knopen (65 km/u)[74] |
|
Bereik: |
17.000 km (bij 10 knopen) |
|
Bepantsering: |
pantsergordel: 76 mm[75] dek: 38 mm |
|
Bewapening: |
2x2 152 mm/53 kaliber geschut 8x1 152 mm/53 kaliber geschut (na 1941: 6x1, na 1944: 4x1) 2x1 76 mm/50 kaliber luchtafweergeschut vanaf 1942: +2x4 28mm/75 kaliber luchtafweer +8x1 20 mm Oerlikon luchtafweer 1943 - 1944: 28 mm vervangen door 2x4 40 mm Bofors luchtafweer 12x1 20 mm Oerlikon luchtafweer 1x1 76 mm vervangen door 1x4 40 mm Bofors daarnaast: 2x3 533 mm torpedolanceerbuizen 2x2 533 mm torpedolanceerbuizen (later verwijderd) 224 mijnen (later verwijderd)[76] 2 drijvervliegtuigen |
|
Bemanning: |
458 (vredestijd) 860 (oorlogstijd)[77] |