In navolging van HMS Archer, een Amerikaanse escort carrier die in het kader van de Leen- & Pachtwet aan de Royal Navy geleverd werd, werden in de USA nog eens vier van dergelijke schepen op Britse kosten omgebouwd. Wederom betrof het C3-type koopvaardijschepen die tijdens de afbouw door de US Navy gevorderd werden van de Sun Shipbuilding and Drydock Company te Chester, Pennsylvania. Dit waren de Rio Hudson, de Rio Parana, de Rio de Janeiro en de Rio de la Plata. De Rio de la Plata zou na ombouw overgedragen worden aan de Royal Navy en werd inderdaad op 2 oktober 1941 in dienst gesteld als HMS Charger met naamsein D27 (Amerikaans naamsein BAVG-4), maar kwam terug in Amerikaanse dienst. De US Navy wilde zelf USS Long Island door ontwikkelen om meer kennis op te doen en bovendien wilden ze de beschikking hebben over een opleidingsschip voor piloten. De Royal Navy kreeg de toezegging dat er ook Britse piloten opgeleid konden worden aan boord van de Charger. Op 24 januari 1942 werd de Charger geclassificeerd als AVG-30 en op 3 maart in dienst gesteld als USS Charger.
Bouwwerf: | Sun Shipbuilding & Drydock Co. Chester, Pennsylvania |
Omgebouwd door: | Newport News Shipbuilding & Drydock Co. Newport News, Virginia |
Op stapel gezet: | 19 januari 1940 |
Te water gelaten: | 1 maart 1941 |
Gevorderd door de US Navy: | 20 mei 1941 |
In dienst gesteld: | 3 maart 1942 |
Grootste lengte: | 150,04 meter |
Vliegdek: | 120 x 20,2 meter |
Grootste breedte: | 20,19 meter |
Diepgang: | 7,09 meter |
Waterverplaatsing standaard: | 8.200 ton |
Waterverplaatsing volbeladen: | 14.000 ton |
Machine-installatie: | 2 x 6-cilinder Doxford & Sons dieselmotoren |
Machinevermogen: | 8.500 pk |
Aantal schroeven: | 1 |
Bunkercapaciteit: | 1.450 ton dieselolie |
Maximale snelheid: | 16,5 knopen |
Bemanning: | 856 koppen inclusief vliegploeg |
Bewapening: | 1 x 13cm 38kaliber kanon, 2 x1 7,6cm 50kaliber kanonnen, 10 x 1 Oerlikon luchtafweermitrailleurs |
Bepantsering: | Geen |
Vliegdekfaciliteiten: | 1 x gecentreerde hydraulische vliegdeklift, 1 x hydraulische katapult, 9 x vangkabels |
Vliegtuigen: | 30 x Grumman F4F Wildcat, Curtiss P-40 Warhawk en North American P51 Mustang jachtvliegtuigen en Grumman TBF Avenger torpedobommenwerpers |
Naamseinen: | AVG-30 (van 24 januari 1942 tot 20 augustus 1942), ACV-30 (van 20 augustus 1942 tot 15 juli 1943), CVE-30 (van 15 juli 1943 tot 15 maart 1946) |
De Charger werd alleen gebruikt als trainings- en opleidingsschip voor piloten en vliegdekbemanningen. Het schip bracht honderden piloten, van wie vele Brits, en duizenden vliegdekschipbemanningsleden voort die een grote invloed zouden hebben op de Amerikaanse overwinning in de Pacific. USS Charger opereerde gedurende de gehele oorlog vanuit Chesapeake Bay, de grote zee-inham aan de Amerikaanse oostkust bij Norfolk, Virginia. Het schip maakte slechts twee uitstapjes waarbij het vliegtuigen transporteerde naar Bermuda, in oktober 1942 en naar Guantanamo Bay, Cuba, in september 1945.
De Charger werd op 15 maart 1946 buiten dienst gesteld en nog diezelfde maand verwijderd uit het marineregister. Op 30 januari 1947 werd het schip verkocht aan de Italiaanse Vlasov Group, die het liet ombouwen tot passagiersschip en ms Fair Sea doopte. Het schip kwam als emigrantencarrier onder controle van de Stimar Line en onderhield vooral diensten tussen Europa en Australië. Op 29 januari 1969 liep het schip onherstelbare schade op tijdens een brand op de Grote Oceaan, tussen Tahiti en Panama. Het schip werd voor sloop verkocht.
USS Charger was de laatste Amerikaanse escortecarrier waarvan de bouw tot stand gekomen was na ombouw tot vliegdekschip. Vanaf de Bogue-klasse schepen, die nog steeds op basis van een C3-type koopvaardijschip gebouwd waren, werd vanaf de kiellegging rekening gehouden met het feit dat de vaartuigen afgebouwd zouden worden als vliegdekschepen. De vaartuigen waren nog steeds ongepantserd en kregen nog steeds extra ballast mee om de stabiliteit te verhogen, maar kregen tevens meer waterdichte compartimenten en betere brandbestrijdings- en schadecontrolemiddelen. Ook kregen ze de beschikking over een tweede, gecentreerde vliegtuiglift en betere vangkabels.
Voordat de Bogue-klasse escortevliegdekschepen in dienst kwamen, werden de escortcarriers van de Sangamon-klasse opgeleverd. Deze klasse betrof een viertal schepen die op basis van T3-type koopvaardijschip gebouwd waren. Deze Cimarron-klasse tankers waren door de US Navy in gebruik genomen als vloottankers en daarom was de Amerikaanse marine niet blij met het besluit van hogerhand omdat de tankers zeer waardevol waren op de Atlantische Oceaan en in de Pacific.