Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden verschillende transportvoertuigen ingezet die dienden als sleepvoertuigen voor kanonnen, houwitsers en andere wapens. De Duitse Wehrmacht en de Waffen-SS gebruikten vooral trucks (Opel Blitz) en halfrupsvoertuigen (Sonderkraftfahrzeug 7) om antitankkanonnen en houwitsers te transporteren. Vaak waren die te zwaar om met behulp van spierkracht snel verplaatst te worden. Omdat het Duitse leger eigenlijk geen voertuig had dat specifiek ontworpen was om aan het door modder en sneeuw gekenmerkte Oostfront ingezet te worden, werd een rupsvoertuig ontwikkeld dat in staat was door modder en sneeuw te rijden. Dat werd de 'Raupenschlepper Ost' (afkorting 'RSO').
De Raupenschlepper Ost werd zoals gezegd speciaal ontwikkeld om aan het Oostfront ingezet te worden door Duitse eenheden. Het voertuig was grotendeels gebaseerd op de Sovjet Stalinez-65 en STZ-5 'Stalingradec' tractor. Twee varianten van de Raupenschlepper Ost werden ontwikkeld waarvan één versie met een 7.5 cm PaK 40 bewapend werd.
Na frontberichten dat veel Duitse trucks en rupsvoertuigen grote moeite hadden met het moeilijk begaanbare, modderige terrein in de Sovjet-Unie, stelde de fabrikant Steyr voor om een rupsvoertuig te ontwikkelen dat gebaseerd was op een bestaande truck (Steyr 1500A). In 1942 was het ontwerp van dat nieuwe voertuig klaar en werd het 'Raupenschlepper Ost' genoemd. Het rupsvoertuig was speciaal ontwikkeld om de artillerie van munitie te voorzien en (kleine) antitankkanonnen te slepen. Het grote voordeel van het voertuig was het feit dat het op rupsbanden voortbewoog. De Raupenschlepper kon daardoor door grote modderpoelen en sneeuw rijden zonder dat het vast kwam te zitten. Ook was het makkelijk te onderhouden waarbij het onderhoud van de wielen ook relatief eenvoudig was (het ontbrak aan kleine toproller (geleide) wielen die bij veel tanks onder de bovenste rupsbanden gemonteerd waren). Vergeleken met andere Duitse voertuigen had de Raupenschlepper geen Schachtellaufwerk (wielen die elkaar overlapten). Daardoor kon sneeuw en modder tussen die wielen minder snel aankoeken of opvriezen. Vooral in de Sovjet-Unie was dat een zeer groot voordeel omdat mobiliteit vaak het verschil betekende tussen leven en dood.
Verschillende productieversies bestonden, waarbij de RSO/02 en de RSO/03 rechte zijkanten en een stalen cabine hadden (de voorkant van de RSO/03 had een hoekige vorm). De motor was een Steyr V8 cylinder benzinemotor van 85pk (de RSO/03 kreeg een Deutz dieselmotor van 66pk). De versnellingsbak had vier voorwaartse standen en één achterwaartse. De vier wielen waren achter elkaar gemonteerd met rupsbanden. Ook waren twee sleephaken aan de voorkant bevestigd. Het voertuig had een snelheid van 17 kilometer per uur en het bereik lag ongeveer op 300 kilometer. Van de Raupenschlepper Ost (alle versies) zijn door de fabrikanten Steyr, Magirus, Graf, Auto-Union en Wanderer meer dan 20.000 exemplaren gebouwd (bronnen geven een aantal van 27.950 tot 28.000 stuks).
De RSO/PaK 40 bestond uit het onderstel van de Raupenschlepper Ost bewapend met een 7.5 cm PaK 40 L/46 antitankgeschut (28 granaten). Dat voertuig werd ontwikkeld omdat soldaten in 1943 klaagden dat het nagenoeg onmogelijk was om tijdens vijandelijk vuur antitankgeschut met behulp van trucks te verplaatsen. Grote vuurkracht en mobiliteit waren nodig. Adolf Hitler (1889-1945) keurde een aantal prototypes goed waarbij het voertuig een licht gepantserde voorkant kreeg. Een groot voordeel van het voertuig was de vuurkracht van de 7.5 cm PaK 40, een nadeel was de zeer lichte bepantsering. In totaal zijn zestig tot negentig van die voertuigen door Steyr geproduceerd en gebruikt door antitankeenheden (Panzerjägerabteilungen). Vergeleken met andere tankjagers was de RSO/PaK 40 een zeer eenvoudig te vernietigen voertuig. Ook was de balans op de grond vaak ver te zoeken. Het grote gewicht van het kanon en de terugslag had een negatief effect op het onderstel en de romp, vooral bij hellingen. Het voertuig was ook niet erg snel (17km/u) en de motor kon bij warm weer oververhitten. Omdat het voertuig zeer zwak gepantserd, en daardoor zeer kwetsbaar was, kreeg het de bijnaam 'Rollender Sarg Ost' ('de rollende doodskist Oost').
De Raupenschlepper kon, anders dan veel Wehrmacht-voertuigen, door modder en sneeuw rijden en (anti)kanonnen slepen. Een groot nadeel was dat de Raupenschlepper geen bepantsering had. Daardoor was het voertuig kwetsbaar voor vijandelijk geweervuur, mortier- en artillerievuur, antitankkanonnen en vliegtuigbommen. De RSO/PaK 40 deed dienst in Panzerjägerabteilungen (Armee-Pz. Jägerabteilungen 751, 752) en in de 1st Ski-jäger Brigade. De RSO/PaK 40 was ondanks de grote vuurkracht, niet erg geliefd bij veel Duitse soldaten. Het voertuig had een te zwakke motor, te dunne bepantsering en was erg traag. De 'Rollender Sarg Ost' was daarnaast een redelijk onstabiel vuurplatform en had een hoog profiel.
Model: | Raupenschlepper Ost (RSO) |
Gewicht: | Plusminus 2.5-3.5 ton (RSO), 5.2 ton (RSO/PaK 40) |
Bemanning: | 2 man (RSO), 4 man (RSO/PaK 40) |
Motor: | Steyr V8 3.5l / 8-cylinder benzinemotor/ 85pk (RSO/01) 5.5l / 4cyl Deutz dieselmotor / 66-70pk (RSO/03) |
Snelheid: | ongeveer 17 km/u op de weg |
Bereik: | 300 km |
Afmetingen: | Lengte: 4.425 meter, hoogte: 2.53 meter, breedte: 1.99 meter (RSO), lengte: 4.17 meter, hoogte: 2.49 meter, breedte: 1.70 meter (RSO/PaK 40) |
Bepantsering: | geen (RSO), maximaal 5 tot 10mm (RSO/PaK 40) |