TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Joodse huizen 4

Titel: Joodse huizen 4 - Verhalen over vooroorlogse bewoners
Schrijvers: Frits Rijksbaron, Esther Shaya en Gert Jan de Vries
Uitgever: Gibbon
Uitgebracht: 2018
Pagina's: 250
ISBN: 9789491363917
Omschrijving:

In de afgelopen jaren zijn al drie bundels verhalen verschenen; Joodse Huizen 1, Joodse Huizen 2 en Joodse Huizen 3 zijn op de website al gerecenseerd. Het kan goed zijn het concept achter de verhalenbundels een keer te herhalen: ‘Het concept is simpel: vertel verhalen over het leven van vroegere Joodse bewoners voor en tijdens de oorlog op de plek waar deze verhalen zich afspeelden. Dat kunnen woonhuizen, scholen, verenigingsgebouwen, winkels en synagogen zijn.’ Uit al die verhalen moet een beeld ontstaan van een verdwenen wereld, een omvangrijke beschrijving van het rijke Joodse leven van voor de Tweede Wereldoorlog.

Alles aan informatie over de totstandkoming van de serie verhalen is in de drie voorgaande recensies al gezegd en ook inhoudelijk valt er niks meer toe te voegen aan de kritiekpunten en complimenten die in de voorgaande recensies al zijn gemaakt. Wellicht is het een goede inspiratie om de lezers aan te zetten deze boeken aan te schaffen om één van de verhalen hier integraal over te nemen, een treffende sfeertekening van hoe de andere bijna honderd verhalen zijn. Met dank aan uitgeverij Gibbon voor de toestemming.

Ruth de Liever – Nieuwstraat 21, Neede

Dit is een verhaal over Philip de Vries, mijn opa, en de Cycloon van Borculo.
Philip wordt in 1904 geboren als eerste zoon van Salomon de Vries en Lena de Vries-Gottschalk. Hij heeft een oudere zus, Marie Augusta, en twee jongere broers, Abraham en Benjamin. Het gezin woont in de Nieuwstraat in Neede op nummer 21.
Sinds begin 1900 is de slager van familie De Vries hier gevestigd. Het woonhuis ligt achter de winkel en daarachter ligt de slagerij.
Het is de zomer van 1925. De dan eenentwintigjarige Philip woont in de Nieuwstraat met zijn ouders en zijn broers Abraham en Benjamin. Zijn zus Maria Augusta is in 1923 getrouwd met Jacob Spanjer en is het huis uit.
Eigenlijk Philip graag elektricien worden of in ieder geval iets doen met elektriciteit. Maar in de tijd treed je in de voetsporen van je vader, zeker als oudste zoon. Zijn opa Abraham de Vries was ‘vleeschhouwer’, zijn vader en ooms zijn slager en zo wordt Philip ook slager. Hij zal de slagerij uiteindelijk overnemen van zijn vader en blijft tot aan zijn pensioen slager.

Salomon, Philip en Benjamin werken zowel in de slachterij als in de winkel. Het is een ambachtelijke slagerij. Ze maken zoveel mogelijk zelf. Het (rook)vlees wordt gerookt met houtkrullen van ‘de molen op den Berg’ in Neede. Het vlees voor de leverworst wordt in grote tonnen met de blote armen gemengd. Het is geen koosjere slagerij, maar varkensvlees wordt er niet verkocht. Wel verkopen ze op verzoek af en toe een konijn.
Het slachten is al geen hobby van Philip, maar met het slachten van schapen en vooral konijnen heeft hij grote moeite. Hij kan niet tegen de grote, droevige ogen waarmee de dieren hem aankijken. Daarom besluit hij de konijnen niet meer zelf te slachten, maar ze te kopen bij een slachterij in Borculo. Zo ook op 10 augustus 1925. Philip rijdt op zijn motor naar Borculo. Een ritje dat hij zeer regelmatig maakt. Om boodschappen te doen en vooral ook om deel te nemen aan het joodse leven daar. In Neede wonen wel joden, maar er is geen joods leven. In Borculo ontmoeten joden uit de omringende gemeenten als Neede, Ruurlo en Eibergen elkaar. Mijn opa gaat ook regelmatig op zaterdag naar de synagoge in Borculo om minjan te maken. Een minjan is een groep van tenminste tien volwassen joodse mannen die nodig is voor een volledig joodse gebedsdienst.
Het Gelders Borculo heeft in die tijd een bloeiende Joodse Gemeente. Rond het midden van de zeventiende eeuw wordt er al melding gemaakt van joodse inwoners in Borculo en het naburige Neede.
In 1840 wordt een synagoge gesticht in de Weverstraat. De joodse gemeenschap van Borculo wordt in de loop van de negentiende eeuw zo groot dat er een nieuwe synagoge moet komen. Die komt er in 1877. Achter de synagoge is een mikwe, een ritueel badhuis, gebouwd en ernaast een cheider, de joodse school. In de Joodse Gemeente Borculo zijn onder meer ook een jeugdbeweging ter bevordering van het joods bewustzijn en een toneelvereniging actief.
Terug naar 10 augustus 1925. Het is een warme dag in de Achterhoek. Dor het KNMI-station in Winterswijk wordt meer dan dertig graden gemeten. Het is zwoel en drukkend.
In de loop van de dag slaat het weer om. Het gaat steeds harder waaien en er komen vanuit het westen dreigende donkere wolken aan. Het begint te regenen en te hagelen.
Philip rijdt tegen de avond op zijn motor terug naar huis met tassen vol boodschappen achterop en aan zijn stuur de gekochte konijnen. Het is een ritje van zeven kilometer over de Borculoseweg. Hij kan de weg dromen. Maar deze keer is het anders. Het weer wordt steeds onstuimiger. De wereld om hem heen is donker. Al zijn zintuigen staan op scherp. Hij rijdt tussen de weilanden door, waardoor de wind vrij spel heeft en er geen mogelijkheid is om te schuilen. Hij heeft al zijn kracht nodig om de motor op de weg te houden. Hij gaat steeds harder rijden en kijkt voortdurend achterom. Hij wordt achtervolgd door dreigende, donkergele wolken. Een muur van regen, bladeren, stof en allerlei voorwerpen komt achter hem aan. Het is een helse tocht. Hij rijdt met gevaar voor eigen leven naar huis en komt daar net op tijd aan.
Later blijkt dat hij op de hielen werd gezeten door wat in de boeken in zal gaan als de Cycloon van Borculo. Of dat daadwerkelijk een cycloon was, daarover zijn de meningen verdeeld. Volgens de een was het een orkaan, volgens de ander een tornado of een valwind. Feit is wel dat die 10de augustus vanuit België een kleine actieve depressie met een snelheid van honderd kilometer per uur Nederland binnenkwam. Het hoogtepunt van de storm bereikte Borculo rond de klok van zeven uur in de avond.
Het duurt al met al maar een paar minuten, maar in die minuten wordt Borculo grotendeels verwoest. Er vallen vier doden en talloze gewonden. Onder de gewonden is een man die door de bliksem wordt getroffen. Een andere man wordt met kar en paard door de harde wind van de weg gehaald en een eind verderop weer neergegooid. Het is overal pikkedonker omdat de elektriciteitsdraden kapot zijn. Telegraaf en telefoon werken niet meer.
Van de vijfduizend inwoners van Borculo zijn er na de storm tweeduizend dakloos. Naast de vele huizen worden ook de sigarenfabriek en de fabriek waar chirorei (surrogaatkoffie) wordt gemaakt totaal vernield. In Markvelde, tien kilometer verderop, worden wikkels van chiroreipakjes teruggevonden.
De synagoge en het mikwe worden beschadigd, maar komen redelijk ongeschonden uit de storm. Het joodse schooltje wordt totaal verwoest.
Het kerkbestuur van de Joodse gemeente Borculo vraagt ‘alle Joodsche kerkeraden in den lande’ om steun voor noodzakelijke reparaties aan de synagoge en de school. Er is achtduizend gulden nodig. De synagoge bestaat in 1925 zestig jaar, maar vanwege de storm worden er geen geestelijkheden gehouden.
Meteen na de storm komen het leger en het Rode Kruis naar Borculo om te helpen. De commissaris der Koningin voor Gelderland, baron Van Heemstra, komt te voet naar Borculo, omdat de wegen door omgewaaide bomen onbegaanbaar zijn voor rijtuigen. Ook koningin Wilhelmina en haar dochter Juliana bezoeken binnen enkele dagen na de storm het rampgebied.
Niet alleen Borculo wordt hard getroffen. Ook in Neede is de schade aanzienlijk.
De trein, die om twee minuten voor zeven uit Neede vertrekt richting Borculo ontspoort bij Haarlo. Gelukkig rijdt de trein door de storm langzaam, waardoor er geen zwaargewonden vallen. De machinist en de stoker komen met de schrik vrij. De oude molen op den Berg, waar slager De Vries de krullen vandaan haalt om vlees te roken, wordt totaal vernield.
Op het station van Neede wordt een goederenwagon door de storm opgetild en weggeslingerd. Een vrouw wordt geraakt en moet daardoor een arm missen. Ze heeft daar, volgens de overlevering, goed mee leren omgaan en kon aardappels schillen als de beste.
De familie De Vries komt geheel ongeschonden uit de strijd. Mijn opa vertelt later met verve over de storm en zijn dodemansrit over de Borculoseweg. Met hoeveel moeite hij zijn motor op de weg wist te houden. Over hoe hard hij reed en hoe de konijnen daarbij tegen zijn knieën sloegen. En over de boordjes van manufacturenzaak Dievelaar aan de Oudestraat in Neede. De overhemdboordjes die ze verkochten lagen na de storm bij de familie De Vries in de dakgoot.
Met de wederopbouw van Borculo en Neede wordt al snel begonnen. In heel Nederland en België wordt geld ingezameld. Daarvoor wordt er een nationaal steuncomité Stormramp opgericht en er wordt een Antwerps comité gesticht om hulp te brengen aan geteisterd Nederland. ‘De plotselinge ramp, die een hele streek in Nederland zoo heeft verwoest, heeft onder ons diepe ontroering gewekt’. Het comité roept Belgen op te doneren, vooral ook omdat Nederland zo gastvrij is geweest voor de Belgen in 1914.
In Neede is in totaal 195.959 gulden nodig voor de wederopbouw. Het geld is vooral bedoeld voor getroffen personen, voor beschadigde huizen en bedrijven en ‘te veld staande gewassen en vruchtboomen’.
De weken na de storm worden Borculo en Neede overspoeld door een grote stroom ramptoeristen. Mensen uit het hele land trekken naar de Achterhoek en veroorzaken daarbij files, een onbekend fenomeen in die tijd. Er worden betaalde busreizen naar Borculo georganiseerd en daar wordt ook reclame voor gemaakt. In 1925 staat zelfs een advertentie in het plaatselijke Gorredijkster weekblad De Woudklank van begin september: ‘Autodienst Kalsbeek & Dragstra rijdt bij genoegzame deelname a.s. zaterdag 5 september naar Borculo. Aangifte voor vrijdag 4 september bij H. Dragstra-Terwispel. Retour FL. 5,-"
Het toppunt van het ramptoerisme wordt bereikt op zondag 16 augustus 1925. Die dag komen er vijfduizend voertuigen naar Borculo en honderdtienduizend bezoekers. Het totale aantal bezoekers na de ramp wordt geschat op vijfhonderdduizend tot een miljoen.
Door de verhalen van mijn opa over de Cycloon van Borculo zijn in onze familie de boordjes van Dievelaar een begrip en worden dreigende, donkergele luchten Borculose luchten genoemd.

Bij dit verhaal passen twee aanvullende opmerkingen. De eerste betreft een verwijzing naar de website Synagoge Borculo, met aanvullende informatie over het Joodse leven in het plaatsje, zoals over de synagoge, het mikwe en de begraafplaats, en een artikel over het echtpaar Abraham en Sara Spanjar-De Vries en hun zoontje Sallo.

Op de website Joods Monument staat de volgende informatie over hoe het de in het verhaal genoemde personen is vergaan: De beide ouders van Philip de Vries, Salomon de Vries (Neede, 8 oktober 1872) en Lena de Vries-Gottschalk (Almelo, 10 maart 1870), werden op 14 mei 1943 direct na aankomst in Sobibor vermoord. Ook Philips broer Abraham de Vries (Neede, 27 maart 1906), zijn zus Marie Augusta Spanjar-de Vries (Neede, 28 februari 1902) en haar kinderen Heintje (Borculo, 1 augustus 1924), Salomon (Borculo, 7 september 1925), Levie (Borculo, 23 mei 1927) en Lena (Borculo, 25 mei 1929) werden op 14 mei 1943 in Sobibor omgebracht. De vrouw van Abraham de Vries, Sara Spanjar-de Vries (Rijssen, 18 april 1907), en hun zoontje Sallo waren al op 22 oktober 1942 in de gaskamers van Auschwitz om het leven gekomen. Jacob Spanjar (Rijssen, 26 augustus 1898) stierf op 30 november 1943 in Dorohucza, een werkkamp vlakbij Sobibor. Philip de Vries en Benjamin de Vries waren de enigen van hun familie die de oorlog overleefden. Philip trouwde omstreeks 1935 met de in Haaksbergen geboren Henriette Frankenhuis; hij overleed op 6 augustus 1989 in Enschede.

Beoordeling: Goed

Informatie

Artikel door:
Frans van den Muijsenberg
Geplaatst op:
21-05-2018
Laatst gewijzigd:
25-05-2018
Feedback?
Stuur het in!

Afbeeldingen