De Panzerkampfwagen I, oftewel ‘tank I’, was de eerste in grote aantallen geproduceerde tank van Hitler-Duitsland. Panzerkampfwagen I tanks reden rond tijdens tankparades in de jaren dertig in Hitler-Duitsland. De tank was licht gepantserd en had twee 7.92mm MG13 machinegeweren. Slechts drie man bedienden de tank. Duidelijk werd dat de tank slechts geschikt was voor trainings- en verkenningstaken. Tegen tanks was Panzerkampfwagen I vrijwel nutteloos. Onder andere tijdens de Spaanse Burgeroorlog (1936), de Duitse aanval op Polen (1939) en de aanval tegen de lage landen (1940), werd Panzerkampfwagen I ingezet. De Panzerkampfwagen I had een bepantsering van 14 tot 15mm staal en bereikte een snelheid van dertig tot veertig kilometer per uur.
De Panzerkampfwagen II, 'tank II’, is de tweede geproduceerde tank van Hitler-Duitsland. Panzerkampfwagen II had 30 tot 35mm staal aan de voorkant van romp en koepel en was bewapend met een 2 cm snelvuurkanon (KwK 30 of KwK 38 L/55). De Panzerkampfwagen II bleek een redelijk geschikt ondersteuningsvoertuig door het 20mm kanon. Duidelijk werd echter dat de bepantsering onvoldoende was om vijandelijke tank- en antitankprojectielen tegen te houden. De tank diende onder andere tijdens de aanval op Polen, Nederland, Frankrijk en de Sovjet-Unie in het Duitse leger. Verschillende tankjagers zijn gebaseerd op de romp en het onderstel van Panzerkampfwagen II. Een voorbeeld is de Marder II tankjager.
De Panzerkampfwagen III, 'tank III', werd naast de Panzerkampfwagen IV (Panzer IV) ontwikkeld om te dienen als tankvernietiger. De Panzerkampfwagen IV zou als ondersteuningsvoertuig fungeren. De Panzer III diende tot en met 1945 en was een redelijk succesvolle tank. Aanvankelijk had de tank een 3,7 cm (37mm KwK 36) kanon, een kort 5 cm kanon (50mm KwK 38), een lang 5 cm (50mm KwK 39 L/60) kanon en tot slot een kort 7,5 cm kanon (75mm KwK 37 L/24). Met het lange 50mm L/60 kanon was de Panzerkampfwagen III in staat de middelzware Sovjettank T-34 uit te schakelen. De Panzer III kreeg gedurende de oorlog steeds dikkere bepantsering (maximaal 57 tot 70mm staal). Late Panzer III tanks kregen zijplaten, 'Schürzen' genaamd. Oorspronkelijk dienden die platen om Sovjet-antitankwapens tegen te houden. Omdat installatie van een grotere koepel in Panzerkampfwagen III niet mogelijk bleek, konden geen grote kanonnen geïnstalleerd worden. De Panzerkampfwagen IV was daarvoor wel geschikt.
De Panzerkampfwagen IV, 'tank IV', was het ‘werkpaard’ van het Duitse leger tijdens de Tweede Wereldoorlog. De tank werd ingezet tijdens nagenoeg elke Duitse oorlogscampagne: van Polen tot Berlijn. In totaal werden ongeveer achtduizendvijfhonderd tot negenduizend Panzer IV tanks geproduceerd. Bewapend met een 75mm kanon was de tank in staat vijandelijke tanks en pantservoertuigen uit te schakelen. Oorspronkelijk had de tank een kort 7,5 cm kanon (KwK 37 L/24), later kreeg de tank een lang 7,5 cm wapen (75mm KwK 40 L/43 en 75mm KwK 40 L/48 kanon). Het korte 75mm kanon was namelijk niet in staat Sovjettanks zoals T-34 en KV uit te schakelen tijdens en na Operatie Barbarossa. Met holle lading had de tank grotere kans om Sovjettanks te vernietigen. De tank werd gedurende de oorlogsjaren steeds zwaarder gepantserd. Uiteindelijk werd de tank voorzien van 80mm frontaal staal (Panzerkampfwagen IV Ausf. H en J). De voorkant van de koepel was voorzien van 50mm staal. De laatste Panzerkampfwagen IV versie, de J variant, had een niet elektrisch (mechanisch) aangedreven koepel.
De Panzerkampfwagen V, oftewel 'Panther', was de eerste Duitse tank met schuine bepantsering. De bepantsering bedroeg 100 tot 120mm staal aan de voorkant van de koepel, 80mm aan de voorkant van de romp en 40 tot 50mm aan de zijkant en achterkant van romp en koepel. De Panther werd ontwikkeld omdat bestaande Duitse tanks, Panzerkampfwagen I tot en met IV, niet of nauwelijks in staat waren Sovjettanks te vernietigen. De Sovjet T-34 en de KV series waren zo goed gepantserd dat een nieuwe Duitse tank ontwikkeld moest worden. Panzerkampfwagen V combineerde schuin pantser, 'gekopiëerd' van T-34, met een zeer accuraat Duits lang 7,5 cm KwK 42 L/70 kanon. De Panther is vanaf 1943 ingezet aan het Oost- en Westfront en vernietigde duizenden vijandelijke tanks. Het kanon doorboorde ongeveer 185 mm staal met de standaard pantsergranaat (Panzergranate 39/42) tot op een afstand van honderd meter. Panzerkampfwagen V is zonder twijfel, afgezien van enkele 'kinderziektes' bij prototypes, een van de meest succesvolle Duitse tanks. In totaal zijn een zesduizend Panther tanks, in verschillende versies (Ausführung), geproduceerd.
In 1942 verscheen de zwaarste Duitse tank aan het front: Panzerkampfwagen VI, oftewel, 'Tiger'. De Tiger was in 1942 de sterkste tank ter wereld. Voorzien van 100mm (romp) tot 120mm staal aan de voorkant (mantel koepel) en 80mm staal aan de zijkant en achterkant van de romp was het een erg goed gepantserde tank. Zo goed zelfs dat Sovjettanks niets tegen ‘Tiger’ konden beginnen. De Tiger was in feite het antwoord op de zware KV-1 tanks van de Sovjet-Unie die vanaf 1941 aan het Oostfront verschenen. Met het 8,8 cm KwK 36 L/56 kanon was de Tiger in staat KV-1 en T-34 tot drie kilometer, mogelijk verder, uit te schakelen. Het L/56 kanon was afgeleid van het Duitse 88mm luchtdoelgeschut ('FlaK'). In Noord-Afrika en aan het hele front boezemde de Tiger bij de geallieerden grote angst in. Er ontstond zelfs een ‘Tiger fobie’: elke gespotte Duitse tank kon een Tiger zijn. De Tiger had overlappende wielen. Overlappende wielen hadden als nadeel dat modder en sneeuw tussen de wielen konden gaan zitten waardoor het aandrijfsysteem blokkeerde. Een tweetal varianten van de Tiger werden gebouwd: een 'H'/H1 versie en een 'E' versie (modificaties kwamen voor). Versies verschillen slechts in details. De latere 'E' versie had bijvoorbeeld stalen wielen en een dikker koepeldak. De Tiger diende tot en met 1945 in het Duitse leger.
De Tiger II, oftewel Panzerkampfwagen VI Ausf. B, was de zwaarste tank van Hitler-Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Net als Panzerkampfwagen V, oftewel 'Panther', had Tiger II schuin pantser. Gepantserd was Tiger II (H) met 150mm staal aan de voorkant van de romp, 185mm staal aan de voorkant van de koepel en 80mm staal aan de zijkant en achterkant van romp en koepel. De Porsche Tiger II, Tiger II (P) had 100mm staal aan de voorkant van de koepel. Anders dan zijn voorganger, Tiger I, had Tiger II een lang 8,8 cm KwK 43 L/71 kanon. Dat kanon was het krachtigste tankgeschut van de Tweede Wereldoorlog en penetreerde ongeveer 230 mm staal tot op een afstand van honderd meter met de standaard Panzergranate (het krachtigste antitankgeschut was de 128mm PaK 44 L/55). Geen enkele geallieerde tank, zelfs niet de Joseph Stalin II (JS-2) van de Sovjet-Unie, had voldoende pantser om een 88mm L/71 granaat af te laten ketsen (alleen de voorkant van die tank was goed gepantserd). Twee verschillende wapenconfiguraties en koepels werden voor Tiger II ontworpen: één door Porsche en één door Henschel. De Porsche koepel had 100mm staal en een ‘flessenhals’ bij het kanon, de Henschel koepel had 185mm staal en een ronde vorm bij het kanon. Grote nadelen van de Tiger II waren het gewicht (68 tot 69 ton), het hoge brandstofverbruik en de kosten. Voor één Tiger II konden twee of drie Panther tanks gebouwd worden. Van Tiger II werden slechts 489 stuks geproduceerd.