Titel: | Hippocrates in de hel - De artsen van de concentratiekampen |
Schrijver: | Michel Cymes |
Uitgever: | Athenaeum |
Uitgebracht: | 2016 |
Pagina's: | 208 |
ISBN: | 9789025301408 |
Omschrijving: |
Michel Cymes (geboren te Parijs op 14 mei 1957) is als specialist verbonden aan een kliniek in de Franse hoofdstad. Hij presenteert medische programma’s voor de publieke omroep France Télévisions. De grootouders van Cymes waren Poolse Joden, die in 1922 naar Frankrijk waren uitgeweken. Zijn beide grootvaders zijn in Auschwitz vermoord. Vanuit die achtergrond stelt hij aan alle Duitse nazi-artsen de vraag: "Hoe kun je een beroep kiezen dat levens redden als hoogste doel heeft en vervolgens de levens beëindigen van degenen die je niet langer beschouwt als mensen?". Daarop volgend komt de vraag op of alle weerzinwekkende experimenten in de kampen de geneeskunde ook maar een millimeter verder hebben gebracht. Om het nog wat lastiger te maken, werpt Cymes een derde vraag op: Klopt zijn aanname dat alle folteraars tweederangs artsen waren, die door hun leraren en jaargenoten werden bespot en gemeden en nu de kans zagen te bewijzen dat ook zij, de minkukels, een grote wetenschappelijke bijdrage konden leveren aan het krankzinnige project van het Derde Rijk? Zij zouden wel eens even uitvinden hoe het Duitse volk het gezondste in de hele geschiedenis van de mensheid kon worden. Drie grote vragen, die een jarenlange studie naar een groot aantal betrokkenen vereisen, kennis van veel wetenschappelijke studies veronderstellen en waarvoor een behoorlijke dosis psychologisch inzicht onontbeerlijk is en een auteur moet beschikken over veel historisch inzicht in de ontwikkeling van de medische wetenschap. Het kan zijn dat dit boek een opwarmertje is voor zo’n magnum opus, maar dit blijkbaar snel geschreven boekje van een drukbezet iemand doet anders vermoeden. De tekst op de achterzijde geeft het min of meer al aan: Hier was het. Een emotioneel beladen tekst, die gezien de familiegeschiedenis invoelbaar is, maar niet echt wijst op gedegen, objectief onderzoek. Ook de omschrijvingen ‘herdenkingsreis’ en ‘persoonlijke pelgrimstocht’ zijn daarvoor duidelijke aanwijzingen. Door het woordje artsen al direct tussen haakjes te plaatsen, geeft Cymes al direct aan een vooringenomen standpunt te hebben en het lastig gaat hebben om met een neutrale, objectieve blik naar de gegevens te kijken. Niet onbegrijpelijk, maar ook niet erg wetenschappelijk. De totale verzamelde documentatie blijkt uit de bibliografie overigens slechts te bestaan uit zegge en schrijven veertien boeken. In het boek wordt ingegaan op een zeer beperkt aantal artsen: Sigmund Rascher, Wilhelm Beiglböck, Aribert Heim, August Hirt, Carl Clauberg, Erwin Ding-Schuler en de onvermijdelijke Josef Mengele. Aan de hand van dit zevental passeren een aantal gruwelijkheden waaraan deze artsen zich hebben schuldig gemaakt: gevangenen laten zieltogen in ijsbaden voor onderzoek naar de effecten van onderkoeling, mensen grote hoeveelheden zeewater laten drinken om de overlevingskans van de bemanning van getorpedeerde U-boten te vergroten, gevangenen van grote hoogte uit vliegtuigen gooien in de hoop uit de onderzoeksresultaten de overlevingskansen van neerstortende Duitse vliegeniers te kunnen verbeteren, het breken van benen bij vrouwen in het kader van spierweefselproeven, het opzettelijk besmetten van Joodse gevangenen met tyfus, cholera en andere gevaarlijke infectieziekten, het experimenteren op gevangenen met mosterdgassen, proeven op dwergen om het geheim achter groeistoornissen te achterhalen en experimenten op tweelingen die als doel hadden te zorgen dat Duitse moeders meer kinderen konden baren om het aantal gesneuvelde zonen weer snel aan te vullen. De lijst gruwelartsen en weerzinwekkende experimenten is vele malen langer. Met het beperkte aantal verhalen in dit boek geeft Cymes een overtuigend eerste overzicht van hetgeen er aan monsterachtige experimenten in de naam van wetenschap en met de zegen van het Derde Rijk is gebeurd. En toch overtuigt het boek niet echt, omdat het geen antwoord geeft op de vragen. Over de medische vooruitgang weet de auteur slechts te melden dat de overgrote meerderheid van de experimenten zo goed als zeker niets heeft opgeleverd. Hoewel hij bij Mengele wel aankomt met de opzienbarende opmerking dat overal waar Mengele in zijn latere leven in Zuid-Amerika opdook zich opvallende verschijnselen voordeden. Cymes meldt dat Mengele een tijdlang in Candido Godói, een dorpje in een Braziliaanse uithoek, als een soort rondtrekkend veearts hebben geleefd. Hij pochte dat hij ervoor kon zorgen dat het aantal tweelinggeboorten zou toenemen. Inderdaad zou in Candido Godói het aantal tweelinggeboorten uitkomen op 33% van het totale geboortecijfer, wat een opvallende afwijking is van de internationale norm van 2%. Cymes stelt de vraag: "Is Mengele hier het verschijnsel komen bestuderen of heeft hij eraan bijgedragen?", maar het lijkt toch vooral een broodje aap-verhaal te zijn. Cymes wijst er verder op dat veel artsen die in de concentratiekampen actief waren, later moeiteloos hun carrière konden voortzetten, vaak in de Verenigde Staten. Wat toch ook weer voedsel geeft aan de gedachte dat er wellicht toch nuttige kennis is opgedaan waarvan op verschillende manieren geprofiteerd kon worden. Nu niet vanuit een racistisch-politieke overweging, maar door een onderneming met commerciële belangen. Cymes stipt het heel even aan in zijn conclusie, maar laat het verder onbesproken. De artsen werken binnen het Derde Rijk met een racistische ideologie die bepaalde groepen mensen niet langer beschouwt als mensen. Deze ‘Untermenschen’ zijn voor hun ideaal ‘menselijk materiaal’ om experimenten mee uit te voeren die onder normale omstandigheden absoluut verboden zijn. Bij Cymes lijkt het alsof het gedachtegoed dat aan die racistische ideologie ten grondslag ligt een geïsoleerd verschijnsel is, beperkt tot deze periode in de Duitse geschiedenis, dat plotseling met de komst van Hitler in 1933 opkomt en met hem in 1945 even plotseling weer verdwijnt. Wat natuurlijk niet waar is. De waarborg voor de ethiek en handelswijze van artsen ligt vast in de eed van Hippocrates, die ook in het Duitsland van 1939 nog steeds van toepassing is. De eed is overigens een interne gedragsregel voor artsen en heeft geen juridische betekenis. In het zogenaamde Artsenproces dat in 1946 in Neurenberg werd gehouden, speelde deze eed ook een rol. In de beklaagdenbank zaten twintig Duitse artsen met diverse specialisaties: vier chirurgen (Karl Brandt, Fritz Fischer, Karl Gebhardt, Paul Rostock), drie dermatologen (Kurt Blume, Adolf Pokorny, Herta Oberheuser), vier bacteriologen (Siegfried Handloser, Joachim Mrugowsky, Gerhard Rose, Oskar Schröder), een internist (Wilhelm Beiglböck), een radioloog (August Weltz), twee huisartsen (Waldemar Hoven, Karl Genzken), een geneticus (Helmut Poppendick) en vier onderzoekers (Hermann Becker-Freysing, Wolfgang Romberg, Siegfried Ruff en Konrad Schäfer). Slechts één hiervan komt in het boek van Cymes aan bod. Het is een keurige dwarsdoorsnede van de medische disciplines en van elk van deze beroepsgroepen vertegenwoordigers van vele, vele andere net zo schuldigen. Centrale vraag voor Cymes is te willen weten wat deze personen en beroepsgroepen heeft veranderd van kundige artsen in monsterachtige beulen. Cymes vindt het antwoord in het totalitaire systeem en de code van Neurenberg, die voor de oorlog aan de artsen werd afgegeven: "Wij, de staat, Hitler en Himmler, nemen de verantwoordelijkheid op ons. U, de artsen, bent slechts werktuigen." Daarin is natuurlijk een belangrijk deel van de verklaring te geven. Zodra wettelijke belemmeringen wegvallen en misdaden door de staat worden afgedekt, zullen velen hierin een vrijbrief zien alle voorheen heilige normen en waarden opzij te zetten en ‘hun goddelijke gang’ te gaan. Dat is geen verwerpelijke handelswijze die zich tot de medische beroepsgroepen beperkt. Er is echter een element dat Cymes achteloos terzijde schuift. De verdedigers van bovengenoemde medici voerden een aantal argumenten aan in hun poging hun klanten vrij te spreken of toch minstens te zorgen voor strafvermindering. Enkele tenenkrommende argumenten lees je met plaatsvervangende schaamte, maar een enkele keer raken ze echter een gevoelige snaar. De aanklagers en rechters, en met hen Michel Cymes, leggen die opmerkingen direct terzijde. De verdedigers wijzen namelijk op de analogie met experimenten die in de Verenigde Staten op gevangenen werden gedaan en op het feit dat de geneeskunde al zeer lang voor de oorlog werd gevoed door eugenetica (het wetenschappelijk onderzoek naar alles waarmee de erfelijke eigenschappen van het menselijk ras verbeterd konden worden), en heus niet alleen in Duitsland. Een snelle blik op de honderden onderzoeken en maatregelen in de gehele Westerse wereld vanaf omstreeks 1880 kan niet anders dan tot de conclusie leiden dat er geen al te dikke scheidslijn is tussen de toenmalige wereldwijde populariteit van de eugenetica en de dagelijkse praktijken in de Duitse kampen. Het wegvallen van de wettelijke beperkingen in een racistische samenleving en een totalitaire staat in oorlog deden bij een deel van de beroepsgroepen alle ethiek varen. De treurige conclusie is dat het maar zeer de vraag is of dit in andere landen anders is. Ik denk dat we het antwoord hierop wel weten. Het is spijtig dat Cymes dat element niet ziet of wil zien. Het werk is vlot geschreven en zeker voor degenen die niet al te ingewijd zijn in de materie een goed boek. Een ‘stairway to hell’, een opstapje naar een echte omvattende verhandeling over de door Cymes opgeroepen vragen. Voor degenen echter die wel meer kennis hebben over de praktijken van de nazi-artsen is het boek een gemiste kans. Cymes herhaalt slechts wat allemaal al vele malen is beschreven en komt niet met nieuwe inzichten. De prangende vragen die hij zelf aan de orde brengt, worden niet beantwoord. Zonde! |
Beoordeling: | Goed |