De Noorse torpedobootjager Sleipner was de enige uit de Sleipner-klasse torpedobootjagers die na de strijd in Noorwegen rond Weserübung-Nord, wist te ontsnappen naar Groot-Brittannië. In dienst van de Royal Navy met als kenteken 'H48' nam het de gehele oorlog onder Noorse vlag deel aan de strijd. Na de oorlog keerde het schip terug naar Noorwegen en werd in de jaren 1950 omgebouwd tot fregat.
Gebouwd door: |
Kiel gelegd: |
Te
waterlating: |
In dienst: |
Einde: |
Carljohansvaern vaerft, Horten |
3 oktober 1934 |
7 mei 1936 |
1936 |
1959 (sloop) |
Bouwnummer : 120 |
||||
Indeling: |
Datum in: |
Datum uit: |
||
1936 |
17 juni 1940 |
torpedobootjager
Sleipner (1936) - Noorse Marine |
||
17 juni 1940 |
10 maart 1944 |
torpedobootjager
Sleipner (H48) - Royal Navy (Noorse bemanning) |
||
1948 |
1959 |
fregat Sleipner
(F300) - Noorse Marine |
De torpedobootjager Sleipner was de eerste van een reeks van zes moderne, relatief kleine torpedobootjagers voor de Noorse Marine. De kiel voor het schip werd op 3 oktober 1934 gelegd als bouwnummer 120 aan de scheepswerf Carljohansvaern vaerft in Horten. Op 7 mei 1936 werd het schip te water gelaten en nog datzelfde jaar in dienst gesteld. Na haar indienststelling formeerde het na verloop van tijd met haar zusterschepen de Noorse 2. Jagerdivisjon.[1][2]
Het schip was de naamgever van de Sleipner-klasse (1936) en had een lengte van ruim 74 meter bij een maximale waterverplaatsing van 708 ton. De standaard 75 bemanningsleden hadden de beschikking over drie stuks 102 mm, 40 kaliber Bofors M36 geschut, een 40 mm, 56 kaliber, Bofors M 36 luchtafweergeschut en twee 12,7 mm machinegeweren. Daarnaast had het schip de beschikking over één batterij van twee 533 mm torpedolanceerbuizen en vier dieptebommenwerpers. Ook kon het schip 24 mijnen meevoeren.[3][4]
Al voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in Noorwegen, raakte de Sleipner betrokken bij diverse incidenten in het kader van de bewaking van de Noorse neutraliteit. Op 30 oktober 1939 probeerde de Duitse bemanning van het door de Duitsers gekaapte Amerikaanse schip ss City of Flint in Tromsö de haven binnen te lopen. Het was de Sleipner die het schip tegenhield.
Op 8 april 1940 werd om 05.10 uur door de kustwacht van Hustadvika gerapporteerd dat waarschijnlijk Britse torpedobootjagers mijnen aan het leggen waren in Noorse territoriale wateren. Dit was Force WB die ten bate van Operatie Wilfred het leggen van een mijnenveld simuleerde. Om 07.20 uur bereikte de Sleipner de twee Britse torpedobootjagers en overhandigde een formeel protest. HMS Hyperion (H97) zond hierop twee officieren naar de Sleipner die aan Kaptein Ernst Ullring een kaart met coördinaten van het 'mijnenveld' overhandigden samen met een memorandum van de Britse overheid met uitleg over de operatie. De Sleipner nam hierop de 'bewaking' van het mijnenveld op zich en de twee Britse torpedobootjagers verdwenen.[5]
Na het voorval werd Sleipner naar de monding van de Romsdalfjord gezonden om deze, samen met Trygg en Sild te bewaken tegen een mogelijke Duitse aanval. Al snel ontving men de volgende dag het bericht dat de Duitse aanval op Noorwegen ook daadwerkelijk in gang was gezet. Op 11 april kreeg Kaptein Ernst Ullring, naast het bevel over zijn schip, ook het bevel over het tijdelijk ingestelde Romsdalsfjord Marine District (Romsdalsfjord Sjöforsvarsdistrikt) waarin opgenomen werden de Sleipner, Trygg, Sild, Skrei en de Romsdalsfjord Luchtgroep. Op 12 april 1940 moest de torpedobootjager voor het eerst in actie komen in deze hoedanigheid. Op die dag nam de eenheid met Sleipner de Duitse vrachtvaarder Ruhrort en de trawler Thüringen in beslag en haar bemanning krijgsgevangen.[6][7]
Op 24 april 1940 ondersteunde de torpedobootjager de Geallieerde landingen rond Molde en Andalsnes. Op 25 april werd het schip door Duitse bombardementen geraakt en trok het naar de Shetland-eilanden voor reparaties. De reparaties werden uiteindelijk in Rosyth, Groot-Brittannië uitgevoerd en het schip was op 17 juni 1940 weer gereed. Na deze onderhoudsbeurt had het schip de beschikking over een nieuwe bewapening met twee stuks 102 mm, 45 kaliber snelvuurgeschut, en twee stuks 20 mm, 70 kaliber Oerlikon luchtafweer.[8][9]
Na afloop van de strijd in Noorwegen, werd de Sleipner ingezet voor konvooidiensten langs de Britse Oostkust met kenteken 'H48' op de romp. Vanaf 1 juli 1941deinde het schip als onderdeel van Rosyth Command. Begin 1942 kreeg de KNM Sleipner nieuw 10,16 cm geschut Op 10 maart 1944 werd het schip uit de vaart genomen en opgelegd.
In mei 1945 werd de opgelegde torpedobootjager naar Noorwegen gebracht en aanvankelijk ook daar opgelegd als reserve. In 1948 werd het schip verbouwd tot fregat en weer in dienst genomen met rompnummer F300. In 1959 werd het schip definitief uit de vaart genomen en gesloopt.
Naam: | Sleipner |
Callsign/Registratie: |
H48 |
Bouwer: |
Carljohansvaern vaerft, Horten |
Bouwnummer: |
120 |
Type/Klasse: |
Torpedobootjager /
Sleipner-klasse (1936) |
Waterverplaatsing: |
597 t (leeggewicht) 708 t (maximaal) |
Lengte: |
74,30 meter |
Breedte: |
7,75 meter |
Diepgang: |
2,10 meter |
Aandrijving |
2 De Laval olie aangedreven
gasturbines 3 boilers 2 schachten 12.500 pk |
Snelheid: |
32 knopen (59,26 km/u) |
Bereik: |
6.482 km (bij 15 knopen) |
Bewapening: |
3x1 102 mm / 40 kaliber Bofors M36 geschut 1x1 40 mm / 56 kaliber Bofors M 36 luchtafweergeschut 2x1 12.7 mm Colt luchtafweer 1x2 533 mm torpedolanceerbuizen 4 dieptebommenwerpers 24 Mijnen na verbouwing in 1940 2x1 102 mm / 45 kaliber QF Mk V geschut 1x1 40 mm / 56 kaliber Bofors M 36 luchtafweergeschut 2x1 20 mm / 70 kaliber Oerlikon luchtafweer 1x 12.7 mm Colt luchtafweer 1x2 533 mm torpedolanceerbuizen 4 dieptebommenwerpers |
Bemanning |
72 (vredestijd) 83 (oorlogstijd) |
Kommandörkaptein Ernst Ullring (Kapitein-Luitenant ter Zee) | ? |
Kommandörkaptein Thore Horve (Kapitein-Luitenant ter Zee) | 28 juni 1940 |
Kaptein Rolf Hag (Luitenant ter Zee 2e Klasse oudste categorie) | december 1941 |
Löytnant Kleppe (Luitenant ter Zee 2e Klasse) | 22 juli 1942 - 10 maart 1944 |