De Nordkapp was van oorsprong een Inspectievaartuig voor de visserij van de Noorse Kustwacht. Als onderdeel van de Noorse Marine, werd de Nordkapp al snel ingezet als patrouillevaartuig ter bescherming van de Noorse neutraliteit. Nordkapp overleefde de Duitse inval in Noorwegen en wist naar Groot-Brittannië te ontkomen. In 1954 uit de vaart genomen, werd het schip in 1956 verkocht en als visserijschip in de vaart genomen. Op 27 november 1972 zonk het schip voor de kust van West-Afrika.
Gebouwd door: |
Kiel gelegd: |
Te
waterlating: |
In dienst: |
Einde: |
MV Horten, Horten |
1937 |
18 augustus 1937 |
1937 |
27 november 1972 (gezonken) |
Bouwnummer : 123 |
||||
Indeling: |
Datum
in: |
Datum
uit: |
Gegevens: |
|
1937 |
1939 |
KS Nordkapp |
||
1939 |
KS Nordkapp, 3.
Sjöforsvarsdistrikt (3e Verdedigingsdistrict) |
|||
21 september 1940 |
9 september 1943 |
KS Nordkapp,
Icelandic Division |
||
22 september 1943 |
26 april 1944 |
KS Nordkapp,
Shetland Department |
||
15 december 1944 |
1 januari 1945 |
KS Nordkapp, Scapa
Flow Navy Department |
||
1 januari 1945 |
mei 1945 |
KS Nordkapp,
Lerwick, Shetland |
||
mei 1945 |
29 juli 1954 |
KS Nordkapp,
Sjöforsvaret (Noorse Marine) |
||
1956 |
1971 |
visserijschip Skarodd, Lars J. Sjong P/R, Älesund |
||
1971 |
27 november 1972 |
visserijschip Tor
Hugo, Jostein Johnsen, Havöysund |
De Nordkapp werd als eerste schip van de Nordkapp-klasse op 18 augustus 1937 tewatergelaten bij de Marine Scheepswerf te Horten als bouwnummer 123.. Het schip was bedoeld als Inspectievaartuig voor de Noorse Kustwacht, maar werd al snel ten behoeve van de neutraliteitsbewaking in dienst genomen als patrouillevaartuig. Ten tijde van Operatie Weser (Weserübung), de Duitse inval in Noorwegen, was de Nordkapp ingedeeld bij het 3. Sjöforsvarsdistrikt (3e Maritieme Verdedigingsdistrikt) in het Noorden van Noorwegen en stond onder bevel van Löytnant 1 (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) Jon Seip.[1][2]
Op 9 april 1940 onderschepte de Nordkapp de Duitse tanker Kattegat in de Glomfjord bij Narvik. De Nordkapp benaderde het voor anker liggende schip ter inspectie. Toen Jon Seip de bevelhebber van de tanker aansprak, reageerde deze met de mededeling dat Vidkun Quisling premier van Noorwegen was gemaakt en dat alle Noorse schepen bevelen diende op te volgen van Duitse bevelhebbers. Op het moment dat Jon Seip zichzelf aan de Duitsers identificeerde, ving de Nordkapp een radiomelding op van de Kattegat aan de Duitse Kriegsmarine met een verzoek om hulp en escorte naar Narvik. Seip zelf had ondertussen van zijn bevelhebbers de opdracht gekregen het Duitse schip in beslag te nemen. Seip stond nu voor een dilemma. De bewapening van zijn manschappen en de aantallen manschappen die hij aan boord had voor een entering van het Duitse schip, waren hiervoor niet toereikend. Daarnaast hadden twee Noorse loodsen aan boord van de Kattegat, aan Seip gemeld dat de Duitse bemanning marinemensen waren en allen waren bewapend. De Noorse commandant besloot nu dat de enige optie was het Duitse schip tot zinken te brengen aangezien de bewapening van de Nordkapp zijn enige sterke punt was. Hij beval de Duitsers dan ook het schip binnen tien minuten te verlaten. Na tien minuten had men niets van de Kattegat vernomen en de Nordkapp vuurde een waarschuwingsschot. Nadat hierop nog geen reactie kwam, bracht de Nordkapp de Kattegat tot zinken. Zij werden hierbij geholpen door de Duitsers zelf die de kleppen van het schip openden. Zij lieten het schip liever zinken dan dat het in handen van de Noren viel. De Duitse bemanning werd krijgsgevangen gemaakt. De onderschepping van de Kattegat was een klap voor de Duitse Kriegsmarine, aangezien dit schip diende als bevoorradingsschip voor de Duitse torpedobootjagers die naar Narvik opstoomden. Dit had tot gevolg dat de Duitse torpedobootjagers in Narvik onvoldoende brandstof hadden om de vluchten tijdens de later volgende eerste Slag bij Narvik en tweede Slag bij Narvik met de Royal Navy.[3][4][5]
Op 13 april 1940, werd de Nordkapp naar Brönnöysund gezonden, waar een Duitse Heinkel He 115 een noodlanding had gemaakt. De bemanning van het toestel was door de Noorse politie gevangen genomen en Nordkapp moest deze ophalen. De Heinkel werd overigens in dienst van de Noren genomen.[6]
Tussen 16 april 1940 en 26 april 1940, was de Nordkapp ingedeeld bij een flottielje van de Royal Navy, bestaande uit veertien oorlogsbodems en twee troepentransportschepen in de Sjonafjord bij Sandnessjöen. Hierna werd de Nordkapp aangewezen voor patrouille in de Andfjord bij Troms. Vervolgens was het schip op 24 mei in Modö en nam het deel aan de evacuatie van 4000 Britse militairen bij Bodö. Hierna trachtte het schip, op 3 juni 1940, samen met de HMS Ranen door beschietingen de Duitse opmars aan land te vertragen. De Nordkapp kwam vervolgens op 7 juni 1940 aan in Svolvaer, waar het opdracht kreeg te evacueren naar Groot-Brittannië. Nordkapp besloot tot 8 juni te wachten om zoveel mogelijk evacuees de gelegenheid te geven mee te gaan. Om 02.00 uur was het schip gereed voor vertrek toen het twee schepen waarnam die begonnen maritieme installaties aan land te bombarderen. Aannemend dat het Duitse schepen waren, ging de Nordkapp gelijk in de aanval, resulterend in een maritiem duel van 45 minuten. Onbekend voor de Norkapp, bleken dit de Britse schepen HMS Northern Gem en HMS Ranen te zijn, die opdracht hadden de faciliteiten te bombarderen om te voorkomen dat deze door de Duitsers konden worden gebruikt. Gelukkig wisten geen van de drie schepen treffers te plaatsen op elkaar. Om 03.00 uur, nadat de vergissing was opgelost, vertrok Nordkapp naar Groot-Brittannië en bereikte op 12 juni 1940 de havenstad Torshavn op de Faeröer Eilanden.[7]
Na bevoorrading in Torshavn, bereikte het schip op 18 juni 1940 de haven Rosyth, waar het in onderhoud ging. Op 14 september 1940 was het schip weer inzetbaar. Vanaf 21 september 1940 opereerde de Norkapp vanuit IJsland, waar het tot 9 september 1940 diende als patrouillevaartuig. Na haar avonturen in IJsland, werd de Norkapp op 22 september 1943 op de Shetland Eilanden gestationeerd, ter ondersteuning van de Shetland Bus Operaties, het transporteren van geheim agenten en goederen naar bezet Noorwegen. Het schip opereerde hier samen met de Noorse schepen Horten, Molde, Narvik en Risör.
Vanaf 6 juni 1944 tot 18 juni 1944, nam de Nordkapp als beschermingsvaartuig deel aan Operatie Neptune, het maritieme onderdeel van de invasie in Normandië. Vanaf 11 september 1944, ging de Nordkapp in Aberdeen in onderhoud, waar het tot 15 december verbleef. Hierna kreeg het wachtdienst bij de Home Fleet in Scapa Flow. Op 1 januari 1945 trok het schip naar Lerwick op de Shetland Eilanden, waas het verbleef tot 8 mei 1945. Op 18 mei 1945 keerde de Nordkapp terug naar Noorwegen, waar het op 20 mei in Stavanger aankwam. Na een verbouwing, waarbij de bewapening werd uitgebreid tot één 76/50 Mk 20/21 geschut, één 40/56 Mk 1/2 geschut en twee stuks 20/70 Mk 4 geschut, werd het schip weer in operationeel. Het schip kwam nu in dienst bij de Kustwacht. Op 29 juli 1954 werd de Nordkapp uit de vaart genomen.
In 1956 werd het schip verkocht, waarna het als visserijschip dienst ging doen. Aanvankelijk onder de naam Skarodd, werd het in 1971 verkocht en kreeg het de naam Tor Hugo. De Tor Hugo verging op 27 november 1972 bij de kust van West-Afrika. Het verging ten gevolge van lekkages door veroudering van de romp.
Naam: | Nordkapp (1937) |
Callsign/Registratie: |
? |
Bouwer: |
Marinens Hovedvaerft
Karljohansvern, Horten |
Bouwnummer: |
123 |
Type/Klasse: |
Patrouilleboot / Nordkapp-klasse (I) |
Waterverplaatsing: |
243 ton standaard 279 ton maximaal |
Lengte: |
39,80 meter |
Breedte: |
6,53 meter |
Diepgang: |
2,26 meter |
Aandrijving: |
Twee 6 cilinder 4 takt Sulzer
Dieselmotoren von Sulzer 580 pk |
Snelheid: |
13,7 knopen (24 km/u) |
Bereik: |
5.150 km (bij 11 knopen) |
Bewapening: |
1x 47 mm geschut (tot 1940) vanaf 1940: 1x 76 mm Armstrong Withworth L/40 1x 20 mm Oerlicon MkII 1x4 12,7mm) Colt Browning Machinegeweren 12 mijnen op 2 rails |
Bemanning |
23-28 |
Löytnant 1 Jon Seip
(Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) |
1940 |
Kapteinlöytnant Erling Hafto (Kapitein-luitenant ter zee) | 10 september 1940 |
Kapteinlöytnant Gunnar Firing
(Kapitein-luitenant ter zee) |
29 december 1942 |
Löytnant Bjarne Ellefsen
(Luitenant ter zee der 2de klasse oudste categorie) |
10 september 1943 |
Löytnant
Käre Hagnes (Luitenant ter zee der 2de klasse oudste categorie) |
19 maart 1946 - 25 juni 1947 |