De Noorse torpedobootjager Draug was de naamgever van de Draug-klasse. Het schip werd in 1910 in dienst genomen en was bij aanvang van de Tweede Wereldoorlog nog steeds operationeel. In april 1940 lukte het de Draug om Noorwegen te ontvluchten en Engeland te bereiken. Hier werd het schip aanvankelijk gebruikt als depotschip tot he na een verbouwing gemoderniseerd en nieuw werd bewapend. Tot februari 1943 fungeerde de Draug als escortejager en vervolgens weer als depotschip. In 1944 werd het schip verkocht voor sloop.
Gebouwd
door: |
Kiel
gelegd: |
Te
waterlating: |
Aflevering: |
Einde: |
Karljohansvern
Orlogsstasjon, Horten |
1907 |
18 maart 1908 |
23 mei 1910 |
19 november 1943 (uit dienst) |
Bouwnummer : 103 |
||||
Indeling: |
Datum
in: |
Datum
uit: |
Gegevens: |
|
1908 |
? |
KS Draug, Noors
Westelijk Eskader, Haugesund |
||
? |
5 september 1939 |
reserve,
Marineholmen, Bergen |
||
5 september 1939 |
april 1940 |
KS Draug, 1. Jagerdivisjon |
||
april 1940 |
november 1940 |
KS Draug, depotschip
Portsmouth |
||
november 1940 |
1941 |
reconstructie |
||
1941 |
april 1942 |
HNoMS Draug (H28),
escortejager |
||
april 1942 |
5 februari 1943 |
HNoMS Draug (H28),
depotschip Port Edgar |
||
5 februari 1943 |
19 november 1943 |
HMS Draug, Royal
Navy, op leenbasis |
||
1944 |
verkocht voor sloop |
De kiel voor de Draug-klasse torpedobootjager Draug werd in 1907 als bouwnummer 103, gelegd aan de marinewerf van het Karljohansvern Orlogsstasjon te Horten. Op 18 maart 1908 werd het schip te water gelaten en op 23 mei 1910 afgeleverd.[1]
Ten tijde van de Eerste Wereldoorlog werd het schip ingezet ter bescherming van de Noorse neutraliteit en maakte het schip deel uit van het Noors Westelijk Eskader gestationeerd te Haugesund.
Op het moment dat de oorlog in Europa tussen Duitsland en Polen uitbrak, was de Draug, samen met haar zusterschepen KS Troll (1910) en KS Garm (1913), opgelegd als reserve. De Draug lag in de Marineholmen te Bergen De drie schepen werden op 5 september 1939 gereactiveerd en wederom ingezet ter bescherming van de Noorse neutraliteit. Pas in oktober 1939 was het scheepsarbeiders gelukt alle problemen met het schip op te lossen zodat de Draug weer in dienst kon komen. Om de luchtverdediging van het schip te versterken werd op dit moment een 12,7 mm Colt machinegeweer geïnstalleerd op het schip. Tevens ontving het schip vier dieptebommen gemonteerd op het achterschip. Er was echter geen werpmechanisme waardoor de dieptebommen met de hand over de rand van het achterschip moesten worden gerold.
De Draug werd met haar zusterschepen ingedeeld bij de 1. Jagerdivisjon (1e Torpedobootjagerdivisie) binnen het 2. Sjoforsvarsdistrikt (2e Marinedistrikt). Draug had als thuishaven Haugesund en voerde van daaruit escorte- en patrouillemissies uit. Gedurende de nacht van 8 op 9 april ontving de Draug het bevel zich gereed voor oorlog te maken. Om 04.00 uur werd in de Oslofjord een schip onderschept. Dit bleek de Duitse vrachtvaarder d.s. Main (1927) te zijn. De Draug dwong het schip te stoppen en nadat bleek dat het schip militaire goederen, waaronder 2.000 zeemijnen, vervoerde werd het opgebracht naar Haugesund. Op datzelfde moment kwam de bevelhebber van de Draug er achter dat een groot deel van zijn hogere bevelhebbers al krijgsgevangen waren gemaakt. Op 9 april 1940 gaf Kaptein Thore Horve zijn bemanning opdracht de Draug en het Duitse schip Main, naar Engeland te varen. Al spoedig na het vertrek werden de schepen door Duitse vliegtuigen aangevallen. De Main werd hierop door de eigen bemanning tot zinken gebracht en de Draug ontsnapte naar Engeland waar het op 10 april aankwam.[2][3][4]
Doorgevaren naar Scapa Flow, waar het op 11 april aankwam, bleef het schip met een kleine basis bemanning aldaar voor onderhoudswerkzaamheden. Op 7 mei vertrok het schip naar Portsmouth. Hier werd het schip tot 5 augustus 1940 ingezet als depotschip voor de nieuwe twee Noorse motortorpedoboten HNoMS MTB 5 en HNoMS MTB 6. Tussen 6 augustus en 27 oktober werd het schip met kenteken H28, ingezet als bewakingsschip in Lowestoft.[5]
Vanaf november 1940 werd de Draug op de scheepswerf van Grimsby gemoderniseerd en verbouwd. De brug van het schip werd volledig gereconstrueerd. Het achterste geschut werd vervangen door een 76,2 mm luchtafweergeschut en op elke brugvleugel werd een 7,7 mm Lewis machinegeweer geplaatst. Rond de romp van het schip werd een degaussing kabel geplaatst om het schip te demagnetiseren.
Begin 1941 was het schip weer operationeel en werd het ingezet voor escortediensten langs de Britse kusten. Naast deze taak opereerde de Draug regelmatig samen et Noorse motortorpedoboten. Hierbij sleepte de Draug de MTB's tot zo dicht mogelijk bij de Noorse kust. Hierdoor konden de kleine schepen langer langs de Noorse kusten opereren. Na hun opdracht sleepte de Draug ze weer terug.[6]
In april 1942 werd de Draug ingezet als depotschip in Port Edgar. Hier verbleef het tot de Draug op 5 februari 1943 door de Noren buiten dienst werd gesteld. Vervolgens werd de Draug tot 2 september 1943 door de Royal Navy geleend voor oefeningen en testen. Op 19 november 1943 werd de Draug definitief buiten dienst gesteld. Ergens in 1944 werd het schip voor sloop verkocht. Drie van de 76 mm kanonnen van de Draug werden in 1944 overgebracht naar Svalbard, waar ze als kustgeschut werden geplaatst bij Longyearbyen.
Naam: | KS Draug |
Callsign/Registratie: |
H28 (1940) |
Bouwer: |
Karljohansvern Orlogsstasjon,
Horten |
Bouwnummer: |
103 |
Type/Klasse: |
Torpedobootjager / Draug-klasse |
Waterverplaatsing: |
578 ton (maximaal) 550 ton (standaard) |
Lengte: |
69,20 meter |
Breedte: |
7,30 meter |
Diepgang: |
2,90 meter |
Aandrijving: |
2x drievoudige expansie
stoommachines 4x boiler 2 schachten 7.500 pk (5.600 kW) |
Snelheid: |
26,5 knopen (48,15 km/h) |
Bereik: |
5.186 km bij 10 knopen (18,52
km/h) |
Bewapening: |
6x1 76 mm / 50 kaliber geschut 3x1 450 mm torpedolanceerbuizen 1x1 12,7 mm Colt machinegeweer (1939) |
Bemanning |
76 |
Kaptein Thore Horve
(Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) |
8 april 1940 |
Löytnant T. Holthe
(Luitenant-ter-Zee 3e Klasse) |
januari 1941 |
Löytnant Frodesen (Luitenant-ter-Zee
3e Klasse) |
3 november 1941 |
Löytnant H. Öi
(Luitenant-ter-Zee 3e Klasse) |
21 maart 1942 |
Commander in Chief Port Edgar |
13 april 1942 - 5 februari 1943 |