Titel: | Het hele leven is hier een wereld op zichzelf - De geschiedenis van kamp Vught |
Schrijvers: | Marieke Meeuwenoord |
Uitgever: | Bezige Bij |
Uitgebracht: | september 2014 |
Pagina's: | 352 |
ISBN: | 9789023489122 |
Omschrijving: |
‘Zij die het niet meegemaakt hebben en dit eens zullen lezen, (…) moeten weten het grote leed dat ons is aangedaan’ schreef Klaartje de Zwarte-Walvisch (1911-1943) als Joodse gevangene in Kamp Vught in haar dagboek. In juli 1943 werd ze in Sobibor vermoord. Klaartje was een van de ruim honderdduizend Nederlandse Joden die tussen 1942 en 1944 vanuit Westerbork naar vernietigingskampen in het Oosten werden afgevoerd. In bijzijn van kampcommandant Albert Gemmeker werden ze op de trein gezet door veelal Nederlandse marechaussees en Joodse leden van de Ordedienst. Iedere dinsdag, drieënnegentig keer. Uit Klaartje’s dagboek en andere indringende ooggetuigenverslagen weten we al veel over de mensonterende toestanden in Kamp Vught en Westerbork. En natuurlijk uit Lou de Jongs 'Koninkrijk der Nederlanden' (1978) en 'Ondergang' (1965), Jacques Pressers beroemde kroniek van de Jodenvervolging in Nederland, die de lezer op onnavolgbare wijze bij de keel grijpt. Voor het eerst sinds Presser en De Jong verschenen onlangs twee uitvoerige en in hun uitwerking vergelijkbare studies over beide kampen: 'Het hele leven is hier een wereld op zichzelf. De geschiedenis van kamp Vught' van Marieke Meeuwenoord (1978) en 'Als ik morgen niet op transport ga. Kamp Westerbork in beleving en herinnering' van Eva Moraal (1982). Aan de hand van een groot aantal zorgvuldig geselecteerde egodocumenten (dagboeken, brieven en memoires) graven deze historici, die allebei op hun onderwerp promoveerden, diep in het dagelijkse kampleven van mannen én vrouwen en kinderen. Beiden schetsen een rijk geschakeerd beeld van twee nazikampen, die elk een heel eigen karakter hadden. Kamp Vught, officieel Konzentrationslager Herzogenbusch, was een concentratiekamp naar Duits model, het enige in Nederland en buiten het Duitse Rijk. Hier zaten op een terrein van nog geen halve vierkante kilometer van januari 1943 tot september 1944 zo’n 32.000 mannen en vrouwen uit alle lagen van de bevolking in verschillende subkampen, bewaakt door Duits en Nederlands burger- en SS-bewakingspersoneel, voor kortere of langere tijd gevangen. Wegens verzet tegen de Duitsers, als gijzelaar, als ‘asociaal’ of gewoon omdat ze, zoals Klaartje de Zwarte-Walvisch, Joods waren. In 'Het hele leven is hier een wereld op zichzelf' ontrafelt Marieke Meeuwenoord de geschiedenis van die extreem complexe dwangsamenleving. Gedetailleerd beschrijft ze hoe bewoners en werknemers hier leefden en werkten en schetst ze de achtergronden van de verhoudingen in het Schutzhaftlager, Judendurchgangslager en Frauenlager. Interessant genoeg zoomt ze daarbij niet alleen in op de slachtoffers, maar belicht ze ook levens en gedrag van de drie kampcommandanten, Duitse en Nederlandse SS'ers en Aufseherinnen (vrouwelijke bewakers) en de omgang tussen bewakers en gevangenen. Die verhoudingen hadden, zo blijkt, vele dimensies en een heel eigen dynamiek. Dat alles geeft een diffuus beeld van een dwangkamp dat in een aantal opzichten afweek van andere Duitse concentratiekampen, zoals Meeuwenoord laat zien. Het perfide nazikampsysteem van ontmenselijking door dwangarbeid en geweld heerste in beginsel ook in Vught. Tegelijkertijd waren de Duitsers er hier echter op uit om een zekere rust te bewaren. De maatschappelijke en morele orde ‘van buiten’ verdween niet helemaal en bewakers konden soms iets voor gevangenen en gevangenen iets voor elkaar betekenen. In het Frauenlager ontfermden oudere gevangenen, ‘kampmoeders’, zich over jongere medegevangenen. Aufseherinnen waren er over het algemeen minder gewelddadig en de gevangenen hadden enige speelruimte. Van dat laatste is een gebeurtenis als het bunkerdrama een wrange illustratie. De vrouwen durfden in opstand te komen tegen de bestraffing van een medegevangene, met de bekende fatale gevolgen van dien: van de vierenzeventig opgesloten vrouwen overleefden tien het niet. In het Schutzhaftlager vertoonden sommige Nederlandse SS’ers uit frustratie over hun vaak lage positie in de SS-hiërarchie ambivalent gedrag tegenover gevangenen. De Nederlandse SS’er Martinus Biekens bijvoorbeeld. Die hielp gevangenen, liet ze naar de Engelse zender luisteren en smokkelde brieven. Afgezien van de eerste helse vijf maanden waren de leef- en werkomstandigheden in Vught al met al minder desastreus dan elders in Duitse kampen, aldus Meeuwenoord. Maar waar het leven van niet-Joodse gevangenen allengs wat verbeterde, werden de Joodse gevangenen uit angst voor transport een machteloze en hulpeloze prooi voor hun vervolgers. SS’ers gedroegen zich in het Judendurchgangslager extreem onberekenbaar en gewelddadiger dan in de andere subkampen. En koesterden vele Joden in Vught aanvankelijk nog enige hoop over de bedoelingen van de nazi’s, wreedheden als drie willekeurige moorden op oudere Joodse mannen of het kindertransport boorden alle illusies voorgoed de grond in. Marieke Meeuwenoord en Eva Moraal presenteren hun boeken als ‘een geschiedenis van mensen’ en stellen persoonlijke verhalen centraal. Beide auteurs geven inderdaad een boeiende inkijk in hoe mensen zich in de extreme omstandigheden van een kamp staande proberen te houden. Wel blijven hun publieksboeken (gepopulariseerde proefschriften) afstandelijk en het veelvuldig citeren uit egodocumenten levert bij geen van beiden een echt meeslepend verhaal op. Waar het kampbestaan door mooie citaten tot leven had kunnen komen, kieperen de auteurs die (in oude spelling en ieder foutje braaf voorzien van een ‘sic’) vaak wat opsommerig over de lezer heen. Dat is jammer maar zal hopelijk niemand ervan weerhouden deze doorwrochte studies wel te lezen.
|
Beoordeling: | Goed |