Titel: | Hitlers furiën - Vrouwelijke beulen in de killing fields van de Holocaust |
Schrijver: | Wendy Lower |
Uitgever: | Spectrum |
Uitgebracht: | Oktober 2013 |
Pagina's: | 416 |
ISBN: | 9789000306213 |
Omschrijving: |
Met honderdduizenden moeten ze geweest zijn. "Furiën van Hitler", jonge patriottische Duitse vrouwen, die tijdens de Tweede Wereldoorlog naar de door de nazi’s bezette gebieden in Polen, Oekraďne, Wit-Rusland, Estland, Letland en Litouwen trokken. Op zoek naar een leuk leven, een goede baan en wat avontuur droegen ze als verpleegster, lerares, secretaresse of echtgenote van een SS’er vaak ijverig bij aan de arisering en uitbuiting van de plaatselijke bevolking. Daar in het Oosten, de "killing fields" van de Holocaust, kwamen deze gewone vrouwen in aanraking met de dagelijkse realiteit van Hitlers vernietigingsmachine, schikten zich in de omstandigheden en ontspoorden soms op gruwelijke wijze, zoals de Amerikaanse historica Wendy Lower in "Hitlers furiën – Vrouwelijke beulen in de killing fields van de Holocaust" met vele huiveringwekkende details laat zien. Zo konden de vrouwen in hun nieuwe woon- en werkomgeving Duitse soldaten openlijk over het doodschieten van weerloze Joden horen spreken, bij genoeglijke zondagse picknickjes op verse massagraven stuiten of zich verbazen over het "schorriemorrie" en de stank in de getto’s, waar ze op koopjesjacht gingen. Ze konden lijken aan palen zien hangen en waren getuige van vernedering en deportaties van Joden. Die gingen een zekere dood tegemoet in Sobibor, Treblinka, Auschwitz-Birkenau en andere vernietigings- en concentratiekampen. ‘O mama, wat een enorm slachthuis is de wereld toch’, schreef de verpleegster Annette Schücking vanuit Oekraďne naar huis. Net als bij vele andere vrouwelijke ooggetuigen overheersten ook bij haar machteloosheid, angst en teleurstelling over wat ze meemaakte. Maar wat kon je doen? Liever keek Annette van de ellende weg en stortte ze zich op haar "arische plichten". Dat laatste deden andere vrouwen in Hitlers slachthuis eveneens, zij het met minder gewetensbezwaren. Zij werden medeplichtig of deden eigenhandig mee aan plundering en moordpartijen. Vaak gedreven door machtswellust en hebzucht stelden typistes lijsten op van te executeren Joden en lieten echtgenotes van SS’ers Joodse slaven hun villa’s verbouwen. Of schoten vrouwen des huizes vanaf hun balkons en tijdens jachtpartijtjes bij gebrek aan dieren op loslopende Joden. Voor Erna Petri en Johanna Altvater was dat alles nog niet genoeg. De Ostrausch waarin deze "vrouwen van" verkeerden, dreef hen tot perverse slemppartijen vol wreedheden tegen weerloze slachtoffers, actieve aanwezigheid bij massa-executies van Joden en, last but not least, tot brute moord op kleine kinderen. Petri had zich "alleen maar" willen bewijzen, daarom schoot ze Joodse kinderen dood. Na de oorlog verklaarde ze: ‘In dat gebied hoorde je in die dagen trouwens overal dat Joodse personen en kinderen werden doodgeschoten, en dat maakte dat ik hen ook doodde.’ Petri’s verbijsterende verklaring is een treffende illustratie van de genocidale cultuur in het bezette Oosten, waarvoor jaren eerder in Duitsland de basis al gelegd was. Van meet af aan waren in het Reich eugenetica en het streven naar arische perfectie de belangrijkste pijlers van het nationaalsocialisme. Biologische manipulatie, sterilisatie, segregatie en uiteindelijk radicale vernietiging van alle vervuilers van de zuivere Duitse ziel en de Germaanse superioriteit moesten een raszuivere Duitse Volksgemeinschaft bewerkstelligen. De massamoord op ruim 200.000 "raciaal onvolwaardigen" in Duitse ziekenhuizen en de vernietiging van miljoenen Joden en andere Untermenschen in de getto’s en kampen van Oost-Europa waren van dat streven het resultaat. Aan die door de staat gefinancierde en georganiseerde massamoord en genocide leverden honderdduizenden "gewone" Duitsers hun bijdrage. Ze werkten in partijorganisaties, staatsinstellingen, gestichten, concentratiekampen: een genocidaal systeem als het nazisme kon niet zonder brede participatie van de samenleving. Dat onder die gewone Duitsers ook vrouwen een integraal onderdeel van Hitlers euthanasieprogramma en zijn latere genocidale kolonisatiepolitiek konden worden, maakt Lower in "Hitlers furiën" scherp duidelijk. Haar boek is het resultaat van twintig jaar onderzoek in Oost-Europese en andere archieven. Duizenden pagina’s (ego)documenten uit de oorlog bestudeerde ze. Uit nieuwe door haar aangeboorde bronnen destilleert Lower het verhaal van dertien vrouwen die getuige waren, medeplichtige of dader. Verhalen die aantonen dat niet alleen een kleine groep fanatieke en gehersenspoelde nazi-aanhangsters of sadistische kampbewaaksters (zoals de beruchte Irma Grese en Ilse Koch) betrokken waren bij vervolging en moord. Verhalen ook, die een van biologisch racisme doordrenkte Duitse superioriteitscultuur weerspiegelen. Lower levert hiermee een goede bijdrage aan de kennis over de rollen van vrouwen in nazi-Duitsland en de werking van het moorddadige nazisysteem. Al valt op dat haar beschrijvingen van gebeurtenissen sterker zijn dan haar verklaringen ervoor. Terecht wijst ze op de omgeving als een belangrijke verklarende factor voor (gewelddadig) gedrag van vrouwen, maar over de persoonlijke motieven van de door haar uitgelichte vrouwen blijven we nogal in het ongewisse. Duidelijk wordt wel dat veel voormalige werkneemsters in het Oosten hun levens na de oorlog weer betrekkelijk gemakkelijk konden oppakken. Weinigen werden berecht, nog minder veroordeeld. Velen traden tijdens rechtszaken slechts als getuige op en lieten zich niet zelden laatdunkend uit over "dat Joodse gedoe" tijdens de oorlog. Als het uitkwam, afficheerden ze zich als slachtoffer van vlucht, verdrijving en verkrachting. En dat terwijl er volgens Lowers berekeningen onder hen duizenden daderessen geweest moeten zijn (exacte aantallen zijn niet te geven).
Des te opmerkelijker is het volgens Lower dat de naoorlogse rechtspleging en later historici weinig aandacht besteedden aan vrouwelijke daders. Deze historische blinde vlek voor daderschap van vrouwen in het algemeen en van vrouwen in het Oosten in het bijzonder wil Lower aan de orde stellen en daarmee een begin maken met een nieuw perspectief op de rol van vrouwen in de Holocaust. Dit belang van haar studie onderbouwt Lower nogal gefragmenteerd en resultaten uit eerder onderzoek naar de rol van vrouwen in de Holocaust geeft zij wat summier weer. Het uitgebreide notenoverzicht compenseert dit gemis niet helemaal en hopelijk bevat een eventuele volgende editie wél een bronnen- en literatuurlijst. Maar los van deze kritiekpuntjes is "Hitlers furiën" een indrukwekkend en belangrijk boek, niet in de laatste plaats vanwege de ‘collage van verhalen en herinneringen’ die Lower ons voorschotelt en die ons weer eens doet beseffen, waartoe mensen - en dus ook vrouwen - in een genocidaal systeem als het nationaalsocialisme in staat zijn. |
Beoordeling: | Goed |