Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog voerde RAF Bomber Command regelmatig operaties bij daglicht uit. Al snel bleek echter dat de Britse lichte bommenwerpers bijzonder kwetsbaar waren op klaarlichte dag. Ze waren goed zichtbaar voor de vijand en niet in staat zichzelf te verdedigen tegen de snelle, wendbare en goed bewapende Duitse jagers. De verliezen waren dan ook groot tijdens deze operaties. Men koos vervolgens voor de dekking van de duisternis bij grootschalige bombardementen. Bomber Command voerde daarna nog slechts enkele grote operaties bij daglicht uit. Een missie die hierbij vooral in het oog springt is het bombardement op de fabrieken van Schneider in Le Creusot in de Franse regio Bourgondië. Voor deze gewaagde operatie, die plaatsvond op 17 oktober 1942, moesten 94 Lancaster bommenwerpers tot diep in het vijandelijke luchtruim binnendringen en dit op klaarlichte dag.
Bomber Command had zich tijdens de winter van 1941-1942 in een crisis bevonden. In het najaar van 1941 was het Butt-report gepubliceerd. Deze analyse van de effectiviteit van de operaties uitgevoerd door Bomber Command deed een discussie ontbranden over de manier waarop de bommenwerpers van de Royal Air Force het beste konden worden ingezet. Zo gingen stemmen op om de omvang van Bomber Command in te perken en de bommenwerpers een meer tactische en ondersteunende rol toe te delen. De bevelhebber van de RAF, Air Chief Marshal Charles Portal, wilde echter niet dat Bomber Command in aanzien zou moeten inboeten en zou worden ingezet als ondersteuning van andere krijgsmachtonderdelen. Daarom stelde hij een nieuwe bevelhebber aan, die een ommezwaai teweeg moest brengen. Air Marshal Sir Arthur Harris kreeg het commando over Bomber Command. Om de critici de mond te snoeren had Harris een snel succes nodig. Hij wilde de politiek en het publiek imponeren door een aanval op grote schaal uit te voeren. Hiermee kon hij de kracht van Bomber Command illustreren. Het werd een aanval met meer dan duizend bommenwerpers. De (eerste) ‘Thousand-Bomber Raid’ vond plaats in de nacht van 30 op 31 mei 1942. Dit bombardement op Keulen kreeg de codenaam Operatie Millennium.
Ook al maakte het bombardement op Keulen indruk, latere uitvoeringen van de ‘Thousand-Bomber Raids’ waren minder succesvol. Harris deed de kritiek op Bomber Command niet volledig verstommen. Ook al kreeg hij de beschikking over nieuwe zware bommenwerpers (Lancasters en Halifaxes) en konden zijn bemanningen nieuwe navigatietechnieken (Gee en Oboe) gebruiken, er was geen sprake van structurele verbeteringen van de effectiviteit. Ook de verliezen bleven gedurende het voorjaar en de zomer van 1942 stijgen en het moreel van de vliegers daalde. De acute crisis was bezworen, maar de problemen waren nog niet opgelost. Dit alles zou tijd kosten en om te voorkomen dat de discussie over de inzet van Bomber Command weer zou oplaaien, had Harris succes nodig.
Dit succes hoopte Harris te behalen tijdens een gewaagde missie op 17 oktober 1942. Het doel van de aanval was de staal- en wapenfabriek van Schneider in Le Creusot, een Franse provinciestad. De gebroeders Schneider hadden de fabriek in 1836 gebouwd en waren zich na het uitbreken van de Frans-Duitse Oorlog in 1870 ook gaan toeleggen op het produceren van wapens. Zo bouwde het bedrijf bijvoorbeeld de eerste Franse tank, de Schneider CA1. Tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruikte de Duitse bezetter de Schneider-fabriek voor de productie van zwaar geschut. In Groot-Brittannië vermoedde men dat er ook tanks en pantserwagens werden gebouwd. Men zag de fabrieken van Schneider dan ook als het Franse equivalent van Krupp, de grote Duitse wapenfabrikant. Voor Bomber Command was dit het belangrijkste doelwit in Frankrijk. Vlakbij de fabriek lag echter een grote arbeiderswijk. Om die reden wilde men alleen een aanval uitvoeren wanneer de weersomstandigheden tijdens de nacht dusdanig gunstig waren dat de kans op burgerslachtoffers klein was.
Sir Arthur Harris bedacht een alternatief aanvalsplan. Hij wilde de fabrieken overdag en vanaf geringe hoogte aanvallen. Zoals hierboven beschreven, was Bomber Command eerder tijdens de oorlog juist afgestapt van grootschalige bombardementen bij daglicht, aangezien deze gepaard gingen met hevige verliezen. Zo had men zes maanden eerder nog een aanval bij daglicht ondernomen, maar van de twaalf Lancasters die op die dag de fabrieken van MAN in Augsburg aanvielen, keerden er slechts vijf terug. Toch zette Harris zijn plan door. No.5 Group, onder het bevel van Air Vice Marshal Alec Coryton, werd aangewezen voor de aanval en begon met speciale trainingen in vliegen op geringe hoogte. De op dat moment 10-jarige Martin Middlebrook (de latere Britse historicus) was ooggetuige van één van deze trainingsvluchten. "Ik stond in een veld vlakbij mijn huis in Boston (Lincolnshire) bramen te plukken, toen ik de ongelooflijke aanblik had van bijna 100 Lancasters die over mijn hoofd scheerden."
Er was bewust voor een grote formatie bommenwerpers gekozen, gezien de verdediging van het doel. Hoewel de Schneider-fabriek voor Bomber Command het belangrijkste doelwit in Frankrijk was, werd het complex maar relatief licht verdedigd. Er waren slechts twaalf zware luchtafweerkanonnen en dertig stuks licht geschut in stelling gebracht door de Duitsers. Bomber Command wilde niet het risico lopen dat een kleine aanvalsmacht het doel nauwelijks schade zou toebrengen en er tegelijk wel voor zou zorgen dat de verdediging aanzienlijk versterkt werd.
De aanval werd gepland voor zaterdag 17 oktober 1942. 88 Lancasters moesten de fabrieksgebouwen aanvallen. 6 Lancasters moesten de nabijgelegen elektriciteitscentrale bombarderen. Deze stond in Montchanin, enkele kilometers verder naar het oosten. De transformators werden gezien als het belangrijkste punt in het Franse elektriciteitsnetwerk. Het voorzag ook de fabrieken van Schneider van elektriciteit.
Voor de samenstelling van de aanvalsmacht van 94 bommenwerpers deed Coryton een beroep op al zijn negen squadrons in No.5 Group. De bemanningen hadden uitvoerig getraind voor de operatie, maar tot de avond voor de aanval wist alleen Wing Commander Leonard Slee wat het doel was. Hij was de bevelhebber van 49 Squadron en zou de aanval leiden. Zijn aanvalsmacht was als volgt samengesteld:
9 Squadron – 10 Lancasters – RAF Bardney
44 Squadron – 9 Lancasters – RAF Waddington
49 Squadron – 10 Lancasters – RAF Scampton
50 Squadron – 12 Lancasters – RAF Skellingthorpe
57 Squadron – 10 Lancasters – RAF Scampton
61 Squadron – 7 Lancasters – RAF Systerson
97 Squadron – 9 Lancasters – RAF Coningsby
106 Squadron – 12 Lancasters – RAF Syerston
207 Squadron – 15 Lancasters – RAF Langar
Gedurende de ochtend van 17 oktober werden de bemanningen gebrieft over de missie. Aangezien de Lancasters bij daglicht uiterst kwetsbaar waren voor aanvallen van Duitse jagers, was geheimhouding van het grootste belang. Vandaar dat de vliegers na de briefings ook niet meer van hun vliegveld af mochten of contact mochten hebben met de buitenwereld. Tijdens de missie mocht er ook geen gebruik worden gemaakt van de boordradio’s. Door zeer laag te vliegen konden de Lancasters ook minder snel worden opgemerkt door de Duitse radar. Whitley bommenwerpers van Coastal Command vlogen vijftien minuten voor de Lancasters uit om eventuele Duitse onderzeeboten aan te vallen en ze zo te dwingen onder water te blijven, zodat ze Lancasters niet zouden opmerken en een waarschuwing konden afgeven. Fighter Command en vliegtuigen van No.2 Group vielen doelwitten langs de Franse kust aan om de aandacht af te leiden.
Nadat alle bemanningen gebrieft waren over het doel van de missie, was Slee om 12:08 uur de eerste die opsteeg. Stuk voor stuk completeerden de andere squadrons de formatie. De Lancasters vlogen in een losse formatie over zee richting Frankrijk. Tussen La Rochelle en Saint-Nazaire kwamen ze Frankrijk binnen. "Aan alle kanten van ons waren Lancasters en we raasden laag over Frankrijk. Sommige Fransen wuifden naar ons. Het was een prachtige vlucht", aldus Sergeant Green van 49 Squadron. De ruim 480 kilometer naar het doel werden zonder escorte van Britse jagers probleemloos afgelegd. De bommenwerpers werden niet aangevallen door Duitse jagers. De enige schade die werd opgelopen aan vier Lancasters, werd veroorzaakt door vogels. Hierbij raakten ook twee bemanningsleden lichtgewond. Dankzij goed navigatiewerk van Pilot Officer Grant, onderdeel van de bemanning van Wing Commander Slee, wist de formatie Nevers te bereiken. Met groene seinlampen werden de andere piloten op de hoogte gesteld van het bereiken van deze locatie. Vanaf hier zetten de bommenwerpers een klim in om een geschikte hoogte te bereiken voor het bombardement.
Aangekomen boven het doel gaf het toestel van Slee opnieuw lichtsignalen af. Ditmaal echter met een rode seinlamp. Op de flanken van de formatie dreigden vliegtuigen van 9, 57 en 207 Squadron Slee in te halen. Enkele ogenblikken later openden de Lancasters hun bomluiken. De Duitse verdediging was te verwaarlozen en dus konden de piloten hun toestellen vrij eenvoudig op de juiste hoogte en snelheid houden. De bommenwerpers lieten hun bommen op het complex vallen. Enkele voltreffers werden door de bemanningen waargenomen, bijvoorbeeld door Sergeant McIntyre: "Geen wolk boven het doel, goed zicht. Het doel was goed zichtbaar en onze bommen explodeerden op de fabriek met grote gevolgen." Ook Sergeant Bonnett verklaarde "de bommen sloegen recht op het doel in". "Ik zag bommen op de fabrieksgebouwen ontploffen. Veel grote explosies, waarbij de rook het doel onzichtbaar maakte", aldus Flying Officer Gould. De rookontwikkeling zorgde ervoor dat de achterste vliegtuigen in de formatie het doel minder goed konden zien. De staartschutter van één van deze Lancasters was geschokt toen hij zag dat de eerste bommen van zijn vliegtuig voor de fabrieken tussen de huizen van de Franse arbeiders terecht kwamen. Er is echter niets bekend over eventuele burgerslachtoffers tijdens deze aanval. De afwezigheid van Duitse jagers en de te verwaarlozen verdediging bij de fabriek gaven aan dat de vijand volledig verrast werd door de aanval. Slechts enkele vliegtuigen waren licht beschadigd door luchtafweergeschut of door vuur van handwapens. De hele aanval op de Schneider-fabriek had nog geen zeven minuten geduurd.
Van de formatie van zes Lancasters die de elektriciteitscentrale aanvielen waren twee toestellen afkomstig van 106 Squadron. Zij werden gevlogen door Wing Commander Guy Gibson en Flight Lieutenant John Hopgood, twee mannen die een half jaar later zouden deelnemen aan de befaamde aanval op de Ruhrdammen (Operatie Chastise). De Lancasters hadden allemaal tien bommen van 500 pond bij zich. Nadat de bommen waren afgeworpen cirkelden de vliegtuigen nogmaals over het doel, zodat de schutters ook nog op de centrale konden vuren. Iedere voltreffer ging gepaard met felle blauwe flitsen. De kleine formatie wist de elektriciteitscentrale te vernietigen, maar hierbij ging wel één bommenwerper verloren. Het was Lancaster W4774 van 61 Squadron, gevlogen door Squadron Leader William Corr. Het voerde de aanval op de elektriciteitscentrale bij Montchanin uit vanaf zeer geringe hoogte en vloog hierbij tegen een gebouw. Zes van de zeven bemanningsleden kwamen hierbij om het leven. Sergeant Turtle overleefde de crash en werd krijgsgevangen gemaakt. Het toestel van Hopgood raakte beschadigd door de explosies van zijn eigen bommen, aangezien hij te laag vloog toen hij deze afwierp. Hij kon echter zonder grote problemen Engeland bereiken.
Ondanks slecht weer boven Engeland wist de rest van de formatie ook veilig terug te keren. Meer dan de helft van de vliegtuigen zag zich door het slechte weer echter genoodzaakt om op vliegvelden in het zuiden te landen. Eén Lancaster van 207 Squadron had een zeer moeizame terugvlucht. De piloot, Sergeant Wilson, moest op drie motoren terugvliegen. Boven zee werd het gehavende toestel nog aangevallen door drie Duitse Arado 196 watervliegtuigen. Bij de derde aanval werd de flight engineer gedood. De schutters van de Lancaster wisten echter twee van de vijandelijke toestellen neer te schieten en de derde te beschadigen waarop deze zijn aanval afbrak. De Lancaster wist uiteindelijk RAF Langar in Nottinghamshire te bereiken. De bemanningsleden werden onderscheiden met de Distinguished Flying Medal.
Volgens de bemanningen van de Lancasters was de aanval een succes. Echter, een jaar eerder had een onafhankelijk onderzoek naar de resultaten van bombardementen (het eerdergenoemde Butt-report) uitgewezen dat men geen zwaarwegende conclusies kon verbinden aan de observaties van de vliegers zelf. Daarom werden er gewoonlijk tijdens de aanvallen foto’s gemaakt door de RAF. Het tijdstip van de aanval op Le Creusot had dit echter onmogelijk gemaakt. Het was al te donker om daglichtfoto’s te maken en nog te licht voor nachtfoto’s. Dus werden er in de dagen na de aanval verkenningsvluchten uitgevoerd. Samen met de inlichtingenrapporten bevestigden deze foto’s dat het bombardement succesvol was geweest. De meeste schade was toegebracht aan de walserijen, de smederijen en de werkplaats waar pantserplaten werden gebogen. Ook de werkplaatsen waar locomotieven en motoren werden gefabriceerd hadden voltreffers te verduren gekregen. Hier waren grote delen van het gebouw ingestort. De conclusie was dan ook dat de productie van deze zeer belangrijke wapenfabriek voor aanzienlijke tijd was stilgelegd door de aanval.
De resultaten van het bombardement op de nabijgelegen elektriciteitscentrale waren eveneens bevredigend. Het centrale gedeelte was volledig buiten werking gesteld. Het zou uiteindelijk meer dan twee jaar vergen om de transformators te herstellen en de elektriciteitscentrale weer in gebruik te nemen.
De dag na de aanval hadden de vliegers al een boodschap ontvangen van de bevelhebber van Bomber Command, Air Marshal Sir Arthur Harris: "Hartelijke gelukwensen aan allen betrokken bij de briljant uitgevoerde en uiterst succesvolle operatie van gisteren. In minder dan vijf minuten hebben jullie de vijand beroofd van één van zijn grootste wapenleveranciers, waarbij slechts één toestel verloren is gegaan en ten minste twee vijandelijke vliegtuigen zijn vernietigd. De timing en navigatie die het mogelijk maakten om bijna honderd vliegtuigen over een afstand van 2000 mijl te laten vliegen en ze in duisternis en slecht weer op vreemde bases te laten landen zonder een klinknagel te laten verbuigen is een bewijs van een onovertroffen standaard van vliegkunst." De vliegers ontvingen ook gelukwensen van de bevelhebbers van No.5 en No.9 Group, Coastal Command en van Roy Chadwick, de ontwerper van de Lancaster.
Na de bombardementen op Augsburg en Danzig, was de aanval op Le Creusot de derde door No.5 Group bij daglicht uitgevoerde operatie in 1942. Exact een week later, op 24 oktober, volgde een nieuwe aanval overdag. Ditmaal was Milaan het doelwit. De ervaringen die bij deze aanvallen werden opgedaan, moeten dan ook een grote rol hebben gespeeld bij de planning en uitvoering van de befaamde aanval op de Ruhrdammen in mei 1943. Ook deze werd uitgevoerd door No.5 Group. Het hiervoor geformeerde 617 Squadron bestond uit speciaal geselecteerde vliegers. Veertien van hen, waaronder Guy Gibson, hadden ruim een half jaar eerder ook al deel uitgemaakt van de aanvalsmacht voor het bombardement op Le Creusot.