Toen de oorlog uitbrak voor ons land was het 10 Mei 1940 en ik was bijna 17 jaar. In vier dagen walste het oppermachtige Duitse leger over ons land en ik weet nog dat mijn vader huilde op de dag van overgave.
De eerste twee jaar verliepen voor ons tamelijk rustig al kwamen er steeds meer maatregelen die de vrijheid beperkte en het werd gevaarlijk om je uit te spreken soms zelfs tegen over vrienden.
De joden, op wie in Duitsland al jaren jacht werd gemaakt, werden wel heel erg beknot in hun doen en laten en tenslotte werden ze allemaal, voor zover ze geen hulp kregen, afgevoerd met het doel ze te vernietigen met gas. Wij en zijzelf hadden dat in het begin nog niet door. Het is ook te erg om het te begrijpen.
Er kwam verzet tegen de Duitsers en hun maatregelen en onderdrukking, al was van actief verzet slecht sprake door een beperkt aantal Nederlanders. Nederlandse medewerkers en verraders waren er ook.
Eind 1942, begin 1943, moesten alle jonge mannen zich melden om naar Duitsland te gaan helpen in de oorlogsindustrie ook ik dus. Velen gingen, omdat ze niet durfden te weigeren of geen gelegenheid hadden om onder te duiken of omdat ze gepakt werden.
Ik wilde niet de vijand helpen en mijn broer Douwe ook niet en dus doken we onder. Je gaat weg van huis en zoekt of krijgt een ander adres, waar je ook zeer voorzichtig moet zijn om niet alsnog verraden en gepakt te worden. Dan helpt een vals persoonsbewijs met een hogere leeftijd niet meer.
Zo ben ik weggevlucht van twee adressen waar ik grote kans liep toch gepakt te worden. Het tweede adres in Burgum daar werden razzia’s gehouden door de Duitsers en ik ben toen opgehaald door mijn vader en naar huis teruggegaan omdat ik dacht dat het daar veiliger was (tijdelijk)
De Familie Fokkema was fel anti-Duits, een jongere broer die nog niet verplicht naar Duitsland hoefde was in een verzetsorganisatie terecht gekomen in Oktober 1944 werden veel mensen van het verzet opgepakt. Door zware verhoren met martelingen kwam de SD soms meer namen en adressen te weten en werden er weer meer opgepakt als ze die konden vinden.
Zo kregen wij thuis een waarschuwing "denk er om de Duitsers kunnen ook wel eens bij jullie komen". Mijn broer Ruurd was niet thuis maar ik wel. Ruurd zat ergens in de stad ondergedoken. We hebben toen nog vlug een schuilplaats gemaakt om in geval van nood in te kruipen.
Maar in de nacht daarna kwamen ze, sloegen een groot ruit in, en stonden voor ons bed voor we beseften wat er gebeurde. Toen was er natuurlijk geen ontkomen meer aan, ze wilden vooral Ruurd hebben.
Van ons wisten ze schijnbaar niet veel al liepen ze wel over de illegale kranten die onder de loper op de trap lagen om verspreid te worden. Met de handen in de nek en die kerels met pistolen om ons heen liepen we een eind verder naar hun auto die ze om geen argwaan te wekken niet voor onze deur hadden gezet. Mijn vader, een loge, en ik werden meegenomen broer Ruurd hadden ze nog niet gevonden.
Een paar van die SD'ers waren Belgische landverraders die maar wat graag de Duitsers hielpen en erg gemeen waren. We werden naar de Spaarbank op het Zaailand gebracht waar de SD toen huisde. Er waren en werden die nacht velen opgepakt maar Ruurd hadden ze nog niet en nog enkele anderen waar ze om zochten ook nog niet.
Door vervelende en pijnlijke verhoren zijn ze er toch in geslaagd om ook hen en sommige anderen te vinden. Ook die zijn weer streng verhoord. Wij werden later op de dag naar de gevangenis overgebracht en mijn vader en ik bij elkaar opgesloten in cel 5 . Ruurd, die wat later dan ons in de gevangenis gebracht werd, wisten we door middel van de gevangenisdirecteur ook bij ons te krijgen in cel 5. Drie in een cel dus.
De gevangenis zat overvol. We zaten daar, niet wetende wat er met ons gebeuren zou. Je probeert de dagen zo goed mogelijk door te komen met wat lezen, praten en een spelletje en twee maal per dag een kwartiertje naar buiten in kooien.
Iedere vrijdag werden er mensen afgevoerd die dan naar Duitsland of soms naar Drenthe gebracht werden om voor de Duitsers te werken.
Inmiddels waren de mensen van het georganiseerde verzet al enige tijd bezig om te onderzoeken of het ook mogelijk was om de gevangenis te overvallen om, indien nodig, verzetsmensen die gepakt waren en ernstig gevaar liepen gedood te worden te bevrijden.
Je begrijpt dat dit in uiterste geheimhouding moest gebeuren.
Hoe kom je ongezien binnen en dan, hoe doen we het binnen, wie nemen we mee en wie niet? Wie van het personeel kun je vertrouwen en zijn erbij die ons willen helpen. En uiteraard de Duitsers mogen niets merken. Aan de overkant zaten Duitsers in een gebouw. Wij wisten niets van die plannen. Het moest indien enigszins mogelijk zonder schieten gebeuren, anders zou het veel mensenlevens kunnen kosten, zeker van de bevrijder.
Contacten werden gelegd met goede gevangen bewaarders, Sleutels nagemaakt van een poortje, die sleutel bleek weer niet goed te passen en tenslotte bleek het helemaal onmogelijk om met sleutels binnen te komen.
In die tijd dat wij gevangen zaten waren er nog heel veel verzetsmensen gevangen genomen en ook enkele die heel veel van de organisatie wisten en daarom met veel pijniging verhoord werden. Als die zouden praten zou er van het verzet niet veel overblijven. Deze paar mensen hadden via goede gevangenbewaarders doorgegeven "We houden het niet meer vol, als we weer verhoord worden om niets te zeggen". Het zou te lang duren om jullie alles te vertellen van de voorbereiding en de precieze uitvoering van de overval.
Voor ons op vrijdag avond 8 december om ongeveer 18.00 uur hoorden we veel rumoer op de afdeling waar onze cel was en we dachten dat er weer mensen op transport moesten. Plotseling werd de sleutel van onze cel omgedraaid, de deur ging open,. Er stond iemand voor met een pistool en het bevel "Fokkema's vlug eruit"
Geschrokken en verward gingen we mee naar de gang waar al meer gevangenen stonden en gemaskerde mannen met pistolen. Het eerste wat ik tegen mijn broer en mijn vader zei was:" We worden doodgeschoten er is iets gebeurd in de stad waarover de Duitsers wraak willen nemen" Dat gebeurde n.l. vaak. Ik was niet de enige die dat dacht en zei. Ruurd meende dat hij enkele mensen herkende en zei: "ik geloof het niet ik denk dat we bevrijd worden" Hij had gelijk. Het was de Knokploeg van het verzet. Er werden instructies gegeven hoe we de gevangenis moesten verlaten en waarheen we moesten gaan.
O, schrik, daar ging de deurbel er stond iemand voor de poort. Een van de Knokploeg ging kijken door het luikje en daar stonden twee Duitsers voor de deur met drie arrestanten. Vlug iedereen van de gang. Zou het dan toch mis gaan? De Duitsers voor de deur worden ongeduldig en roepen "Open maken , snel" . Achter de deur stelden zich een paar K.P -ers op met pistolen en een stengun. De deur werd geopend en de pistolen gericht op de hoofden van de Duitsers "handen omhoog" De heren wisten niet wat hen gebeurde en voldeden aan het bevel en werden naar binnen gesleurd, ontwapend en de uniformen uitgetrokken en in een cel gezet. De drie gevangen konden meteen weer weg, maar mondje dicht.
Gelukkig geen schot gevallen. Toen kon alles weer doorgaan. Ik ging met mijn vader en nog drie andere mensen de deur uit op klompen en doodnerveus naar een ons aangewezen plaats. We moesten daar aan iemand vragen "Weet U ook hoe laat of het is?" Op de brug ,die toen nog voor de gevangenis lag, brak de kap van mijn klomp en in de haast heb ik die maar laten liggen.
Zoeken op de aangewezen plaats niet ver van de gevangenis, soms de verkeerde met een verkeerd antwoord. Dat antwoord moest zijn "Het word hoogtijd dat we thuis komen" Die dat antwoord gaf zou ons naar een onderduik adres brengen. Na enige tijd toch de goede gevonden en weggebracht ik op een klomp en een sok. Mijn vader en ik kwamen in de Goudsbloemstraat terecht waar we gastvrij werden opgevangen. Van slapen die nacht kwam door de spanningen natuurlijk niets.
De volgende morgen om, 07.00 uur gingen alle luchtalarmsirenen op een wat aparte manier loeien dat hadden ze een keer eerder gedaan als sein voor de start van een razzia. Toen had niemand van de burgers door waarom die dingen zo’n vreemd signaal gaven en zijn vele mannen opgepakt om voor de Duitsers te werken.
Nu wisten wij toen we ze hoorden "dit is om ons te doen" Onze kostbaas had maar een schuilplekje en wil daar zelf in. Bij de buren om een plek gezocht en gevonden. Op zolder onder de vloer waar een beetje ruimte was. Toen ik daar boven nog even voor het dakraam stond zag ik op straat een Duitser lopen met een speurhond en ik dacht ze hebben vast mijn klomp gevonden.
Gelukkig hoorden we achteraf dat de overvallers voor de gevangenis bij het verlaten alles goed hebben opgeruimd en de bruggen met peper hebben bestrooid zodat de honden geen spoor konden volgen. Men heeft niemand van de bevrijders gevonden.
Er zijn sleutels gemaakt om ons te bevrijden die helaas niet gebruikt konden worden. In de gevangenis waren wel sleutels nodig om hekken en celdeuren te openen maar aan sleutels alleen heb je niets dat zijn dooie dingen. Je hebt mensen nodig die ze om willen draaien en deuren open doen.
Bij de overval hebben mensen hun leven op het spel gezet om ons uit de handen van de Duitsers te halen. Dankzij hun moed ben ik nog hier. Zij hebben de sleutels omgedraaid. Je moet er niet aan denken dat het mis gegaan was en ze wisten, al hoe goed voorbereid, dat het mis kon gaan. In Amsterdam heeft een dergelijke overval door verraad velen het leven gekost.
Draai de sleutel om voor een ander , open deuren en hekken die je medemens in de weg staan om vrij te leven. Je hoeft je leven er niet voor op het spel te zetten zoals zij deden die ons bevrijden uit de gevangenis.
Gerrit Fokkema