Op Tweede Kerstdag 1943 vond in het uiterste noorden van Europa, in de Barentszzee, ongeveer 60 kilometer ten noordwesten van de Noordkaap, een zware strijd plaats. Het Duitse slagschip Scharnhorst werd hierbij door verschillende Britse oorlogsschepen tot zinken gebracht, waarbij meer dan 1.900 personen om het leven kwamen. Het was de laatste keer dat Britse en Duitse slagschepen elkaar tijdens een zeeslag bestookten met kanonnen. Het was tevens de definitieve doodsteek voor de Duitse oppervlaktevloot.
De Scharnhorst behoorde samen met haar zusterschip de Gneisenau tot de eerste schepen die door Duitsland werden gebouwd, nadat de beperkingen van het Verdrag van Versailles waren opgeheven. In dit verdrag, dat een einde maakte aan de Eerste Wereldoorlog, was onder meer opgenomen dat Duitsland geen oorlogsschepen mocht bouwen met een tonnage groter dan 10.000. In 1935 werden deze beperkingen echter opgeheven en was het hen toegestaan om zwaardere schepen op stapel te zetten.
Hierdoor was de Kriegsmarine in staat om de Scharnhorst-klasse slagschepen te ontwikkelen en te bouwen. De Scharnhorst had een standaard waterverplaatsing van 34.850 ton. De bepantsering van maximaal 360mm kwam overeen met die van een slagschip en zo werden de schepen van deze klasse dan ook geclassificeerd door de Duitsers. De snelheid van maximaal 31,65 knopen en de hoofdbewapening van 9 x 28cm kanonnen kwamen overeen met die van een slagkruiser. De Britten duiden de schepen van de Scharnhorst-klasse dan ook als zodanig aan. De Scharnhorst werd op 7 januari 1939 in dienst gesteld bij de Kriegsmarine.
Op 1 september 1939 startte met de Duitse invasie van Polen de Tweede Wereldoorlog. De eerste gevechtsactie van de Scharnhorst vond plaats op 23 november 1939. Samen met de Gneisenau bracht zij op die dag, op de Atlantische Oceaan, de Britse hulpkruiser HMS Rawalpindi tot zinken.
De Scharnhorst was, bijna altijd in samenwerking met haar zusterschip, betrokken bij verschillende operaties van de Kriegsmarine, onder meer de invasie van Noorwegen en Denemarken (operatie Weserübung). Op 8 juni 1940 bracht zij tijdens een actie voor de Noorse kust samen met de Gneisenau het Britse vliegdekschip HMS Glorious en de escorterende jagers, HMS Acasta en HMS Ardent tot zinken.
Eind januari 1941 wisten de Scharnhorst en de Gneisenau via Straat Denemarken, de zeestraat tussen IJsland en Groenland, de Atlantische Oceaan te bereiken. Op de Atlantische Oceaan moesten zij geallieerde konvooien opsporen en trachten deze te vernietigen. Zij konden echter geen konvooien vinden, wel stuitten zij op verschillende alleenvarende koopvaardijschepen, die een simpele prooi voor hen waren. Toen de Scharnhorst en de Gneisenau op 20 maart voor het nodige onderhoud aankwamen in de Franse havenstad Brest, hadden zij in totaal 22 geallieerde koopvaardijschepen tot zinken gebracht.
Na de ondergang van het Duitse slagschip de Bismarck, op 27 mei 1941 tijdens operatie Rheinübung, had Adolf Hitler verordonneerd dat de Duitse oppervlaktevloot niet meer zou worden ingezet op de Atlantische Oceaan. In Brest waren de schepen echter het doel van talrijke Britse aanvallen door de Royal Air Force (RAF), de Scharnhorst en de Gneisenau werden hierdoor beschadigd; het werd daardoor duidelijk dat de schepen niet in Brest konden blijven. De Kriegsmarine kwam met een gewaagd plan om de schepen terug naar Duitsland te halen. Het was de bedoeling dat beide schepen, inclusief de zware kruiser Prinz Eugen en een aantal torpedobootjagers, onder dekking van de Luftwaffe door het Kanaal zouden varen. Een zeer risicovolle operatie. De Britten zagen deze zeestraat als waren het hun eigendom, hierdoor hielden zij er totaal geen rekening mee dat een Duits escader er door heen zou varen. Hier hadden zij ook nog een aantal andere redenen voor, het Kanaal is op het smalste punt namelijk slechts 33 km breed en de Britten hadden de beschikking over zware kustbatterijen, die een groot deel van de zeestraat konden bestrijken, bovendien konden de Britten beschikken over zware lucht- en zeestrijdkrachten. Hierdoor zou een overtocht een hachelijke onderneming worden.
Op 11 februari 1942 ging operatie Cerberus desondanks van start. De Britten werden totaal verrast, waardoor het even duurde voordat zij reageerden. Bovendien was een groot deel van de British Home Fleet toevallig net in noordelijker wateren, waardoor zij het Kanaal niet meer op tijd kon bereiken. De RAF voerde verscheidende felle luchtaanvallen uit, maar mede door de Duitse luchtdekking kon zij geen treffers plaatsen. De Scharnhorst en de Gneisenau werden wel beschadigd door zeemijnen, maar zij konden hun reis voortzetten en op 13 februari bereikten zij met de andere oorlogsschepen Wilhelmshaven.
Van hieruit reisden zij verder naar Kiel. Op 26 februari 1942 voerde de RAF wederom een luchtaanval uit met als doel om beide schepen te vernietigen. De Scharnhorst bleef onbeschadigd, maar de Gneisenau werd zwaar getroffen en zou de rest van de oorlog niet meer in actie kunnen komen.
De Scharnhorst werd weer naar een andere plaats gestuurd, deze keer naar Gotenhafen, het huidige Gdynia. Hier kon de schade worden gerepareerd, die zij had opgelopen tijdens operatie Cerberus en bovendien was zij hier ook buiten het bereik van de Britse luchtmacht. In januari 1943 was de Scharnhorst weer klaar om in actie te komen. De leiding van de Kriegsmarine besloot dat zij zou worden ingezet tegen de Arctische konvooien van en naar Rusland
De Scharnhorst werd daarom naar Noorwegen gedirigeerd. Een aantal malen moest zij vanwege dreiging van luchtaanvallen terugkeren naar Gotenhafen, maar in maart 1943 lukte het wel Noorwegen te bereiken en kwam zij op 24 maart aan in de Altafjord. Zij moest hier deel gaan uitmaken van de operaties die waren gericht tegen de geallieerde konvooien van en naar Moermansk. Deze konvooien voorzagen de Sovjet-Unie van de nodige materiële ondersteuning. De Duitsers deden verwoede pogingen om deze konvooien te vernietigen of te beschadigen. De slag om Stalingrad was zojuist geëindigd in een grote overwinning voor de Sovjets. De Wehrmacht stond onder grote druk. Wanneer de geallieerde transporten naar Rusland voor langere tijd zouden kunnen worden gestopt door de Duitse lucht- en zeestrijdkrachten, zou dit een aanmerkelijke verlichting voor de Wehrmacht aan het Oostfront opleveren.
Het duurde echter lang voordat de Scharnhorst in actie zou komen. In maart 1943 werden de Arctische konvooien naar Rusland namelijk opgeschort, omdat de escortevaartuigen nodig waren voor de Slag om de Atlantische Oceaan. In november 1943 zouden zij pas weer hervat worden.
Op 8 september 1943 was de Scharnhorst wel betrokken bij operatie Sizilien. Samen met het slagschip Tirpitz voerde zij toen een aanval uit op de eilandengroep Spitsbergen. Door het geschut van de twee slagschepen en door Duitse soldaten die door de escorterende torpedobootjagers aan wal werden gezet, werden het Britse weerstation en de bunkerfaciliteiten grondig verwoest. De schepen ondervonden weinig tegenstand en op 9 september keerden zij terug in Altafjord. De Tirpitz werd op 23 september 1943 echter zwaar beschadigd door een aanval van Britse minionderzeeërs, waardoor zij de rest van de oorlog niet meer in actie kon komen.
Toen de konvooien in november 1943 weer werden hervat, werd de Scharnhorst nog niet ingezet. Het ontbrak de Duitsers aan goede luchtverkenning. Ook vonden ze het riskant om aan te vallen in de winterse omstandigheden. Het weer en de zee waren zeer onstuimig en er was door de poolnacht maar een paar uur schemerig daglicht. Daar kwam nog bij dat de konvooien werden geëscorteerd door zware Britse eenheden, waartegen de Scharnhorst het zeer moeilijk zou hebben. De successen van de U-boten namen echter af en de situatie aan het Oostfront werd steeds penibeler. Op 19 december deelde Grossadmiral Karl Dönitz daarom mee dat de Scharnhorst zou aanvallen, zodra er zich een gunstige gelegenheid zou voordoen.
Op 22 december verkende een vliegtuig van de Luftwaffe konvooi JW 55B. Dit konvooi, dat bestond uit 19 vrachtschepen en dat werd begeleid door acht torpedobootjagers, was onderweg naar Moermansk. In dezelfde wateren was nog een konvooi aanwezig, nummer RA 55A. Dit transport bestond uit 22 vrachtschepen en had eveneens een escorte van acht torpedobootjagers, deze schepen waren op de terugweg vanuit Rusland. Dit konvooi werd echter niet opgemerkt door de Duitsers.
JW 55B werd beschouwd als een goede prooi voor de Scharnhorst. Het escorte bestond, voor zover de marineleiding dit kon beoordelen, alleen uit een paar kruisers en die zouden geen probleem moeten zijn voor het Duitse slagschip. In de avond van 25 december verliet zij daarom haar ankerplaats en vertrok naar de opgegeven positie van JW 55B. De codenaam voor de operatie was Ostfront. De Scharnhorst werd begeleid door vijf jagers van de Narvik-klasse, de Z-29, Z-30, Z-33, Z-34 en Z-38. Het eskader stond onder leiding van Konteradmiral (schout-bij-nacht) Erich Bey.
De Britten waren op de hoogte van bijna elke beweging van de Scharnhorst. Zij konden de Duitse radioberichten afluisteren, doordat zij de Enigmacode (de Duitse versleuteling van radioverkeer) hadden gekraakt. Bovendien rapporteerde het Noorse verzet elke beweging van de Scharnhorst aan de Britse geheime dienst. Toen de Scharnhorst in de avond van 25 december vertrok, waren de Britten hier snel van op de hoogte en zij besloten een val op te zetten. Admiral Bruce Fraser was belast met de begeleiding van de konvooien naar Moermansk. Fraser kon beschikken over de volgende schepen, die verdeeld waren in twee Forces. Force 1 bestond uit de zware kruiser HMS Norfolk en de lichte kruisers HMS Sheffield en HMS Belfast onder commando van Vice Admiral Robert Burnet. Force 2 bestond uit het slagschip HMS Duke of York, de lichte kruiser HMS Jamaica en drie torpedobootjagers van de S-klasse, HMS Scorpion (zou na de oorlog bij de Nederlandse marine in dienst komen as Hr. Ms. Kortenaer (2)), HMS Saumarez en HMS Savage en de Noorse torpedobootjager KNM Stord.
Op 23 december hield Admiral Fraser een vergadering op zijn vlaggenschip HMS Duke of York. Force 2 lag op dat moment in haar thuishaven Akureyri op IJsland. Force 1 had konvooi JW 55A begeleid naar Moermansk en de kruisers voeren nu in de buurt van RA 55A. Fraser wilde de Scharnhorst opsporen en tot zinken brengen. Hiermee zou een constante dreiging voor de Arctische konvooien uit de wereld worden geholpen.
In de avond van 24 december vertrok Force 2 uit Akureyri. Het plan was dat de jagers van Force 2 en de kruisers van Force 1 de Scharnhorst zouden opsporen. Vervolgens zouden zij HMS Duke of York naar het Duitse slagschip leiden, zodat het tot zinken kon worden gebracht. Om de kans te verminderen dat de konvooien JW 55B en RA 55A zouden worden gevonden door het Duitse eskader, werden deze naar een noordelijker route geleid. Fraser gaf verder vier torpedobootjagers van RA 55A opdracht om zich bij de operatie aan te sluiten. Het ging hierbij om de beide M-klasse torpedobootjagers HMS Musketeer en HMS Matchless, de O-klasse destroyer HMS Opportune en de V-klasse jager HMS Virago. Zij vormden samen de 36th Destroyer Division.
De weersomstandigheden waren zeer zwaar. Er was sprake van een zware storm die golven veroorzaakte van 10 meter hoogte. Door de sneeuwjachten was het zicht zeer beperkt. Vooral voor het Duitse eskader was dit een nadeel. De Britse schepen beschikten over betere radarinstallaties dan de Duitse zodat zij een beter overzicht konden houden over de situatie. De Duitsers zouden dit overzicht ontberen tijdens de komende strijd.
In de ochtend van 26 december arriveerde de Scharnhorst in het gebied waar het konvooi, afgaande op verkenningen en berekeningen, zou moeten zijn. Zij kon het echter niet vinden. Om een groter gebied te kunnen afzoeken, formeerde zij een linie van haar jagers, ongeveer 30 mijl breed. De Scharnhorst voer hier 10 mijl achter. JW 55B werd echter niet gevonden.
Het Duitse slagschip werd echter wel ontdekt. Om 08:44 uur kreeg de lichte kruiser HMS Belfast een echo op haar radarscherm, de afstand was toen 35 km. Om 09:24 uur opende Force 1 het vuur. De Britse schepen hadden een groot voordeel vanwege hun radargestuurde vuurleiding, waardoor zij zeer gericht konden vuren. De Scharnhorst kon alleen gebruik maken van optische afstandsmeters. De zware kruiser HMS Norfolk wist met haar hoofdgeschut van 20,3 cm, op een afstand van 9.800 meter, twee treffers te plaatsen op de Scharnhorst. Een granaat sloeg in tussen de A- en B-toren, doorboorde het dekpantser, maar de granaat ontplofte niet. De tweede trof de Scharnhorst op de radarmast. Hierdoor werd de voorwaartse radar van het slagschip totaal vernield. De Scharnhorst zou de rest van de slag vanaf de voorzijde "blind" zijn, wat een grote belemmering voor haar zou vormen.
Om 09:40 uur eindigde het artillerieduel tussen Force 1 en de Scharnhorst. Haar doel was het vernietigen van JW 55B, niet de escorterende kruisers. Door haar hogere snelheid wist zij te ontsnappen aan haar belagers. Force 1 twijfelde wat zij moest doen: de achtervolging van de Scharnhorst inzetten of het beschermen van het konvooi. Zij koos voor het laatste, omdat de bescherming van JW 55B belangrijker werd geacht. Om 10:20 uur ging het radarcontact tussen de Scharnhorst en Force 1 verloren.
De Scharnhorst wilde een omtrekkende beweging uitvoeren, zodat ze het konvooi vanuit het noorden kon naderen en contact met Force 1 kon vermijden. Het was gebruikelijk dat het kruiserescorte altijd ten zuiden van het konvooi voer. Om 11:58 uur seinde zij naar haar jagers dat deze juist een zuidelijke koers moesten volgen om het konvooi direct aan te vallen op een plaats waar dit was verkend door een U-boot. Deze verkenning was echter al een aantal uren oud en de jagers zochten tevergeefs naar JW 55B. Bovendien was de Scharnhorst nu haar escorte kwijt en stond zij er helemaal alleen voor.
De koers van de Scharnhorst bracht haar weer binnen bereik van Force 1. Om 12:10 uur kreeg HMS Sheffield het Duitse schip op de radar. Van Admiral Fraser kregen Force 1 en de 36th Destroyer Division opdracht het vuur te openen op de Scharnhorst. Dit gebeurde om 12:22 uur. De Scharnhorst beantwoordde het vuur en wist een treffer te plaatsen op HMS Norfolk. Geschutstoren X werd hierdoor uitgeschakeld en er vielen zeven doden. Om 12:41 uur staakten de Britten het vuren.
Konteradmiral Erich Bey besloot om de missie af te breken. De Scharnhorst werd ernstig gehinderd door de Britse kruisers. Haar voorwaartse radar functioneerde niet en deze moest worden gerepareerd. Bovendien had Bey van de marineleiding vernomen dat in de buurt een zwaar Brits eskader door een verkenningstoestel was verkend en de Scharnhorst had de opdracht gekregen om gevechten met zware Britse eenheden te vermijden. Bey besloot om het strijdtoneel te verlaten en om terug te keren naar de Altafjord. Dergelijke orders gaf hij ook om 14:18 uur aan zijn jagers.
Force 1 en de 36th Destroyer Division bleven de Scharnhorst echter schaduwen en zij hielden Force 2 op de hoogte van elke beweging van het Duitse schip. De Scharnhorst kon de schepen niet afschudden en was zich, mede door de problemen met de radar, niet bewust van de uit het westen opstomende Force 2.
Fraser verwachtte dat hij het Duitse schip rond 17:15 uur zou kunnen onderscheppen. Force 2 voer op een oostelijke koers en naderde het slagschip. Door een koersverandering van de Scharnhorst kreeg de Duke of York het slagschip om 16:17 uur al op haar radar op een afstand van 41.500 meter. Om 16:37 uur opende de Britse schepen van Force 2 het vuur, de afstand was toen 11.000 meter. De Scharnhorst was omsingeld. Achter de Scharnhorst, een zuidoostelijke koers volgend, bevond zich Force 2, uit het noorden naderde Force 1 uitgezonderd HMS Sheffield die problemen had met de bakboordschroef en waarvan de snelheid was teruggelopen. Uit het noordwesten naderde tenslotte de 36th Destroyer Division.
Om 16:55 uur kreeg de Scharnhorst een voltreffer van een 35,6cm granaat van HMS Duke of York. Het draaimechanisme van de A-toren werd ontzet, waardoor deze niet meer kon roteren en daardoor niet meer deel zou nemen aan het gevecht. De Scharnhorst was voortdurend gehuld in een fel licht van de door de Britse schepen afgevuurde lichtgranaten. Hierdoor had de vijand een goed zicht op haar, bovendien vormde het licht een belemmering voor de eigen bemanning.
Om 16:57 uur opende de schepen van Force 1 het vuur. De torpedobootjagers van Force 2 maakten zich klaar voor een torpedoaanval. De Scharnhorst moest meerdere voltreffers incasseren, voornamelijk van HMS Duke of York. Om 17:08 uur sloeg een granaat in de vliegtuighangar en er brak, mede door de aanwezige vliegtuigbrandstof, een heftige brand uit, die met moeite kon worden geblust door de Duitse bemanning.
De Scharnhorst bevond zich in een hachelijke situatie. Zij werd aangevallen door een overmacht aan vijandelijke schepen, de kansen van het schip waren gering. Zij had echter één voordeel ten opzichte van haar vijanden: zij kon een hogere snelheid halen. Zij liep ongeveer drie knopen sneller dan HMS Duke of York en er was daardoor een kans om te ontsnappen aan haar achtervolgers. Om 17:42 uur waren de Britse kruisers genoodzaakt het vuren te staken, omdat de afstand te groot werd. Alleen HMS Duke of York kon de Scharnhorst blijven bestoken. Zij boekte een treffer op de B-toren van het Duitse slagschip, waardoor het ventilatiesysteem van de geschutstoren werd uitgeschakeld. Bij het afvuren van de 28 cm-granaten kwamen veel rook en gassen vrij. Nu deze niet meer konden worden afgevoerd, werd het onmogelijk voor de bemanning om nog langer te opereren in deze toren. Hierdoor was alleen nog geschutstoren C operationeel, die bovendien bijna zonder munitie zat. Er werd opdracht gegeven om de granaten van de A-toren naar de C-toren te brengen. Een enkele granaat woog honderden kilo's en het werk moest met de hand gebeuren. Toch slaagde de bemanning in deze opdracht, zodat de C-toren kon blijven vuren.
Ondanks de zware schade die het Duitse schip had opgelopen, maakte zij door haar hogere snelheid een goede kans om te ontkomen. Om 18:24 uur vloog bovendien een granaat van de Scharnhorst door de masten van HMS Duke of York, waardoor enkele kabels werden doorgesneden. Hierdoor viel de artillerieradar uit en moest het Britse slagschip het vuren staken.
De Scharnhorst leek het geluk aan haar kant te hebben, het noodlot sloeg echter toe. Tijdens haar laatste salvo had HMS Duke of York de Scharnhorst nogmaals geraakt. Doordat de afstand tussen beide schepen was toegenomen, werden de granaatbanen steeds steiler, waardoor de kans toenam dat het dunnere dekpantser werd getroffen. Dit gebeurde ook: een granaat sloeg precies in tussen het horizontale en het verticale pantser. Hij kwam tot ontploffing in de eerste ketelruimte, waarbij onder meer de stoomleiding van een turbine werd vernield. De snelheid van de Scharnhorst nam door deze treffer af tot 10 knopen. De schade kon nog wel worden hersteld, maar in deze tijd waren de Britse schepen al ver ingelopen en maakten zij zich op voor de slotaanval. Konteradmiral Erich Bey wist dat de strijd verloren was. Hij verstuurde het volgende sein: "De Scharnhorst zal doorvechten tot de laatste granaat. Leve de Führer en lang leve Duitsland."
Om 18:50 uur voerden de torpedobootjagers van Force 2 een aanval uit. Er werden in totaal 28 torpedo's afgevuurd. De Scharnhorst wist er een aantal te ontwijken, maar er werden ook vier treffers geplaatst op het Duitse schip. Eén daarvan trof één van de scheepsschroeven, waardoor de snelheid weer terugliep. Hierdoor had de Scharnhorst geen enkele kans meer om te ontsnappen, haar lot was nu definitief bezegeld. HMS Saumarez werd tijdens haar actie nog wel getroffen door granaten van de Scharnhorst, waardoor er elf doden vielen, maar zij bleef deelnemen aan de operatie.
Om 19:01 uur was de artillerieradar van HMS Duke of York weer gerepareerd en begon de laatste aanval op de Scharnhorst, waar in totaal dertien schepen bij betrokken waren. De Scharnhorst kon nog maar een klein gedeelte van haar bewapening gebruiken, waardoor het een zeer ongelijke strijd werd. Er werden al snel meerdere treffers op de Scharnhorst geplaatst. Een aantal secundaire geschutsbatterijen werd uitgeschakeld en er vielen verschillende doden.
Admiral Fraser wist echter dat hij het Duitse slagschip met alleen kanonvuur niet tot zinken kon brengen, daarvoor was het schip te zwaar bepantserd. Hij gaf daarom opdracht tot het uitvoeren van nog een torpedoaanval. De lichte kruisers HMS Jamaica en HMS Belfast vuurden als eerste hun projectielen af, dit was om 19:25 uur. Om 19:28 uur stopte HMS Duke of York met vuren, omdat zij bijna door haar munitievoorraad heen was en om de andere schepen veilig hun torpedoaanvallen te kunnen laten uitvoeren. De Scharnhorst maakte als gevolg van de verschillende torpedo- en granaattreffers een sterke slagzij over stuurboord.
Om 19:33 uur vuurde de jagers HMS Opportune, HMS Virago, HMS Musketeer en HMS Matchless in totaal negentien torpedo's af. Om 19:37 uur vuurde HMS Jamaica er nog eens drie af. De Scharnhorst werd waarschijnlijk door in totaal 9 torpedo's getroffen. Aan boord van het Duitse schip vonden heftige explosies plaats en woedden felle branden. Konteradmiral Erich Bey en de kapitein van de Scharnhorst, Kapitän zur See Fritz Hintze, gaven de Duitse bemanningsleden de opdracht om het schip te verlaten. Zo de overlevering wil gaf Kapitän zur See Hintze zijn eigen reddingsvest af aan een matroos die er geen had, met het argument dat hij een goede zwemmer was en dat hij het vest minder hard nodig had dan het Duitse bemanningslid.
Om 19:45 uur namen de Britse schepen een zware onderwaterexplosie waar, mogelijk ontplofte het munitiemagazijn onder de A-toren. Dit was het einde van de Scharnhorst. Om 19:48 uur maakten de kruiser HMS Belfast en de jager HMS Matchless zich op voor nog een torpedoaanval, maar het Duitse slagschip bleek reeds gezonken te zijn.
Admiral Fraser gaf aan zijn torpedobootjagers de opdracht om naar overlevenden te zoeken. Door de bittere kou stierven echter veel Duitse bemanningsleden, voordat zij gered konden worden. Uiteindelijk zouden slechts 36 van de 1.968 opvarenden van de Scharnhorst de slag bij de Noordkaap overleven. Konteradmiral Bey en Kapitän zur See Hintze behoorden niet tot de overlevenden en kwamen beiden om in het ijskoude water van de Barentszzee.
Op de Britse schepen waren slechts achttien doden gevallen, elf op HMS Saumarez en zeven aan boord van HMS Norfolk. Alle Britse schepen hadden echter wel lichte schade opgelopen. Het konvooi JW 55B arriveerde op 28 december in Moermansk, zonder ook maar een enkel schip verloren te hebben.
De Slag bij de Noordkaap was de laatste zeeslag waarbij Duitse en Britse slagschepen elkaar met kanonnen bestookten. De leidende rol in de oorlog ter zee zou worden overgenomen door vliegdekschepen. De slag was tevens het definitieve einde voor de Duitse oppervlaktevloot, die na de ondergang van de Scharnhorst niet meer in actie zou komen.
De Britse marine had veel respect voor het gedrag van de Scharnhorst gedurende de strijd, wat onder meer bleek uit de woorden van Admiral Fraser. Na de slag liet hij de officieren bij elkaar komen op zijn vlaggenschip HMS Duke of York. Hij zei toen het volgende: "Heren, de slag tegen de Scharnhorst is in een overwinning voor ons geëindigd. Ik hoop dat als één van u ooit wordt verzocht om een schip te leiden in actie tegen een veel sterkere vijand, u uw schip zo moedig zult leiden zoals de Scharnhorst vandaag werd geleid."
Op 3 oktober 2000 werd het wrak van de Scharnhorst gevonden door een Noorse expeditie. De coördinaten zijn 72,16 graden noorderbreedte en 28,41 graden oosterlengte en het schip ligt op een diepte van 290 meter.