De PRESIDENT: Het Tribunaal heeft met het diepste leedwezen vernomen dat Opperrechter Harlan F. Stone van het Opperste Gerechtshof van de Verenigde Staten is overleden. Zijn heengaan zal het meest gevoeld worden in Amerika waar hij heeft bewezen een groot publiek dienaar te zijn. Maar het past dit Tribunaal, waarin vertegenwoordigers van de Verenigde Staten zitting hebben, haar deelneming met dit grote verlies aan het Amerikaanse volk te betuigen.
Na te hebben gefungeerd als Deken aan de Hogeschool voor Rechten aan de Universiteit van Columbia werd hij in 1923 benoemd tot Minister van Justitie van de Verenigde Staten en twee jaar later werd hij toegevoegd Rechter aan het Opperste Gerechtshof. In 1941 werd hij Opperrechter en vervulde de taken van dat hoge ambt met grote deskundigheid en in navolging van de hoogste tradities.
Het Tribunaal wenst dat ik haar medeleven uitdruk als erkenning van het grote verlies dat het Amerikaanse volk heeft geleden.
Mr. Justice Jackson, de Hoofdaanklager namens de Verenigde Staten is lid van het Opperste Gerechtshof dat werd voorgezeten door de Opperrechter en wellicht wenst hij hier enkele woorden aan toe te voegen.
Mr. JUSTICE ROBERT H. JACKSON (Hoofdaanklager namens de Verenigde Staten): Met welnemen van het Tribunaal; het is niet alleen omdat hij het hoofd van het juridische stelsel van de Verenigde Staten was dat het nieuws van het overlijden van Opperrechter Harlan Stone droefenis zaait in ieder Amerikaans hart in Neurenberg, maar omdat hij de persoonlijk vriend van velen van ons was. Hij had een bijzonder vermogen tot vriendschap. Niemand was vriendelijker voor en indachtig aan de jongere mannen die van tijd tot tijd naar Washington kwamen en in hem een gids, een filosoof en een vriend vonden.
Nu weet ik dat niet alleen ik het verlies van een persoonlijk vriend voel maar dat de Amerikaanse vertegenwoordigers in het Tribunaal, Mr. Biddle en Rechter Parker het zelfde voelen en veel van de jongere mensen van de staf hadden intieme contacten met de Opperrechter die men vermoedelijk niet zou verwachten als men Harlan Stone niet had gekend.
Als Minister van Justitie nam hij het Ministerie over in een van haar moeilijkste perioden en hij drukte er zijn stempel van integriteit op, een stempel dat altijd is gebleven en dat een traditie werd binnen het Ministerie, zoals wij allen heel goed weten.
Als Justice of the Court was hij een vooruitziend man, vrij van geest en altijd geduldig om de argumenten van beide partijen aan te horen en zijn beslissing te nemen met die volledige desinteresse en afstandelijkheid die kenmerkend is voor de rechtvaardige rechter. Hij zat voor met grote eerlijkheid en met vriendelijkheid voor zijn confrères en degenen die voor hem verschenen.
Het is het overlijden van een man die in het openbare leven een voorbeeld was van die hoge kwaliteiten die wij in verband brengen met de New Englander.
De troost voor zijn vrienden ligt hierin: Hij ging heen precies zoals hij zou hebben gekozen heen te willen gaan, in het volledige bezit van zijn vermogens en tijdens de uitoefening van zijn taken.
Ik druk mijn grote appreciatie erover uit dat het Tribunaal het passend heeft gevonden nota te nemen van zijn overlijden en ons toe te staan namens de Amerikaanse Orde van Advocaten onze waardering van zijn talenten en karakter uit te spreken.
De PRESIDENT: Kolonel Smirnov.
Mr. SMIRNOV: Meneer de President, voordat ik overga tot het verdere verhoor van getuige, meen ik de volgende verklaring af te moeten leggen:
Tijdens het verhoor van getuige door de verdedigend advocaat Dr. Seidl heeft eerstgenoemde verklaard dat het document, dat het officiële aanhangsel is bij het verslag van de regering van de Republiek Polen een vervalsing was. Dit document vermeldt de verliezen aan objecten van culturele waarde, geleden door de Poolse Republiek. De Sovjet Aanklager wenst geen enkele tegenstrijdigheid over dit document maar verzoekt het Tribunaal er nota van te nemen dat dit een officieel aanhangsel is bij het verslag van de regering van de Republiek Polen en dat de verklaring van de getuige als smaad wordt beschouwd.
De PRESIDENT: (tot de getuige): Zei u daar toen iets over?
Dr. BÜHLER: Ik wilde zeggen dat het een document was dat een lijst met kunstvoorwerpen bevatte.
De PRESIDENT: Is dat het document, Kolonel Smirnov een document dat een lijst met kunstvoorwerpen bevat?
Dr. BÜHLER: Nee, dat bedoel ik niet.
Mr. SMIRNOV: Nee, Meneer de President, het is een lijst met verliezen aan cultuurschatten. Het is een lijst van bibliotheken en van de verliezen door deze bibliotheken geleden tijdens het Duitse bewind in Polen.
De PRESIDENT: Het is USSR-93, niet waar, het document waarnaar u verwijst?
Mr. SMIRNOV: Het is een aanhangsel bij document USSR-93, een officieel verslag van de Poolse regering.
De PRESIDENT: Ja, het gaat over bepaalde richtlijnen. Dat was het bewijsmateriaal dat vanochtend is gegeven.
Mr. SMIRNOV: Nee, Meneer de President, dit is een lijst van geleden verliezen. Het is een officieel aanhangsel aan het verslag van de Poolse regering. Het bevat geen richtlijnen maar het vermeldt wel het totaal aan verliezen dat door de openbare bibliotheken in Polen werd geleden.
De PRESIDENT: (tot de getuige): Wilt u daar iets over zeggen?
Dr. BÜHLER: Ja, ik denk niet dat de zojuist gegeven beschrijving op het document slaat dat ik in gedachten had. Het document dat ik bestrijd bevat richtlijnen betreffende het Duitse culturele beleid in het Generaal-gouvernement. Het gaat niet over kunstschatten of gegevens over eigendommen van bibliotheken.
De PRESIDENT: Ja. Wat ik begrepen heb van wat u vanmorgen zei was dat de richtlijnen waarvan u dacht dat er in dat document naar werd verwezen waarschijnlijk niet waren opgesteld of dat u er in elk geval niets over had gehoord en u dacht dat het vervalsingen waren.
Dr. BÜHLER: Ik trok het document in twijfel.
De PRESIDENT: Het Tribunaal zal het document bestuderen.
Mr. SMIRNOV: Mag ik verder gaan met mijn volgende vraag?
De PRESIDENT: Ja.
Mr. SMIRNOV: U verklaart dat u persoonlijk, net als het bestuur van het Generaal-gouvernement, niet nauw betrokken was bij de activiteiten van de politie. Heb ik u goed begrepen?
Dr. BÜHLER: Mag ik die vraag nogmaals horen?
Mr. SMIRNOV: U zegt dat noch u persoonlijk, noch het bestuur van het Generaal-gouvernement op enige manier nauw betrokken was bij de activiteiten van de politie. Heb ik u goed begrepen?
Dr. BÜHLER: We hadden dagelijks contact met de politie maar we verschilden van mening. Bovendien viel de politie niet onder mijn gezag; het hoofd van de politie stond op geen enkele wijze onder mijn bevel.
Mr. SMIRNOV: In dat geval viel de politie niet onder uw bevoegdheden?
Dr. BÜHLER: Nee, dat was niet een van mijn taken.
Mr. SMIRNOV: Hoe kunt u dan verklaren dat niemand behalve u geslaagde onderhandelingen voerde met de politie over het gebruiken van eigendommen van Joden die in de
concentratiekampen warem omgebracht? Herinnert u zich die onderhandelingen?
Dr. BÜHLER: Ik heb u niet goed begrepen.
Mr. SMIRNOV: Ik vraag u: als u geen directe betrekkingen met de politie had, hoe kunt u dan het feit verklaren dat u en niemand anders dan u, de persoon was die succesvolle onderhandelingen voerde met de politie over het gebruiken van eigendommen van Joden die in de
concentratiekampen waren vermoord? Herinnert u zich die onderhandelingen met de politie?
Dr. BÜHLER: Ik herinner me dergelijke onderhandelingen niet en ik kan ze ook niet hebben gevoerd. Hoe dan ook, de regering was het orgaan dat op bevel van het Vierjarenplan de inbeslagname van Joodse eigendommen moest uitvoeren.
Mr. SMIRNOV: Meneer de President, heb ik uw toestemming een document te overleggen dat ons is overhandigd door de Amerikaanse Aanklager, document 2819-PS? Het is een richtlijn van het bestuur van het Economische Departement van het Generaal-gouvernement en geadresseerd aan de gouverneurs van Warschau, Radom, Lublin en Galicië. Mag ik dit document overleggen?
Ik citeer het volgende uit de tekst van dit document: “Onderwerp: Overdracht van Joodse roerende goederen van de SS aan de regering”
“Ik informeer u bij deze dat op 21 februari 1944, in aanwezigheid van diverse directeuren van departementen, een overeenkomst is bereikt tussen Staatssecretaris Dr. Bühler en de HSSPF Obergruppenführer Koppe, dat roerende Joodse eigendommen, voor zover die nu of in de toekomst in opslagplaatsen liggen, door de SS ter beschikking moeten worden gesteld aan de regering. Voor de uitvoering van deze bereikte overeenkomst heb ik bevolen dat de overname van goederen welke zich in de diverse depots van de SS bevinden, in zo kort mogelijke tijd moet plaatsvinden. Goederen afkomstig van inbeslagname en veiligstelling zijn eveneens door de commandant van de SIPO en van de Geheime Dienst aan mij overhandigd. Neemt u alstublieft contact op met de plaatselijke SS en Politieführer om tot overeenstemming te komen .......
Hier onderbreek ik het citaat. Getuige, houdt u na dit nog steeds vol dat u geen betrekkingen had met de politie?
Dr. BÜHLER: Ik had in mijn werk dagelijks contact met de politie, dat wil ik niet ontkennen maar ik had niet het recht orders te geven aan de politie.
Mr. SMIRNOV: Hoe dan ook, de eigendommen van Joden die in de concentratiekampen in Polen waren vermoord, werden als gevolg van uw onderhandelingen overgebracht naar depots in het Generaal-gouvernement?
Dr. BÜHLER: Dat is niet juist. De genoemde eigendommen waren niet afkomstig van Joden die waren vermoord maar gewoon eigendommen afkomstig van Joden die door de politie waren weggehaald nadat hun eigendommen op de gebruikeklijke manier door de bestuursafdeling waren behandeld.
Mr. SMIRNOV: Maar kon de SIPO of de SD zich de eigendommen toeëigenen van Joden die niet waren vermoord?
Dr. BÜHLER: Waarom niet? Direct vanaf het begin had de politie het Joodse vraagstuk aangepakt en daarom kwamen ze ook op die manier in het bezit van hun eigendommen.
Mr. SMIRNOV: Maar werden in het
Auschwitz depot in de Chopinstraat ook eigendommen opgeslagen van Joden die niet waren vermoord? Of van Joden die nog in leven waren?
Dr. BÜHLER: De depots die hier zijn genoemd moeten niet worden gezien als van concentratiekampen maar als depots waar goederen werden opgeslagen.
Mr. SMIRNOV: Welke andere depots waren er voor de opslag van roerende goederen van Joden, behalve die in de concentratiekampen?
Dr. BÜHLER: Ik weet niet hoe het er in een concentratiekampen uitzag want ik heb er nooit een gezien of ben er binnen geweest, maar dat politie zich eigendommen van Joden toeëigende is iets waarover mij zeker werd verteld door de directeur van mijn afdeling beheer.
Mr. SMIRNOV: Ik vraag u dit: toen in 1944 de vernietigingsmachines in Auchwitz en Maidanek op volle capaciteit draaiden, welke depots of opslagloodsen bestonden er voor de opslag van Joodse roerende goederen behalve die waar de goederen van Joden werden opgeslagen die in de concentratiekampen waren vermoord? Weet u over andere depots en waar die zich bevonden?
BÜHLER: De Joden werd ter plaatse hun eigendommen afgenomen. Ik heb nooit aangenomen dat er Joodse eigendommen in concentratiekampen konden worden gevonden. Ik wist helemaal niets over die kampen. Waar de politie die goederen heenbracht was mij niet duidelijk maar er moeten depots hebben bestaan.
Mr. SMIRNOV: Ik zou uw aandacht willen vestigen op de datum, 21 februari 1944. Waren er destijds in Polen nog Joden in leven of waren de Joodse getto’s al helemaal leeg?
Dr. BÜHLER: De Joodse getto’s waren leeg maar er waren nog enkele Joden; ik weet dat omdat ze op een of andere manier in de wapenindustrie werden ingezet. Joodse eigendommen konden niet uit het gebied zijn weggehaald, dat moet ergens in het Generaal-gouvernement geweest zijn, zeer waarschijnlijk vlak bij de getto’s of waar evacuatie van Joden ook maar plaatsvond. En dit telegram, ik herhaal het, gaat niet over depots in concentratiekampen, die stonden overal. In iedere plaats lagen wel ergens goederen opgeslagen die afkomstig waren van de herhuisvesting van Joden.
Mr. SMIRNOV: De Joodse getto’s waren dus al leeg. In dat geval, wat gebeurde er met de Joden in Polen?
Dr. BÜHLER: Toen deze Joodse getto’s werden leeggehaald nam ik aan dat ze ergens in noordoost Europa zouden worden geherhuisvest. Het hoofd van het RSHA had me op die conferentie van februari 1942 met stelligheid verteld dat dat de bedoeling was.
Mr. SMIRNOV: Op 21 februari 1944 liep de frontlinie door het Generaal-gouvernement. Hoe en waarmee konden de Joden naar het noordoosten worden vervoerd?
Dr. BÜHLER: Volgens de conferentie had dat in 1942 moeten gebeuren.
Mr. SMIRNOV: Het document is gedateerd 1944, 21 februari 1944.
Ik ga over op de volgende vraag. Bewijst het feit dat de politiechefs alle conferenties op het hoofdkwartier van de Gouverneur-generaal bijwoonden en dat de Gouverneur-generaal aparte vergaderingen belegde die uitsluitend over politiezaken gingen niet dat er een zeer nauwe relatie bestond tussen de Gouverneur-generaal en de
Gestapo?
Dr. BÜHLER: Ik heb in het begin al gezegd dat het de mening van de Gouverneur-generaal was dat hij zeggenschap zou krijgen over de politie. Dat is de reden waarom de hij de politie herhaaldelijk uitnodigde voor discussies tijdens de vergadering maar dat weerhield de politie er niet van haar eigen weg te gaan en haar eigen methoden te gebruiken.
Mr. SMIRNOV: Maar werden er door de Gouverneur-generaal geen vergaderingen belegd die zich rechtstreeks en uitsluitend met politiezaken bezig hielden en alleen maar met politiezaken?
Dr. BÜHLER: Ja, van tijd tot tijd.
Mr. SMIRNOV: Goed. Kunt u mij dan vertellen wie Krüger’s plaats innam toen hij uit zijn functie van hoofd van de politie werd gezet?
Dr. BÜHLER: Voor zover ik me kan herinneren werd Krüger in november 1943 in Krakau uit zijn functie gezet en vervangen door Obergruppenführer Koppe.
Mr. SMIRNOV: Hoe waren uw persoonlijke relaties met Koppe?
Dr. BÜHLER: De relaties met de politie onder Krüger waren altijd vijandig geweest en wanneer de afdeling bestuur ook maar wensen had die met politiebevoegdheden te maken hadden, dan werden die wensen altijd gedwarsboomd door Krüger; daarom, nadat Krüger Krakau had verlaten probeerde ik een kameraadschappelijke relatie met de nieuwe HSSPF aan te knopen zodat ik op die manier invloed kon uitoefenen op het werk van de poliie en de methoden die zij gebruikten.
Mr. SMIRNOV: Kunt u mij kort antwoord geven: hoe waren precies uw persoonlijke relaties met Koppe? Waren die goed of slecht?
Dr. BÜHLER: Ze waren kameraadschappelijk.
Mr. SMIRNOV: Ik zou u graag een document willen tonen. Meneer de President, u kunt deze passage vinden op pagina 38, alinea 2 van de Engelse vertaling. Ik lees de passage voor het verslag voor. Het is een uitspraak, gedaan door Frank tegen Himmler tijdens de conferentie met hem op 12 februari 1944:
“Direct na de uitwisseling van begroetingen knoopte Reichsführer-SS Himmler een gesprek aan met mij en SS Obergruppenführer Koppe. De Reichsführer vroeg mij direct aan het begin hoe de samenwerking was met de nieuwe Staatssecretaris voor Veiligheid, SS Obergruppenführer Koppe. Ik drukte mijn grote voldoening uit over het feit dat er tussen mijzelf en SS Obergruppenführer Koppe, als ook tussen hem en Staatssecretaris Dr. Bühler uitzonderlijk goede relaties en kameraadschappelijke samenwerking bestond. (Document 2233-PS).
Komt die uitlating van Frank overeen met de feiten, getuige?
Dr. BÜHLER: Destijds was Koppe pas een paar weken in het Generaal-gouvernement. Deze uitlating bevestigt precies wat ik hier in het begin heb gezegd namelijk dat ik, toen Krüger door Koppe was vervangen, heb geprobeerd vriendschappelijke relaties met Koppe aan te knopen om invloed te krijgen op de macht van de politie in het Generaal-gouvernement. Er was dus tot op dat moment geen wrijving geweest.
Mr. SMIRNOV: En tussen Koppe en Dr. Bühler, anders gezegd tussen Koppe en u heerste de meest vriendschappelijke samenwerking, is dat juist?
Dr. BÜHLER: Ik herhaal, mijn relatie met Koppe was van kameraadschappelijke aard. Afgezien daarvan, de problemen waarmee we te maken hadden brachten me dagelijks in contact met Koppe. Bijvoorbeeld de kwestie van de Joodse eigendommen. Men kon onmogelijk een dergelijke discussie met Krüger hebben gevoerd want hij was van mening dat alle Joodse eigendommen aan de SS toebehoorden.
Mr. SMIRNOV: Toen Koppe de functie van hoofd van de politie overnam, was er toen enige verandering met betrekking tot de Poolse bevolking? Werden de maatregelen van de politie minder streng? Werden ze minder repressief na Koppe’s komst?
Dr. BÜHLER: Ik geloof dat ze milder werden.
Mr. SMIRNOV: Ik zou graag willen dat u de notulen volgt van een specifieke bestuursvergadering van 16 december 1943, gehouden in Krakau.
Wilt u de getuige het origineel laten zien, alstublieft?
Tussen haakjes, is dat uw handtekening op de lijst van aanwezIgen? Op pagina 154.
Dr. BÜHLER: Regeringsbijeenkomst, 16 december 1943? Ja, dat heb ik getekend, dat klopt.
Mr. SMIRNOV: Vertelt u mij, herinnert u zich wie Ohlenbusch was?
Dr. BÜHLER: Ohlenbusch was president van het Ministerie van Propaganda.
Mr. SMIRNOV: Was hij op een of andere manier betrokken bij de politie of bij de regering?
Dr. BÜHLER: Ohlenbusch was aanwezig bij de regeringsbijeenkomsten waarbij gewoonlijk de politie ook aanwezig was.
Mr. SMIRNOV: Maar hijzelf, in zijn eigen functie, was hij op enige manier betrokken bij de politie of niet?
Dr. BÜHLER: Als staatsambtenaar en hoofd van een regeringsdepartement had hij natuurlijk betrekkingen met de politie, officiële betrekkingen.
Mr. SMIRNOV: Maar was hij ambtenaar van het burgerlijk bestuur van uw organisatie?
Dr. BÜHLER: Ja natuurlijk. Voor zover het zijn officiële functie betrof was hij aan mij ondergeschikt.
Mr. SMIRNOV: Ik lees voor het verslag een kort uittreksel voor van pagina 176. Heren Rechters, u kunt dit vinden op pagina 33 van ons documentenboek, alinea 3, de toespraak van Ohlenbusch:
“Het zou goed zijn te overwegen, om redenen van doelmatigheid, dat men zo veel als mogelijk executies moet uitvoeren op de plek waar de aanslag op het leven van een Duitser werd gepleegd. Men moet er wellicht ook aan denken of er voor dit doel geen aparte executieplaaten moeten worden ingericht want het is bekend dat de Poolse bevolking in grote getale naar de executieplaatsen toekwam, die voor iedereen toegankelijk waren, om de met bloed doordrenkte aarde in dozen te doen en die naar de kerk te brengen. (Document 2233-PS).
Vindt u deze kwestie niet uitsluitend een kwestie voor de politie?
Dr. BÜHLER: Er staat in mijn vertaling geen ‘emmers met bloed’. Er staat dozen. Ik denk niet dat het bloed met emmersvol kon worden weggebracht,
Mr. SMIRNOV: We hebben het hier over dozen waarin de met bloed doordrenkte aarde werd gedaan. Vindt u niet dat de kwestie van het inrichten van geheime executieplaatsen zuiver een aangelegenheid voor de politie is?
Dr. BÜHLER: Ik deel die mening. Om die reden werd die kwestie beslist niet goedgekeurd. Maar misschien mag ik eraan toevoegen dat op hetzelfde moment Duitse voetgangers in Krakau en Warschau dagelijks, zonder enige reden in de rug werden geschoten en dat die kwestie te danken was aan de opwinding over .....
Mr. SMIRNOV: Ik vraag u naar iets anders, getuige. Vindt u het feit dat deze kwestie op initiatief van Ohlenbusch werd besproken geen duidelijk bewijs ervoor dat zelfs de lagere ambtenaren in het burgerlijk bestuur zich mengden in politiezaken en in direct contact met de politie stonden?
Dr. BÜHLER: Nee, dat zou ik zo niet willen zeggen. Dit werd niet voorgesteld als een politiemaatregel. Dat kwam voort uit de dreiging waaronder alle Duitsers in die fase van de bezetting leefden.
Mr. SMIRNOV: Die kwestie van geheime executieplaatsen, rees die niet op initiatief van Ohlenbusch? Ik vertrouw erop dat u dat niet gaat ontkennen.
Dr. BÜHLER: Wat bedoelt u met die vraag?
Mr. SMIRNOV: Kwam dat naar boven, werd dat niet uitgelokt door het initiatief van Ohlenbusch? U gaat dat toch niet ontkennen?
Dr. BÜHLER: Ik weet niet of dit eigenlijk wel besproken werd. Naar mijn mening was er geen ....
Mr. SMIRNOV: Het getypte verslag van die vergadering ligt vooor u en u was bij die vergadering aanwezig.
Dr. BÜHLER: Ja, dit zijn uitspraken gedaan door Ohlenbusch, als ik me niet vergis. Ja, er staat hier ‘President Ohlenbusch’. Dat is juist.
Mr. SMIRNOV: Ik ga verder met de volgende vraag. Heeft SS Obergruppenführer Koppe op die vergadering helemaal niet gerapporteerd over dat onderwerp? Ik zal een kort uittreksel citeren dat u, Heren Rechters, kunt vinden op pagina 34, alinea 2. Het staat op pagina 180 van uw documentenboek. ..... voor de spoorwegopstand 150 en voor de twee Duitse ambtenaren werden 50 Poolse terroristen geëxecuteerd, ofwel op de plaats zelf danwel in de onmiddellijke omgeving. Men moet bedenken dat het neerschieten van 200 mensen tenminste 3,000 naaste verwanten aangaat .... (document 2288-PS).
Ziet u dit als bewijs dat met de aankomst van Koppe dezelfde wrede vergeldingsmaatregelen tegen de bevolking van Polen werden genomen?
Dr. BÜHLER: Waar hier het neerschieten van 150 en 50 mensen wordt genoemd, dan betreft dit duidelijk het fusilleren van gijzelaars dat nooit de toestemming had van de Gouverneur-generaal of van mij. Als ik echter heb gezegd dat in het algemeen het beleid van Koppe mij milder toescheen dan moet ik bij die verklaring van mij blijven.
Mr. SMIRNOV: Betekent dit dat die maatregelen betreffende gijzelaars noch uw toestemming hadden, noch die van de Gouverneur-generaal, is dat juist?
Dr. BÜHLER: Die hadden mijn toestemming niet en ik denk niet dat die de toestemming van de Gouverneur-generaal hadden.
Mr. SMIRNOV: Wilt u alstublieft op pagina 185 kijken van het document dat voor u ligt? Ik begin met het citaat:
“De Gouverneur-generaal sprak zijn dank en erkenning uit aan SS Obergruppenführer Koppe voor zijn goede werk en sprak er zijn voldoening over uit dat een deskundige met zulke hoge kwaliteiten aan het hoofd van de politie in het Generaal-gouvernement zou staan. Hij beloofde SS Obergruppenfüher Koppe de actieve medewerking van alle departementen in het Generaal-gouvernement en hij drukte zijn beste wensen uit voor het slagen van dit werk.” (document 2233-PS.)
Hoe moeten we die uitlating verklaren in het licht van uw eerdere antwoord?
Dr. BÜHLER: Die uitspraak van de Gouverneur-generaal slaat niet op die 50 en 150 mensen. Die slaat op het werk in zijn algemeenheid dat Koppe in het Generaal-gouvernement moest doen. En een van die principes die moesten gelden voor dat werk – dat ik heb helpen opzetten – was dat het fusilleren van gijzelaars moest ophouden. Het is heel goed mogelijk dat dat in dit geval nog niet is gebeurd.
Mr. SMIRNOV: Wilt u alstublieft even wachten? Net hiervoor hebt u Koppe’s verslag gelezen over het fusilleren van gijzelaars, pagina 180. En na die tijd drukte de Gouverneur-generaal zijn instemming uit. Dat betekent dat het juist die activiteit van Koppe was waarin de Gouverneur-generaal had ingestemd.
Dr. BÜHLER: Nou, dit was niet de enige uitlating van Koppe. De uitspraak van de Gouverneur-generaal betrof alle uitlatingen van Koppe en geen individuele.
Mr. SMIRNOV: Goed. In dat geval keurde hij onder andere ook deze uitlating goed, dat wil zeggen dit rapport.
Dr. BÜHLER: Maar ik weet dat de Gouverneur-generaal, samen met mij, druk uitoefende op Koppe om met het fusilleren van gijzelaars te stoppen.
Mr. SMIRNOV: Wilt u mij alstublieft vertellen wie, toen Krüger nog hoofd van de politie was, instructie gaf voor het neerschieten van één mannelijke bewoner van elk huis waar een aanplakbiljet hing met de aankondiging van een Poolse nationale feestdag?
Dr. BÜHLER: Dat is mij niet bekend.
Mr. SMIRNOV: Ik verzoek dat u het desbetreffende document wordt gegeven. Het zit in het documentenboek, pagina 1, alinea 7.
“De Gouverneur-generaal ontving districtshoofd Dr. Wächter die verslag deed over het verschijnen in sommige districten van opruiende aanplakbiljetten ter gelegenheid van 11 november (de Poolse Dag der Bevrijding). De Gouverneur-generaal gaf bevel dat uit ieder huis waar zo’n biljet bleef hangen één mannelijke bewoner moest worden neergeschoten. Dit bevel moest worden uitgevoerd door het hoofd van de politie. Dr. Wächter heeft als voorzorgsmaatregel in Krakau 120 gijzelaars opgepakt.
Herinnert u zich dat? Wie heeft die misdadige maatregel tot het nemen van gijzelaars dan genomen?
Dr. BÜHLER: Probeert u te zeggen dat ik bij die vergadering aanwezig was?
Mr. SMIRNOV: Ik zou u iets anders willen vragen.
Dr. BÜHLER: Wilt u alstublieft mijn vraag beantwoorden? Was ik daar of was ik er niet?
Mr. SMIRNOV: Ik ben niet verplicht uw vraag te beantwoorden. U bent het, getuige, die de mijne moet beantwoorden. Ik ondervraag u, u mij niet. Beantwoordt u alstublieft de vogende vraag. U woonde in Krakau. Handelend op Frank’s bevel pakte Dr. Wächter uit voorzorg 120 gijzelaars op. Wilt u zeggen dat u daar niets over wist?
Dr. BÜHLER: Ik weet niets over deze maatregel en ik weet ook niet dat er gijzelaars werden gefusilleerd.
Mr. SMIRNOV: Beantwoordt u alstublieft de volgende vraag. Heb ik u goed begrepen dat u vandaag hebt gezegd dat er geen hongersnood in Polen heerste?
Dr. BÜHLER: Ja, er heerste geen hongersnood in Polen.
Mr. SMIRNOV: Ik zal vragen of u de toespraak van Dr. Bühler, Staatssecretaris – dat betekent duidelijk u - kan worden getoond, op een vergadering op 31 mei 1943 in Krakau. Ik begin het citaat:
“... De regering van het Generaal-gouvernement is lange tijd duidelijk geweest over het punt dat de grootte van de voedselrantsoenen die niet-Duitsers worden toegestaan niet langer kan worden gehandhaafd zonder dat de bevolking het recht in eigen hand neemt of tot opstand wordt gedreven.... De problemen rond de voedselsituatie, die natuurlijk een negatief effect hebben op het moreel van de bevolking, de enorme prijsstijgingen het overdreven en bekrompen loonbeleid hebben een deel van de Poolse bevolking tot wanhoop gedreven.”(document 2233-PS).
Hebt u dat gezegd?
Dr. BÜHLER: Ik heb het eerste deel kunnen volgen maar heb de laatste zin niet kunnen vinden.
Mr. SMIRNOV: Wilt u alstublieft de tekst volgen. In de tekst zult u zowel het eerste deel als de laatste zin vinden. “...hebben een deel van de Poolse bevolking tot wanhoop gedreven.” Kijkt u alstublieft goed naar de tekst.
Dr. BÜHLER: Waar staat dat? Wilt u het mij laten zien?
(de tekst wordt aan getuige aangewezen.)
Ik heb die uitspraken gedaan en ....
Mr. SMIRNOV: Dan heb ik ook de volgende vraag voor u. Denkt u niet dat uw aankondiging in 1943 geen bewijs is voor het feit dat u een valse getuigenis voor het Tribunaal hebt afgelegd?
Dr. BÜHLER: Nee, nee. Wat ik met die uitspraak bedoelde was dat de bevolking het recht in eigen hand zou nemen. Als bijvoorbeeld een arbeider drie dagen van zijn werk weg bleef om op zoek te gaan naar voedsel dan vond ik dat een wanhopige stap van de kant van de arbeider.
Ik zei vanochtend echter dat het voor de bevolking heel moeilijk was om aan het benodigde voedsel te komen maar onmogelijk was het niet zodat ik geen hongersnood zag in het Generaal-gouvernement. En mag ik u verzoeken eraan te denken dat 80% van de bevolking van het Generaal-gouvernement boer was zodat er dus geen sprake kon zijn van hongersnood op grote schaal tenzij het bouwland volledig verwoest was en dat was niet het geval.
Mr. SMIRNOV: U zei dat er als gevolg van de vastgestelde voedselrantsoenen in het Generaal-gouvernement een opstand zou kunnen uitbreken en u zei dat de bevolking tot wanhoop werd gedreven door de honger. Is dat geen bewijs voor het feit dat er ernstige hongersnood in het land heerste?
Dr. BÜHLER: Met opstand bedoelde ik onrust, geen gewapende opstand. Het is heel duidelijk dat het moreel en de wil tot werken te lijden hadden onder de onvoldoende rantsoenen. Ik heb vanmorgen verklaard hoe het kwam dat een voldoende bevoorrading van de bevolking niet mogelijk was. Aan de andere kant waren er zulke grote vrije en zwarte markten dat zelfs een arbeider, wanneer hij voldoende tijd had, aan voedsel kon komen; als hij die tijd niet had dan nam hij die. Dat was wat ik bedoelde dat arbeiders het recht in eigen hand namen.
Mr. SMIRNOV: Beantwoordt u alstublieft deze vraag. Werden slechts die educatieve mogelijkheden aan de Polen gelaten – volgens de plannen van Frank en Goebbels – dat die slechts het hopeloze lot van hun natie zouden benadrukken?
Dr. BÜHLER: Pogingen om het opleidingsniveau van de Polen te verlagen waren merkbaar. Deze tendenzen waren afkomstig van Himmler in Berlijn.
Mr. SMIRNOV: Ik zou graag willen dat u antwoord geeft: wat gebeurde er met de Poolse universiteiten?
Dr. BÜHLER: Die werden gesloten en niet heropend. Er werden echter technische cursussen gegeven in Warschau en in Lvov waar deze mensen een universitaire opleiding kregen maar om de waarheid te zeggen, deze cursussen moesten op bevel van het Reich worden beëindigd.
Mr. SMIRNOV: Misschien kunt u zich herinneren met wiens handtekenig eronder het decreet tot sluiting van de universiteiten werd uitgevaardigd. Misschien herkent u die handtekening? Het is een officieel document.
Dr. BÜHLER: Het decreet betreffende de benoeming van toezichthouders op universiteiten was in november 1940 door de Gouverneur-generaal getekend.
Mr. SMIRNOV: Wilt u mij alstublieft vertellen of er alleen technische scholen in Polen werden open gelaten?
Dr. BÜHLER: Niet alleen techniche scholen bleven open; er waren bijvoorbeeld handelsscholen en de belangsteling was erg groot. Daarnaast waren er vakopleidingen en lagere scholen die op grote schaal werden opgezet.
Mr. SMIRNOV: Met andere woorden, er bleven alleen die scholen open waar kunstenaars werden opgeleid, lagere klerken en handelslieden?
Dr. BÜHLER: Of ze door lagere en ook meer belangrijke handelslieden werden bezocht weet ik niet. In elk geval werden handelsscholen toegestaan.
Mr. SMIRNOV: Ik zou willen weten op wiens initiatief het Koninklijk Paleis in Warschau werd verwoest?
Dr. BÜHLER: Dat weet ik niet zeker. Ik heb ooit gehoord dat het de wens van de Führer was om het kasteel in Warschau, dat zwaar beschadigd was, met de grond gelijk te maken.
Mr. SMIRNOV: En op wiens persoonlijk bevel werd dit kasteel, het Koninklijk kasteel van Warschau verwoest?
Dr. BÜHLER: Ik weet niet of het werd opgeblazen; dat weet ik niet.
Mr. SMIRNOV: Ja, het werd verwoest. Wie gaf bevel tot het verwoesten, weet u dat?
Dr. BÜHLER: Dat weet ik niet.
Mr. SMIRNOV: Dat weet u niet?
Dr. BÜHLER: Nee.
Mr. SMIRNOV: Het citaat dat ik u wil voorlezen staat op pagina 1 van het document dat ons door het
Tribunaal is overhandigd. Het is een kort citaat. Ik zal het voor het verslag voorlezen:
“... De Führer besprak de algemene situatie met de Gouverneur-generaal en hij was tevreden met het werk van de Gouverneur-generaal in Polen, in het bijzonder met het slopen van het kasteel en met zijn bedoeling de stad niet te herbouwen....”
Was het niet zo dat het paleis in Warschau op bevel van Frank werd verwoest?
Dr. BÜHLER: Het is mij niet bekend dat het kasteel werd gesloopt. Voor zover ik weet bestond er ooit een plan om het te slopen maar dat plan werd verlaten.
Mr. SMIRNOV: Vertelt u mij alstublieft, was het niet in uw aanwezigheid dat beklaagde Frank op 21 april 1940 bevel gaf om politiemethoden toe te passen tijdens de zogenaamde werving voor arbeid?
Dr. BÜHLER: Ik zou de notulen moeten zien. Zo uit het hoofd kan ik me het niet herinneren.
(Het document wordt aan de getuige overhandigd).
Mr. SMIRNOV: Het gedeelte dat ik zou willen citeren staat op pagina 46 van het document, de laatste alinea. Ik citeer:
“Overleg met staatssecretaris Dr. Bühler, SS Obergruppen¬führer Krüger en Dr. Frauendorfer in aanwezigheid van Reichsminister Dr. Seyss-Inquart.
“Onderwerp van gesprek is de deportatie van arbeiders, in het bijzonder landarbeiders, naar het Reich. De Gouverneur-generaal zei omdat alle methoden als verzoeken en dergelijke hadden gefaald, men nu wel tot de conclusie moest komen dat de Polen deze arbeidsplicht ontdoken, hetzij uit kwade wil, hetzij met de bedoeling Duitsland indirect schade te berokkenen door zich niet ter beschikking te stellen. Hij vroeg daarom Dr. Frauendorfer of er maatregelen waren die nog niet waren genomen om de Polen zich vrijwillig te laten melden.
"Reichshauptamtsleiter Dr. Frauendorfer beantwoordde deze vraag negatief. De Gouverneur-generaal stelde met nadruk dat er nu een definitieve beslissing van hem werd verwacht. De vraag was nu of men zijn toevlucht zou moeten nemen tot een vorm van dwangmaatregelen.
Was dat geen bevel om dwangmaatregelen toe te passen bij de werving van arbeiders?
Dr. BÜHLER: Ik zal de verklaring niet tegenspreken omdat ik de notulen heb gelezen. Het is een van die uitlatingen van de Gouverneur-generaal die hij niet helemaal vrijwillig deed maar die op geen enkele manier de koers wijzigden die ik met betrekking tot dit probleem aanhield.
Mr. SMIRNOV: Beantwoordt u alstublieft de volgende vraag: Was u aanwezig bij een gesprek met Sauckel op 18 augustus 1942 en was het niet in uw aanwezigheid dat Frank tegen Sauckel zei dat hij, zoals hij het stelde, hem met genoegen kon vertellen dat hij met hulp van de politie een nieuw contingent arbeiders naar het Reich had laten overbrengen.
Dr. BÜHLER: Samen met mijn afdelingshoofden die zich bezig hielden met de werving van arbeiders had ik voordat het bezoek van de Gouverneur-generaal plaats vond, een gesprek met Reichskommissar Sauckel. Ik kan me nu niet herinneren of ik aanwezig was toen Reichskommissar Sauckel de Gouverneur-generaal bezocht. Ik zou graag de notulen willen zien.
Mr. SMIRNOV: Wilt u alstublieft aan beklaagde, ik bedoel de getuige, de passage laten zien?
(het document wordt aan getuige overhandigd).
Ik zal nu twee korte passages op pagina 918 en 920 voor het verslag voorlezen. Dr. Frank zegt:
“Het verheugt mij zeer dat ik u officieel kan meedelen dat we tot aan de dag van vandaag 800.000 arbeiders naar het Reich hebben gestuurd. Pas korte tijd geleden vroeg u om nog eens 140.000. Het verheugt mij u officieel te kunnen meedelen dat overeenkomstig onze afspraak van gisteren, 60% van deze nieuwe gevraagde arbeiders tegen eind oktober zal worden gestuurd en de resterende 40 % zal tegen het einde van het jaar naar het Reich worden gestuurd.
Dan vraag ik u pagina 920 op te slaan. Er is nog een zin die ik wil citeren:
“Naast de 140.000 kunt u in het komende jaar op nog meer arbeiders uit het Generaal-gouvernement rekenen want we zullen de politie inzetten om ze te krijgen.
Houdt dat niet het gebruik van draconische maatregelen in om ze te krijgen?
Dr. BÜHLER: Ik kan me niet herinneren of ik bij die gelegenheid aanwezig was en dus kan ik op geen enkele manier bevestigen of dat ook zo is gezegd.
Mr. SMIRNOV: Meneer de President, ik heb verder geen vragen meer voor deze getuige.
De PRESIDENT: (Tot Dr. Seidl): Wenst u een verhoor in tweede termijn?
Dr. SEIDL: Ik heb nog een paar vragen voor de getuige.
Allereerst zou ik een misverstand willen oplossen dat schijnt te zijn ontstaan. De vraag die ik aan getuige stelde met betrekking tot document USSR-93 sloeg alleen op aanhangsel 1 met als titel "Cultureel leven in Polen." Dat aanhangsel bevat richtlijnen betreffende het culturele beleid die de regering van het Generaal-gouvernement zou hebben uitgegeven en zoals ik de getuige heb begrepen wilde hij alleen maar die specifieke vraag beantwoorden en niet naar de andere aanhangsels verwijzen zoals bijvoorbeeld die welke gaan over in beslaggenomen kunstvoorwerpen. Het zou wellicht beter zijn geweest als hij het woord vervalst niet had gebruikt. Hoe dan ook, hij wilde alleen maar zeggen dat hij niets van de betreffende richtlijnen afwist.
(tot de getuige): Getuige, is het juist dat veruit het grootste aantal Poolse arbeiders dat naar Duitsland werd overgebracht vrijwilligers waren?
BÜHLER: Mag ik allereerst zeggen dat ik op geen enkele manier de Aanklager heb wilen beschuldigen van vervalsing. Ik wilde er alleen maar op wijzen dat hij mogelijk een vervalst document gebruikte. Ik wilde niet de Aanklager zelf van vervalsing beschuldigen.
Nu de vraag die mijn raadsman stelde. Ik wil zeggen dat volgens mijn ervaring veruit het grootste aantal van de arbeiders uit het Generaal-gouvernement vrijwillijg naar het Reich kwam.
Dr. SEIDL: Om uw geheugen te helpen ga ik uit het dagboek een kort citaat voorlezen dat over het werven van arbeiders gaat.
Op 4 maart 1940 sprak de Gouverneur-generaal een bijeenkomst van burgemeesters van het district Lublin toe en zei met betrekking tot de werving van arbeiders het volgende:
"Hij wees het uitvaardigen van een nieuw decreet, zoals dat door Berlijn werd geëist, af dat bijzondere dwangmaatregelen bevatte en dreiging met straffen. Maatregelen die de aandacht trekken moeten worden vermeden. Alle argumenten waren tegen het gedwongen transport van mensen.
Weerspiegelt dat concept de ware visie van de Gouverneur-generaal?
BÜHLER: Ik was niet aanwezig bij die bijeenkomst dus ik heb die uitlating van de Gouverneur-generaal niet gehoord maar het komt overeen met de instructies en principes die de Gouverneur-generaal mij gaf en waar ik mij altijd vastberaden aan heb gehouden en heb uitgevoerd.
Dr. SEIDL: Was u aanwezig op een bijeenkomst op 14 januari 1944 – ik zie net dat u daar was – een bijeenkomst met de Staatssecretaris Dr. Bühler, Dr. Koppe en nog enkele anderen. Ik citeer eruit:
"De Gouverneur-generaal is fel gekant tegen de inzet van de politie om dergelijke maatregelen toe te passen. Een dergelijke taak is geen zaak voor de politie.
Is het juist dat de Gouverneur-generaal regelmatig tegenstand bood aan de politie in verband met het werven van arbeiders?
BÜHLER: Dat was niet de enige gelegenheid. De vertegenwoordiger van Reichskommissar Sauckel werd regelmatig door hem op openbare bijeenkomsten aangevallen wanneer hij het had over razzia's om arbeiders te werven, maar ik moet zeggen dat Sauckel's vertegenwoordiger altijd zei dat niet hij het was geweest die opdracht had gegeven voor dergeijke razzia's.
Dr. SEIDL: Het eerste citaat dat de aanklager aan u voorlegde was een notitie van 25 januari 1943. Hij vroeg u of u zichzelf beschouwde als een oorlogsmisdadiger. Ik zal u nu een andere passage uit die conferentie voorleggen waarbij u aanwezig was. Ik citeer van pagina 7 die notitie in het dagboek. De Gouverneur-generaal schreef:
“Staatssecretaris Krüger, u weet dat orders van de Reichsführer-SS alleen maar door u kunnen worden uitgevoerd na overleg met mij. Dat is in dit geval achterwege gebleven. Het spijt mij dat u een order van de Reichsführer-SS hebt uitgevoerd zonder eerst met mij te overleggen, in overeenstemming met de orders van de Führer. Volgens die order mogen instructies van de Reichsführer-SS in het Generaal-gouvernement alleen maar worden uitgevoerd nadat ik vooraf mijn toestemming heb gegeven. Ik hoop dat dit de laatste keer is dat dit wordt nagelaten want ik wil de Führer niet lastig vallen over elk afzonderlijk gelijksoortig geval. (Document 2233-PS).
Ik sla een zin over en citeer verder:
“Het is voor ons onmogelijk orders van de Führer te negeren en er is geen sprake van dat er op het gebied van politie en veiligheid orders van de Reichsführer worden uitgevoerd achter de rug van de man die door de Führer hier is benoemd, anders zou ik totaal overbodig zijn.
Ik vraag u nu, is het juist dat er regelmatig zulke verschillen van mening waren tussen de Gouverneur-generaal en de HSSPF Krüger en dat de Gouverneur-generaal deze discussies afbrak door te vragen om samenwerking zodat er in dit gebied enige vorm van bestuur kon functioneren?
BÜHLER: Ja, dat is juist, dergelijke discussies waren dagelijkse kost.
Dr. SEIDL: De Aanklager heeft ook een ander bewijsstuk aan u voorgelegd, USSR-335 (document nummer USSR-335), het vonnis van de krijgsraad van oktober 143. Ik vraag u nu hoe de veiligheidssituatie in het Generaal-gouvernement toen was en of het destijds mogelijk zou zijn geweest om de situatie met normale rechtspraak in de hand te houden?
De PRESIDENT: Doctor Seidl, is dat al niet zeer uitvoerig behandeld tijdens zijn eerste verhoor?
Dr. SEIDL: Ik zie ervan af, deze vraag opnieuw te laten beantwoorden. Nu een laatste vraag betreffende kunstvoorwerpen.
Is het juist dat een deel van de kunstvoorwerpen die in Opper-Silezië werden gevonden naar de laatste officiële residentie van de Gouverneur-generaal in Neuhaus werden vervoerd, in veilige bewaring werden gesteld en dat de Gouverneur-generaal u instructies gaf voor het opstellen van een lijst met deze artikelen en die naar Reichsminister Lammers te sturen?
BÜHLER: De Gouverneur-generaal dicteerde een rapport aan Reichsminister Lammers over de overdracht van de 20 meest opmerkelijke kunstschatten uit het eigendom van de Poolse staat. Ik was er bij aanwezig toen het werd gedicteerd en heb dat rapport persoonlijk aan staatssecretaris Kritzinger in Berlijn overhandigd. Daarin werd verklaard dat deze kunstvoorwerpen, om die uit handen van de Russen te houden, vanuit Seichau of hoe die plaats ook mag heten, naar Schliersee waren overgebracht. Deze kunstvoorwerpen werden onbeheerd achtergelaten in de officiële residentie van de Gouverneur-generaal.
Dr. SEIDL: Ik heb verder geen vragen meer voor de getuige.
De PRESIDENT: De getuige kan zich terugtrekken.