TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Inleiding

    Na de bewogen doortocht van achtereenvolgens het Britse en het Duitse leger in mei 1940 heeft Okegem (deelgemeente van Ninove, Oost-Vlaanderen, België) op het eerste gezicht geen grote rol meer gespeeld in het verdere oorlogsverloop. Zoals in elke gemeente waren er natuurlijk de vele individuele drama’s: de krijgsgevangen soldaten en de tewerkgestelden in Duitsland, de gevluchte jonge mannen in het zuiden van Frankrijk, de dagelijkse beslommeringen om de eindjes aan elkaar te knopen, de occasionele passages van Duitse soldaten,… . Toch gebeurden tijdens de oorlog dingen die door weinigen geweten waren…

    Zo botsten we als bij toeval op een vermelding dat in Okegem in 1942 40 à 50 Joden zouden tewerkgesteld geweest zijn, meer bepaald in de toenmalige fabriek van Patrice De Schepper. Indien dit verhaal inderdaad klopt, hoe moeten we dit dan inschatten? Ging het hier om een vorm van economische collaboratie door De Schepper of om een vermetel plan om een groot aantal Joden te laten onderduiken? Het werd een speurtocht naar een vergeten episode uit de geschiedenis van Okegem…

    Definitielijst

    collaboratie
    Medewerking vanuit de bevolking aan de bezetters, meer in het algemeen samenwerking verleend aan de vijand door zogeheten collaborateurs.
    onderduiken
    Het verstoppen voor de vijand.

    Afbeeldingen

    Meyer Tabakman Bron: Joods Museum voor Deportatie en Verzet (Mechelen.

    De Jodenvervolging in België

    In 1942 kwam de Jodenvervolging in België op kruissnelheid. Sinds het begin van de oorlog werden de Joden reeds als tweederangsburgers behandeld, maar van massale arrestaties of razzia’s kon men op dat ogenblik nog niet spreken. Wel maakten allerlei verordeningen hen het leven zuur. Zo werden de Joden vanaf 28 oktober 1940 verplicht zich te laten registreren. Het bijhouden van deze (gemeentelijke) registers werd toevertrouwd aan een Judenrat (Vereniging der Joden in België of VJB) die diende als een aanspreekpunt tussen de nazi-bezetter en de Joden in België. De VJB hoopte hiermee haar bevolking voor erger te vrijwaren. In werkelijkheid speelde zij met haar nauwkeurige administratieve werk de Duitsers het middel in handen om vanaf de zomer van 1942 systematische arrestaties en deportaties te organiseren. Tijdens de periode 1940-42 werden verschillende verordeningen uitgevaardigd die stap voor stap het net rond de Belgische Joden moesten sluiten.

    Op 6 maart 1942 werd een verordening uitgevaardigd die de verplichte tewerkstelling voor Joden invoerde. Deze opeisingen waren in theorie vooral gericht tegen zogenaamde ‘asociale’ elementen. Vanuit het naziperspectief was het logisch dat de Joden hiervoor in aanmerking kwamen. Op 27 mei 1942 werden zij verplicht om de gele Jodenster te dragen. Deze verschillende anti-Joodse maatregelen stonden officieel in functie van de tewerkstellingspolitiek van de nazi’s. Op 11 juni was het ‘wettelijk’ kader voor de dwangarbeid klaar. Officieel zouden de Joden na een medische keuring tewerkgesteld worden. Dit kon onder andere gebeuren in de steenkoolmijnen van Charleroi en Luik, in kleine en grote bedrijven in Antwerpen en Brussel, of in de grote werkkampen van Noord-Frankrijk (voor de bouw van de Atlantikwall) en het oosten van het Reich. Enkele duizenden mannen meldden zich van geen kwaad bewust aan in de Dossinkazerne in Mechelen (Sammellager Mecheln) van waaruit zij naar Auschwitz werden gedeporteerd. Vele Joden vertrouwden het zaakje echter niet en probeerden aan de verplichte tewerkstelling te ontsnappen. Zij kregen hiervoor de logistieke hulp van plaatselijke autoriteiten en de VJB . Hier begint de historie van de ‘Okegemse Joden’…

    Definitielijst

    Jodenster
    Davidster op een gele ondergrond die in Nazi-Duitsland en de bezette gebieden tijdens WO II door de Joden moest worden gedragen.
    Jodenvervolging
    Een door de nazi’s opgelegde actie om Joden het leven moeilijk te maken, actief te vervolgen en zelfs uit te roeien.
    nazi
    Afkorting voor een nationaal socialist.
    razzia
    Georganiseerde drijfjacht op een groep mensen. Dat konden Joden zijn, maar ook onderduikers of andere groeperingen.

    Afbeeldingen

    De invoering van de Jodenster was slechts één van de vele verordeningen, gericht tegen de Joden.
    Op 21 november 1941 wordt de Jodenraad (of VJB: Vereniging der Joden in België) opgericht door de nazi’s, officieel om de Joodse bevolking te helpen. In werkelijkheid is het een orgaan dat de nazi’s toelaat de Joodse gemeenschap beter te controleren. Bron: http://www.pienternet.be/.

    De hoofdrolspelers

    De tewerkstelling van Joden in Okegem was het resultaat van een akkoord tussen Patrice De Schepper en Meyer Tabakman, een Jood uit Brussel. Het Okegemse gemeentebestuur was hiervan op de hoogte en gaf hieraan haar goedkeuring. Het oorlogsbestuur bestond op dat ogenblik uit Jozef De Roose (burgemeester), Jozef Debbaut en Frederik Van der Speeten (schepenen). Wat hun betrokkenheid in deze zaak is geweest is niet duidelijk. Alhoewel ze vóór 1940 als lid van de Daensistische partij bekend stonden voor hun Vlaamsgezindheid, kan men zeker niet zeggen dat ze tijdens de oorlog een overdreven (of althans bewezen) collaboratie-ijver aan de dag hebben gelegd. Tijdgenoten omschrijven De Roose zelfs als iemand die op de eerste plaats dacht aan het welzijn van de Okegemnaars. Wellicht heeft het gemeentebestuur enkel akte genomen van het voornemen van Patrice De Schepper om de Joden op zijn terrein tewerk te stellen. Het enige wat men eiste, was dat de Joodse arbeiders de gemeentelijke verordeningen naleefden en zich niet mengden met de rest van de bevolking. Dit laatste was volledig conform de Duitse reglementering hierover (een verordening van 8 mei 1942 bepaalde dat Joodse arbeiders gescheiden moesten werken van het ‘Arisch personeel’) .

    De tweede hoofdrolspeler is Patrice De Schepper (1889-1978). Alhoewel de man gedurende tientallen jaren in Okegem woonde en eigenaar was van het grootste bedrijf in de gemeente, is over zijn handel en wandel vrij weinig gekend. De Schepper was afkomstig uit Pamel en de jongere broer van Jozef De Schepper die in 1913 met Philemon Van der Kelen en Gustaaf Borginon in de Fonteinstraat waren gestart met De Denderboer, een bedrijf dat (chemische) meststoffen produceerde. Nadien werd overgeschakeld op lucifers om zich nog vóór 1940 toe te leggen op industrieel kantwerk (de naam was intussen veranderd naar Dentelles Lux). Na de dood van Jozef De Schepper zette Patrice tijdens de oorlog de werkzaamheden verder met Maurice en Alfred Van der Kelen, zoons van Philemon. De dagelijkse leiding van het bedrijf was echter in handen van Patrice die in de statige woning naast de kerk ging wonen.

    Alhoewel De Schepper één van de notabelen van het dorp was, bleef hij voor velen een enigmatische figuur die zich ver hield van de gemeentepolitiek en het verenigingsleven. Zijn persoonlijk archief en het bedrijfsarchief van Dentellex Lux blijken verloren te zijn gegaan waardoor de precieze rol van De Schepper moeilijk in te schatten valt. Naar zijn rol tijdens de Tweede Wereldoorlog kunnen we dan ook enkel gissen. Toch werpen de ’50 Joden’ een nieuw licht op deze Okegemse industrieel. Was hij inderdaad iemand die zich het lot van de Joden aantrok of was hij gewoon op zoek naar goedkope arbeidskrachten?

    Dat De Schepper tijdens de oorlog zijn bedrijf kon voortzetten en zelfs exporteerde naar Duitsland is geen bewijs van Duitse sympathieën. De meeste Belgische bedrijven draaiden tijdens de oorlog immers gewoon verder. Deze beslissing was een gevolg van de zogenaamde ‘Galopindoctrine’, een verklaring van enkele topindustriëlen (1940) die stelden dat de Belgische bedrijfswereld tijdens de oorlog best haar productie verder zette. Niet alleen wilden zij op die manier het land behoeden voor een economische ineenstorting, maar ook probeerden zij hiermee de deportatie van arbeiders naar het oosten te vermijden en de voedselvoorziening van het land te vrijwaren. Volgens de Galopindoctrine was handel met de bezetter onvermijdelijk, op voorwaarde dat geen wapens en munitie werden uitgevoerd. De grens tussen economische collaboratie en deze ‘politiek van het minste kwaad’ is dan ook bijzonder dun.

    Overigens blijkt uit onderzoek dat in de textielsector meer dan in andere industriële sectoren met nazi-Duitsland werd gehandeld. Heel wat confectiebedrijven kregen orders van het Duitse leger. In het geval van Dentelles Lux kan men bezwaarlijk stellen dat de uitvoer van kanten afzomingen van gordijnen, tapijten en lingerie als een zware collaboratiedaad kan beschouwd worden. Wel moet het Okegemse bedrijf van in het begin zeer goede contacten met de Duitse markt hebben onderhouden. Patrice De Schepper kende Duitsland vrij goed en had er in 1934 de Duitse mecanicien Erich Quambusch aangeworven. Deze Quambusch kwam met zijn gezin in Okegem wonen en was jarenlang ploegbaas in Dentelles Lux.

    Een derde belangrijke speler in het ganse verhaal is Meyer Tabakman, de man die het plan bij De Schepper aankaartte. Tabakman (1912-1944) was afkomstig uit Siedlce in Polen en kwam in 1927 in Brussel aan. Hij trouwde er met Rajzla Kibel die ook uit Polen afkomstig was. De jonge Jood was van beroep handelaar of leurder (de omschrijvingen variëren in de bronnen). In elk geval staat vast dat hij ook na het uitbreken van de oorlog dit beroep verder zette.

    Definitielijst

    collaboratie
    Medewerking vanuit de bevolking aan de bezetters, meer in het algemeen samenwerking verleend aan de vijand door zogeheten collaborateurs.
    nazi
    Afkorting voor een nationaal socialist.

    Afbeeldingen

    De "Denderboer" werd omgevormd tot "Dentelles Lux", dat zich toelegde op industrieel kantwerk. Hier werden de Joden tewerkgesteld. Bron: Heemkring Okegem.
    Alexandre Galopin stelde dat de Belgische bedrijfswereld tijdens de oorlog best haar productie verderzette. Bron: Gerd Van der Auwera.
    Meyer Tabakman Bron: Joods Museum voor Deportatie en Verzet (Mechelen.

    Joodse tewerkstelling

    Meyer Tabakman was echter meer dan alleen een handelaar. De Jodenvervolging dreef hem in het Brusselse verzet. We weten dat hij in februari 1942 werd gerekruteerd in de Mouvement National Belge, een Belgisch-conservatieve verzetsbeweging die vooral in Brussel actief was. Zijn commerciële activiteiten waren tegelijk een dekmantel voor de verspreiding van clandestiene blaadjes (La Voix des Belges, Le Flambeau, Notre Parole), hulp aan ondergedoken verzetslieden en Joden, de aanmaak en de verspreiding van valse identiteitskaarten,…

    Tabakman was iemand die in Brussel heel wat connecties had en een man met meerdere gezichten. Zo was hij niet alleen actief binnen het Belgisch-royalistische verzet, ook duikt zijn naam binnen de groep van zionistische jongeren met een eerder links profiel op. In deze milieus leefde heel sterk de gedachte dat Joodse jongeren na een grondige ideologische en agrarische vorming in modelboerderijen moesten voorbereid worden op een leven als kolonist in wat ooit het beloofde land Israël zou heten. Zo weten we dat ook in Bomal (provincie Waals-Brabant) in 1942 een ‘modelboerderij’ werd opgericht. Voortgaande op de formulering van het gemeentebestuur van Okegem was het ook in onze gemeente de bedoeling om (althans officieel) een dergelijke modelboerderij op te richten (d’un terrain non-cultivé de deux hectars env. dans le but de le cultiver par le groupe des cultivateurs en question).

    Uiteraard ging achter deze Joods-ideologische façade een ganse machinerie schuil om zo veel mogelijk Joden te laten ontsnappen aan de arrestaties en de verplichte tewerkstelling. Tijdens de maanden juni en juli werden de ‘vrijwillige’ tewerkstellingen in bedrijven en bij projecten van openbaar nut door de Duitse autoriteiten immers nog door de vingers gezien. De zomer van 1942 vormde immers een kantelmoment in de behandeling van het ‘Jodenvraagstuk’. De bezetter was het er over eens dat de Joden uit het straatbeeld moesten verdwijnen en verplicht moesten tewerkgesteld worden. De vraag alleen was waar men ze best kwijt kon. Voorlopig kneep men nog een oogje dicht voor projecten zoals dat in Okegem.

    De bezetter rekende voor de uitvoering van de anti-Joodse maatregelen op de medewerking van de Belgische gemeentebesturen. Ofschoon over deze kwestie bij historici heel wat controverse bestaat, blijkt volgens recent onderzoek dat de lokale besturen zeker geen overdreven ijver aan de dag hebben gelegd om aan de Jodenvervolging mee te werken. Dit was zeker geen algemene regel, want bijvoorbeeld in Antwerpen bestond bij de stedelijke autoriteiten en de politie een grotere bereidheid dan elders bestond om de anti-Joodse maatregelen uit te voeren. In Brussel waren de gemeentebesturen in elk geval wel vaak vindingrijk om Joden aan de arrestaties te laten ontsnappen. Zo behoedden de autoriteiten van Oudergem in juli 1942 de Joodse inwoners van de gemeente voor deportatie door ze aan het werk te zetten op het gemeentelijk kerkhof. De weerstand in Brussel heeft onder andere te maken met de grotere verankering van de VJB in de hoofdstad. De Judenrat wendde al haar invloed bij de Duitse autoriteiten aan om hun mensen te sparen. Binnen de schoot van de VJB werd er overigens op 9 juli een Joodse Dienst voor Reclassering en Plaatsing (JDRP) opgericht, een afdeling die instond voor de tewerkstelling van Joden in bestaande fabrieken, in nieuw opgerichte werkplaatsen voor uitsluitend Joodse arbeidskrachten, of in nog op te richten landbouwcentra. Deze laatste categorie werd zoals gezegd in de praktijk omgezet in Bomal en moest dus ook navolging krijgen in Okegem. De toelating van het Okegems gemeentebestuur om een aantal Joden op zijn grondgebied toe te laten kwam er één dag na de oprichting van de JDRP. Het moest immers allemaal snel gaan, want in deze periode begon in België het net zich rond de Joden te sluiten.

    Definitielijst

    Jodenvervolging
    Een door de nazi’s opgelegde actie om Joden het leven moeilijk te maken, actief te vervolgen en zelfs uit te roeien.

    Afbeeldingen

    Joodse jongeren hebben net een boom omgehakt op de landbouwschool van La Ramée Bron: www.ushmm.org.
    Het kerkhof van Oudergem waar in 1942 Joden werden tewerkgesteld. Bron: http://www.urba.be/Rues/nl_rues_v.htm.

    Onderduiken in Okegem

    Meyer Tabakman speelde een centrale rol gespeeld in de zoektocht naar werk- en schuilplaatsen voor de Joden. Dit engagement had hij trouwens thuis meegekregen want zijn vader Szrul-Israël was ook zeer actief binnen de Joodse gemeenschap in Brussel. Meyer gebruikte zijn contacten binnen de VJB, de zionistische beweging en het Belgische verzet om begin juli een groot aantal Joden in veiligheid te brengen. Er waren immers nog heel wat mazen in het net. Als medewerker van de VJB kon men gemakkelijker uit de klauwen van de Duitse politie blijven. Zo is bekend dat de VJB op 4 juli 1942 van het Duitse Arbeitsamt van Brussel de toestemming kreeg om 56 Joden vrij te stellen van verplichte tewerkstelling. Het ging om personeel en leden van de leiding van de organisatie. Het is goed mogelijk dat het deze mensen (of een deel) waren waarvoor Meyer Tabakman tijdens de daaropvolgende dagen een onderkomen in Okegem vond. Na de goedkeuring door het Okegemse gemeentebestuur richtte hij op 12 juli met vier anderen (Turyer, Waysglus, Zaidman en een andere Grul (Szrul?) Tabakman, vermoedelijk zijn vader) een vennootschap (association) op voor l’exploitation d’un terrain de culture d’une superficie de 2 hectares in Okegem waar dus enkele tientallen Joden aan de slag konden. Op deze manier wou men het ganse initiatief een wettelijk kader meegeven.

    Dat Meyer Tabakman van plan was om een groep Joden te laten onderduiken in Okegem lijdt dus geen twijfel. Toch blijven nog enkele vragen onbeantwoord… Heeft deze tewerkstelling inderdaad ook plaatsgevonden en zo ja, onder welke omstandigheden? Hoe groot was de groep, waar hebben deze mensen dan verbleven en hoe lang heeft dit verblijf geduurd? Aangezien de Joden met niemand in contact mochten komen, was de kans klein dat hun verblijf in Okegem ook bekend was. Navraag bij personen die de oorlog bewust hebben meegemaakt, leverde lange tijd geen resultaat op. Maar tijdens een interview met Frans Van de Perre en Maria De Strooper kwam het gesprek toevallig op de oorlog. Frans wist te vertellen dat in de zomermaanden juli-augustus van 1942 wel degelijk een groep Joden in een zijgedeelte van het ouderlijke huis heeft verbleven.

    Het huis van Frans’ vader Odilon bevond zich op het einde van de Bruggeweg. Gelet op de gedwongen anonimiteit van de Joden in de gemeente was dit huis wel bijzonder goed gekozen. Het straatje loopt immers dood en de woning had het voordeel dat de arbeidskrachten gemakkelijk en ongezien op de fabrieksterreinen van Patrice De Schepper (ongeveer 200 meter verder) konden terechtkomen. Frans bevestigt dat De Schepper begin juli 1942 aan zijn vader Odilon Van de Perre kwam vragen om een groep Joodse arbeiders onderdak te geven. De industrieel drukte hem op het hart dat niemand in Okegem hiervan iets mocht weten. Volgens Frans ging het (slechts) om een 20-tal jonge mannen van hoogstens 30 jaar die hij enkel ’s avonds zag wanneer ze op de zolder van de bijbouw kwamen slapen. De samenstelling en de omvang van de groep veranderde geregeld waaruit we kunnen afleiden dat de Okegemse ‘modelboerderij’ niet meer was dan een tussenstop in een langere vluchtroute, een passage naar (veiliger) oorden. De jonge mannen zochten geen contact met de familie Van de Perre, ook niet voor voedingswaren want ze hadden naar verluidt hun eten bij. Indien nodig konden ze zich met enkele woorden Nederlands verstaanbaar maken, maar voor de rest spraken ze een vreemd taaltje, waarschijnlijk het Jiddisch (90% van de Joodse populatie in België was tijdens de oorlog afkomstig uit Oost-Europa waar een mengeling van Jiddisch en Duits werd gesproken).

    Frans zag de mannen enkel aan het werk om de terreinen rond de fabriek op te ruimen, in de werkplaatsen zelf werden ze blijkbaar niet toegelaten. Hij herinnert zich wel dat zij helemaal niet gewoon waren om met landbouwgereedschap om te gaan (dit bevestigt de stelling dat ze uit de stad afkomstig waren). Hoe lang ze precies in Okegem hebben verbleven weten we niet, maar volgens Frans was dit zeker niet langer dan één à twee maanden. Plots waren ze verdwenen. Dit moet dan in de loop van augustus 1942 geweest zijn. Dit is perfect verklaarbaar aangezien op dat ogenblik de intensiteit van de razzia’s werden opgevoerd en de eerste deportaties in België naar de vernietigingskampen van start gingen.

    Alle details van de Joden in Okegem komen we wellicht nooit te weten. Zijn ze gearresteerd in Okegem of hebben ze op tijd kunnen ontsnappen? Hebben ze de oorlog overleefd? Een grootschalige arrestatie in Okegem is natuurlijk mogelijk, maar dit zou wellicht niet onopgemerkt gebeurd zijn. Vermoedelijk werden zij vanuit Brussel getipt en vertrokken zij halsoverkop uit Okegem. De kans is groot dat zij zoals vele anderen kort nadien tegen de lamp liepen en naar de Dossinkazerne in Mechelen werden gebracht.

    Definitielijst

    onderduiken
    Het verstoppen voor de vijand.
    razzia
    Georganiseerde drijfjacht op een groep mensen. Dat konden Joden zijn, maar ook onderduikers of andere groeperingen.

    Afbeeldingen

    Het centrum van Okegem, een klein dorp in Oost-Vlaanderen langs de Dender. Bron: Heemkring Okegem.
    De Mechelse Dossinkazerne, waar ongeveer 25 000 vertrokken naar de concentratiekampen

    Schindler van Okegem?

    Welke overwegingen bij Patrice De Schepper meespeelden blijft ook voer voor speculatie. De man is kinderloos overleden en liet volgens onze informatie geen gegevens na. Het is overigens weinig waarschijnlijk dat hij van deze ganse zaak ooit iets op papier heeft gezet. Toch formuleren we een hypothese.

    Zoals reeds gezegd had hij met de rest van Okegem weinig uitstaans. Hij was en bleef een Pamelaar die zijn arbeiders elders ronselde (vooral uit Impegem) en voor allerlei zaken trok hij vaak naar Brussel. Het was daar dat hij Meyer Tabakman leerde kennen, een handelaar met heel wat contacten in het Joodse milieu. Tabakman was zich goed bewust van de dreiging die hemzelf en andere Joden boven het hoofd hing en gebruikte zijn handelscontacten met De Schepper (beiden handelden in textiel). De Okegemse fabrieksbaas zag – in een mengeling van mededogen en een nood aan goedkope arbeidskrachten – wel graten in de tijdelijke tewerkstelling van enkele tientallen Joden. Hij kende perfect de speelruimte die de bezetter in de maanden juni-juli 1942 op dit vlak toeliet. Hij liet zich indekken door het plaatselijke gemeentebestuur dat wel eiste dat deze zaak niet het voorwerp van roddel zou worden. Toen de echte deportaties in augustus van start gingen, werden de Okegemse Joden waarschijnlijk aangemaand om hun schuilplaats te verlaten. Dit was ook wel nodig, want de Duitsers waren officieel op de hoogte van de Joodse aanwezigheid. Het is niet uitgesloten dat oorlogsburgemeester De Roose hen heeft gewaarschuwd dat er een arrestatie op handen was. In elk geval waren de Joden eind augustus weg uit Okegem.

    Voor De Schepper was het na de oorlog ‘business as usual’. Zo meende Odilon Van de Perre na het vertrek van de Joden gebruik te kunnen maken van het gereedschap en het hout dat zij hadden achtergelaten. Dit was dan wel buiten De Schepper gerekend die al het materiaal voor zichzelf opeiste.

    In elk geval staat vast dat werken in Dentelles Lux een garantie was om niet als dwangarbeider naar Duitsland gestuurd te worden. Dit kan Maria De Strooper (vrouw van Frans Van de Perre) bevestigen die als jonge arbeidster tijdelijk in ‘het fabriek’ werkzaam was. Na haar ontslag door De Schepper werd ze door de Feldgendarmen gearresteerd en voor verplichte tewerkstelling ei zo na naar Duitsland gestuurd (het kostte haar wel twee weken gevangenisstraf in Sint-Gillis). De Schepper zette zijn industriële activiteiten tijdens de oorlog verder, wat hem in de ogen van sommige Okegemnaars verdacht maakte. Na de oorlog werd op zijn huis dan ook een hakenkruis geschilderd.

    Naar verluidt zouden achteraf excuses zijn aangeboden en werd zijn naam in de gemeente witgewassen. Het staat vast dat er nooit een rechtszaak voor economische collaboratie tegen De Schepper geopend is. Het maakt hem dan ook tot nader order de ‘Oskar Schindler van Okegem’.

    Definitielijst

    collaboratie
    Medewerking vanuit de bevolking aan de bezetters, meer in het algemeen samenwerking verleend aan de vijand door zogeheten collaborateurs.
    hakenkruis
    Een door Adolf Hitler ingevoerd symbool voor het nationaal-socialisme. Van oorsprong is het een oud symbool voor vuur en zon.

    Afbeeldingen

    Oorlogburgemeester Jozef De Roose Bron: Heemkring Okegem.
    De "echte" Oskar Schindler, samen met zijn vrouw Emilie Bron: http://www.holocaustresearchproject.org.

    En Meyer Tabakman?

    En Meyer Tabakman? Zijn levensloop leest als een spannende roman (maar dan wel met een slechte afloop). In januari 1943 werd hij gearresteerd en kwam hij in de Dossinkazerne in Mechelen terecht. Hij stond op de lijst voor het ‘19de transport’ maar wist te ontsnappen (vanuit Mechelen of vanuit de rijdende trein). In april 1943 werd hij opnieuw aangehouden en in Mechelen op het XXste konvooi geplaatst, het beruchte konvooi waar door een actie van het verzet meer dan 200 mensen konden ontsnappen.

    Tabakman dook voor de rest van het jaar onder in Brussel en zette zijn verzetsdaden verder. In december 1943 liep hij in Vorst opnieuw tegen de lamp. Na een nieuwe passage in Mechelen werd hij op 15 januari 1944 aan het 23ste konvooi toegevoegd. Zijn reis naar Auschwitz werd hem fataal, sindsdien werd niets meer van hem gehoord… .

    Bronnen

    Dit artikel verscheen als Schindler in Okegem? Een vergeten episode uit de Tweede Wereldoorlog, in Mededelingen Heemkring Okegem, 2011, nr. 2, p. 25-37.

    - VAN DER SPEETEN, Okegem en Okegemnaars in Wereldoorlog II, in Mededelingen Heemkring Okegem, 15, 1990, blz. 33-47, 60-72; 16, 1991, blz. 1-14; 18, 1993, blz. 45-53; 19, 1994, p. 73-86; 20, 1995, blz. 41-76.
    - P. PRAET, Mei 1940. Ontsnapt aan de dood te Okegem, in Mededelingen Heemkring Okegem, 28, 2003, blz. 97-105.
    - J. VAN DER SPEETEN, Verdwenen nijverheidsbedrijven te Okegem. De fabriek ‘De Denderboer’ en Nervia, in Mededelingen Heemkring Okegem, 8, 1983, nr. 3, p. 121-149.
    - ARCHIEF YAD VASHEM JERUZALEM, 029/1.
    - ARCHIEF YAD VASHEM JERUZALEM, 0.29/4. Het gaat om een getypt document gedateerd op 12 juli 1942.
    - Interview met Frans Van de Perre en Maria De Strooper, 5 november 2010.
    - Het dossier van Meyer Tabakman bevindt zich in de DIENST VOOR OORLOGSSLACHTOFFERS, nr. 44336/1662.