Titel: | Binnen de poorten |
Schrijver: | Jules Schelvis |
Uitgever: | De Bataafsche Leeuw |
Uitgebracht: | 2007, 10e druk in 2011 |
Pagina's: | 144 |
ISBN: | 9789067076265 |
Omschrijving: |
De Manegestraat in Amsterdam, een zijstraatje tussen de Nieuwe Kerkstraat en de Nieuwe Prinsengracht, werd eens bewoond door vooral Oost-Europese Joden. Het moet een sfeervolle plek zijn geweest met een ouderwets kruidenierswinkeltje en een viswinkel, waar kinderen op straat speelden en vrouwen levendig in het Jiddisch met elkaar spraken. Het was ook de plek waar Jules Schelvis met zijn vrouw Rachel inwoonde bij haar grootouders op nummer acht. Toen hij na de oorlog op de plek terugkeerde, woonden er andere mensen in het huis. Er klonken geen Jiddische stemmen meer, de viswinkel was gesloten en de vroegere Joodse bewoners van de straat waren verdwenen. Ze waren tijdens de oorlog door de Duitsers gedeporteerd naar het Oosten en omgebracht in de kampen. Onder de slachtoffers van de Holocaust bevonden zich ook 41 familieleden van Schelvis, waaronder zijn echtgenote die in 1943 in vernietigingskamp Sobibor werd vergast. Zelf overleefde hij meerdere kampen. Op negentigjarige leeftijd trad hij in 2011 nog op als medeaanklager in de zaak tegen kampbewaker Ivan Demjanjuk. Schelvis schreef een boek over de geschiedenis van Sobibor, dat in 1993 verscheen. In 2007 publiceerde hij daarnaast zijn herinneringen aan zijn twee jaar durende gevangenenschap. Dit boek, getiteld “Binnen de poorten”, beleefde in 2011 een tiende druk. Het is een rauwe getuigenis van de gruwelen die hij meegemaakt heeft. Onverbloemd schrijft Schelvis over de afranselingen door kampbewakers, de luizen die zich massaal nestelden in de strozakken en kleding van gevangenen en de vervuiling van hun toch al erbarmelijke leefomgeving door ontlasting en andere viezigheid. Behalve dat hij zich in beschuldigende woorden uitlaat over de misdadige kampbewakers waarmee hij in aanraking kwam, toont hij ook zijn verbittering over de Duitse burgers die toekeken zonder iets te doen en de Nederlandse politiemannen, trambestuurders en treinmachinisten die schijnbaar onbezwaard meewerkten aan de arrestatie en deportatie van de Amsterdamse Joden. Minder woorden besteedt hij aan het grote persoonlijke verlies dat hij leed, waarschijnlijk omdat woorden tekort schieten. Wel schrijft hij over het zakspiegeltje met de foto van zijn vrouw dat hij in de kampen altijd bij zich wist te houden en waaruit hij hoop putte, maar dat hij kort na de bevrijding tot zijn grote spijt verloor. Bijzonder aan het verhaal van Schelvis is vooral hoe hij zoveel kampen, inclusief Sobibor en Auschwitz (waar hij slechts een dag verbleef), heeft kunnen overleven. 2925 mensen van zijn transport werden enkele uren na aankomst in Sobibor vergast, waaronder zijn vrouw en haar familie. Schelvis wist aan dit lot te ontsnappen door toegevoegd te worden aan een groep jonge mannen die bij aankomst van het transport apart gehouden werd. Dat was zijn redding, want in plaats van vergast te worden, werd hij samen met de anderen overgebracht naar een ander kamp om dwangarbeid te verrichten. Gedurende de twee daarop volgende jaren werd hij door de nazi’s op verschillende locaties gevangen gehouden en wist hij mede te overleven dankzij zijn vooroorlogse werk als drukker. Als medewerker van een drukkerij voor de SS leefde hij in het getto van Radom in Polen een betrekkelijk dragelijk bestaan. Dat was wel anders in het werkkamp Unterriexingen in Baden-Württemberg, waar hij onder erbarmelijke omstandigheden tewerk gesteld werd in een steengroeve. Hij raakte hier gewond aan zijn voet en kwam terecht in het Erholungslager Vaihingen, een kamp vlakbij Stuttgart waar verzwakte gevangenen heengebracht werden om uit te rusten, maar waar velen stierven. Schelvis raakte hier besmet met tyfus, maar gelukkig kwam voor hem de bevrijding net op tijd en werd hij genezen. Schelvis overlevingsverhaal dwingt respect af, maar ook tijdens het recente proces tegen Demjanjuk speelde hij een bewonderenswaardige rol. Behalve dat het knap is dat hij met zijn hoge leeftijd nog de geest had om de gerechtigheid te dienen, is het standpunt dat hij innam ten aanzien van de bestraffing van de voormalige kampbewaker lovenswaardig. In de geest van zijn humanistische ouders pleitte hij ervoor om de bejaarde aangeklaagde schuldig te verklaren, maar om hem geen gevangenisstraf te geven. Helaas komen we in dit boek niets te weten over deze achtergrond van zijn ouders, noch over zijn eigen maatschappelijke ideeën. Evenmin is in deze nieuwe druk informatie te vinden over Schelvis’ aandeel bij het proces tegen Demjanjuk. Dat is een gemis, maar misschien is dit een nieuw boek waard. Opvallend is ook dat het boek qua vormgeving en drukwijze wel wat gedateerd overkomt. Het verhaal van Schelvis is krachtig genoeg van zichzelf, want niet voor niets is de tiende druk verschenen, maar met een moderne, pakkende kaft en een dito druk zullen misschien nog meer lezers aangesproken worden. Het boek verdient een plek in de boekenkast naast het werk van de buitenlandse Holocaustoverlevenden Primo Levi en Elie Wiesel. |
Beoordeling: | Goed |