Titel: | Andere Achterhuizen - Verhalen van Joodse onderduikers |
Schrijvers: | Marcel Prins en Peter Henk Steenhuis |
Uitgever: | Athenaeum - Polak & Van Gennep |
Uitgebracht: | 2010 |
Pagina's: | 280 |
ISBN: | 9789025367398 |
Omschrijving: |
Ongeveer 28.000 Joden hebben geprobeerd de oorlog te overleven door onder te duiken. Daarvan zijn er 12.000 alsnog nog in de val gelopen en vermoord. De bekendste daarvan is Anne Frank, die met haar familie en een aantal andere Joodse onderduikers in het inmiddels wereldberoemde Achterhuis aan de Prinsengracht verbleef en uiteindelijk toch werd gearresteerd. Via haar dagboek heeft Anne Frank haar verhaal, haar angsten en haar emoties met iedereen kunnen delen. Alle andere 12.000 konden echter niet meer aan het woord komen. Er zijn echter ook nog 16.000 Joden geweest die wel uit de greep wisten te blijven van de Duitse machthebbers en hun Nederlandse handlangers. Het is eigenlijk verbazingwekkend hoe weinig er tot op heden is opgetekend van de verhalen van deze overlevenden. Het boek “Andere Achterhuizen” vertelt de ervaringen van vijftien mensen die wel op hun onderduikadres wisten te overleven. Voor de meesten is het de eerste keer dat ze hun verhaal vertellen. De verhalen werden opgetekend door Marcel Prins en Peter Henk Steenhuis. Marcel Prins is cameraman en filmmaker. In 2005 maakte hij de film “Het misdrijf van Abraham Prins”, die genomineerd werd voor het Gouden Beeld, de prijs voor de beste televisiedocumentaire van dat jaar. Peter Henk Steenhuis is filosofieredacteur bij Trouw en publicist. Momenteel werkt hij aan een filosofisch drieluik over het kijken naar kunst, het lezen van poëzie en het luisteren naar muziek. Over de verhalen is niet alleen een boek uitgekomen, maar ook een website gelanceerd (www.andereachterhuizen.nl) waar eveneens de herinneringen van andere onderduikers zijn verzameld. Het ligt in de bedoeling de site te laten uitgroeien tot ongeveer 60 herinneringen van ongeveer 25 onderduikers, waarbij fragmenten van het complete verhaal zoals in het boek staat weergegeven, via de site te beluisteren zijn. De verhalen gaan steeds over personen die nog kind waren toen ze in onderduik gingen en de bevrijding meemaakten. Een enkeling was in 1945 jongvolwassene, anderen waren ook toen pas amper acht tot tien jaar oud. De grote diversiteit in ervaringen en omstandigheden is erg opvallend. Sommigen zaten jarenlang op een adres, andere moesten gedurende de oorlogsjaren steeds opnieuw verkassen met als absolute uitschieter iemand die op tweeënveertig verschillende adressen vertoefde. Wat daar vaak mee samenvalt: sommigen zaten op een erg veilige plek, met geen angst voor buren of andere onwelkome pottenkijkers die als verraders op de loer lagen en ook niet het gevaar voor luchtaanvallen en razzia's. Anderen zaten constant in een gevarenzone en wisten de oorlog soms slechts te overleven door herhaaldelijk door het oog van de naald te kruipen. Sommigen kwamen terecht in een warm nest, bij mensen die uit volle overtuiging en zonder enige tegenprestatie te verwachten Joden een goede schuilplaats wilden geven. Anderen kwamen terecht bij personen die het min of meer door hun dominee of pastoor opgedrongen kregen om uiting te geven aan hun christelijke overtuiging, wat soms leidde tot een weinig hartelijke verstandhouding. Weer anderen kwamen terecht bij personen die het alleen te doen was om het geldelijk gewin, wat niet automatisch hoefde te betekenen dat men het er slecht had maar de kans daarop was toch ook wel redelijk groot. Om nog maar te zwijgen over de situatie als de financiële mogelijkheden van de onderduikers uitgeput waren of de steun van het verzet middels guldens of voedselbonnen ophield. Overigens, de kans dat overlevenden op een goed adres terecht waren gekomen was gemiddeld wat groter. Er zijn dan ook vele lovende verhalen en levenslange relaties met de onderduikgevers en hun kinderen. Weer anderen troffen het nog slechter, die kwamen terecht bij de enkele gewetenloze schurk die in het jeugdige onderduikertje een gratis werkkracht zag en hen als echte slaven behandelde, inclusief af en toe een pak slaag. Een deel van de onderduikers bleef dicht bij huis, in de stad (vaak Amsterdam) waar ze hun ouders hele leven hadden gewoond en nuttige contacten hadden. De meeste onderduikers doken juist onder op het platteland, ver van de vertrouwde omgeving. Sommigen hadden het geluk, zoals de familie Frank in Amsterdam, als gezin bijeen te kunnen blijven en gezamenlijk de lange periode te kunnen overbruggen. Bij anderen werd het gezin in delen opgesplitst en over verschillende onderduikadressen verdeeld. Ver van elkaar, onwetend van elkaars situatie en in de loop der jaren ongemerkt steeds verder uit elkaar gegroeid. Elk van de verhalen is een geschiedenis op zichzelf. Hier compact weergegeven, maar in wezen makkelijk uit te werken naar langere verhalen zodat het totaal van angsten, emoties, gedachten, teleurstellingen en vreugde nog beter tot zijn recht komt. Zoals Ad van Liempt deed met het korte dagboekje van Selma Wijnberg (“Selma - de vrouw die Sobibor overleefde”) dat hij uitbouwde tot een mooie boek en documentaire, op dezelfde manier hadden Prins en Steenhuis elk van deze verhalen kunnen laten uitgroeien tot een indrukwekkend boek en dito film. Elk verhaal is ondanks het uiteindelijke happy end schrijnend, maar het meest aangrijpend blijft een verhaal als dat van Jack Eljon. Geboren in juni 1937 in Amsterdam, vanaf begin 1942 ondergedoken en na omzwervingen langs verschillende adressen van wisselende kwaliteit in mei 1945 in Friesland bevrijd, pas acht jaar oud. Herenigd met zijn ouders die beiden ook de oorlog hadden overleefd, zijn moeder als een van de laatste die in kamp Westerbork achterbleef, maar een hereniging die weinig vreugde bood. Een levenlang de sporen van een erg slecht onderduikadres, van het constant op de vlucht zijn en nergens kunnen hechten, van het constant moeten verbergen van de eigen identiteit en emoties en bovendien van een onoverkomelijke verwijt aan de ouders dat ze hem hebben weggegeven aan vreemden. Deze bundeling komt bij Eljon erg sterk naar voren, anderen hebben daar minder en zeker minder omvattend last van, maar uiteindelijk kwam niemand helemaal ongeschonden uit de onderduikperiode tevoorschijn. Het boek kent een kort voorwoord en een inleiding, maar er is blijkbaar geen behoefte geweest conclusies uit de verhalen te trekken. Terwijl de auteurs in hun inleiding daarvoor toch een aantal wezenlijke vragen stellen: “Hoe kwam bij deze mensen hun onderduik tot stand? Wat waren de dilemma's van onderduikers en onderduikgevers? Waarom nam iemand een onderduiker in huis?” Het is de beide auteurs niet kwalijk te nemen dat ze daar geen diepgravende studie naar hebben gedaan, dat is meer voer voor een academische studie. Over de verscheidenheid aan onderduikgevers is hierboven al een paar opmerkingen gemaakt. Over de onderduikers valt bij lezing direct het volgende op: zonder uitzonderingen komen de kinderen uit een milieu dat omschreven kan worden als hogere middenklasse tot de elite. Allemaal vaders die én realistisch genoeg waren om tijdig het gevaar te onderkennen waar de meesten nog steeds dachten dat het allemaal nog wel mee zou vallen én een goede opleiding hadden genoten en daardoor een goede maatschappelijke positie hadden én daardoor de noodzakelijke contacten hadden bij hun speurtocht naar onderduikadressen én ook nog eens over de financiën beschikten om het allemaal ook mogelijk te maken. Een conclusie die Tjeerd Vrij in “Bittere Tranen. Jodenvervolging in Tiel en omgeving” ook al had getrokken: een netwerk en voldoende financiën waren bepalende factoren voor de onderduik en overlevingskans. Het zou goed zijn als vanuit de academische wereld dit thema opgepakt zou worden. |
Beoordeling: | (Zeer goed) |