De Russisch-Japanse oorlog van 1904 tot 1905 was de eerste oorlog waarbij veel schepen verloren gingen door zeemijnen. Zowel door de Russen als de Japanners werd de mijn op grote schaal ingezet en in beide kampen werden hierdoor grote verliezen geleden. Naar aanleiding van deze bevindingen richtten alle belangrijke marines in de wereld een mijnendienst op. De Koninklijke Marine deed dit in 1907. In 1910 werden de eerste mijnenleggers ontworpen en gebouwd.
Naast het mijnenleggen was het ruimen van mijnen zeer belangrijk. Het stoomloodsvaartuig Hr. Ms. Frans Naerebout was in 1909 het eerste schip dat werd gebruikt voor zogenaamde mijnenvisoefeningen. In 1910 werd het tweede mijnenvisvaartuig, Hr. Ms. Heimdall in dienst gesteld. Het mijnenvissen bestond uit het binnenhalen van drijvende contactmijnen, die met staalkabels aan een anker vastzaten, waarna ze gedemonteerd werden.
Dit was zeer gevaarlijk werk en er werd snel gezocht naar andere mogelijkheden. Die werden gevonden door veegtuigen te gebruiken die bestonden uit gevlochten kabels die achter een aangepast schip gesleept werden en op een bepaalde diepte werden gehouden door drijvers. Op de kabels waren klauwen bevestigd die door middel van snijwerktuigen of kleine explosieve ladingen de mijnkabels konden doorsnijden. De mijnen kwamen dan bovendrijven waarna ze met mitrailleurvuur tot ontploffing of tot zinken werden gebracht. Deze in de jaren 20 en 30 doorontwikkelde en gestandaardiseerde, veegtuigen zijn algemeen bekend als Oropesa-tuigen en waren tot in de jaren 80 in gebruik bij de Westerse marines.
Vanaf 1918 werden vier sleepboten omgebouwd tot mijnenveger: Hr. Ms. M1 t/m M4. Tien jaar later werden de eerste mijnenvegers als zodanig ontworpen en gebouwd. Dit werden Hr. Ms. A, B, C en D. Net als de acht mijnenvegers van de Jan van Amstel-klasse, die vanaf 1937 op stapel gezet werden, waren alle genoemde schepen gebouwd van staal omdat de magnetische mijn nog een onbekend begrip was.
De Duitsers gebruikten vanaf 1939 massaal magnetische mijnen. Deze, op de bodem rustende objecten, kwamen tot ontploffing als een magnetisch veld, in de vorm van een stalen schip, passeerde. Vanaf het begin van de Tweede Wereldoorlog werd bovendien de akoestische mijn vaak ingezet. Deze eveneens op de bodem gelegde mijnen explodeerden als een verdragend geluid onder water, zoals dat van een scheepsschroef, werd opgevangen. Deze nieuwe uitvindingen vroegen om nieuwe vormen van bestrijding. In Groot-Brittannië werd hiertoe een groot aantal eenvoudige houten motormijnenvegers gebouwd die uitgerust konden worden met LL-tuig tegen magnetische en Hammerblock-tuig tegen akoestische mijnen. In totaal zijn 19 van dergelijke vaartuigen door de Nederlandse marine overgenomen.
Alle Nederlandse mijnenvegers kregen de beschikking over herkenningstekens per divisie en individuele identificatietekens (zie identificatie Nederlandse (hulp-)mijnenvegers).
De mijnenvegers van het type M1 waren oorspronkelijk zeesleepboten die tijdens de Eerste Wereldoorlog besteld waren door Bureau Wijsmuller en nog tijdens de bouw door de marine aangekocht werden. De schepen werden op de Rijkswerf te Willemsoord, Den Helder, afgebouwd en ingericht als mijnenvegers. De eerste namen voor de schepen waren Mijnenveger 1 t/m 4 later werd dit afgekort tot M1 t/m M4. Deze omgebouwde sleepboten kunnen gezien worden als de eerste echte Nederlandse mijnenvegers. In de meidagen van 1940 vormden Hr. Ms. M1 t/m M4 de Divisie Mijnenvegers II die gestationeerd was in IJmuiden.
Klasse overzicht en technische gegevens
Hr. Ms. M1 ex Marie 1 | Hr. Ms. M2 ex Marie 2 | Hr. Ms. M3 ex Anna | Hr. Ms. M4 ex Pauline | |
Bouwwerf | Van der Kuy & van der Ree, Rotterdam | Fa. Koopman, Dordrecht | J. & A. van der Schuyt, Papendrecht | J. & A. van der Schuyt, Papendrecht |
Op stapel gezet | 15 oktober 1915 | februari 1917 | 1915 | 1915 |
Tewatergelaten | 20 december 1916 | 12 juli 1918 | 1918 | 1918 |
Indienstgesteld | 31 oktober 1918 | 3 december 1918 | 1 oktober 1918 | 1 oktober 1918 |
Einde | 23 december 1949 gezonken tijdens een storm | In juli 1965 gesloopt in Lübeck | 14 mei 1940 afgezonken als blokschip in IJmuiden | Ligt nog steeds in Zwolle als restaurantschip |
Grootste lengte | 30,5 meter | 29,7 meter | 29,75 meter | 29,75 meter |
Grootste breedte | 6,95 meter | 6,65 meter | 6,42 meter | 6,42 meter |
Diepgang | 2,8 meter | 3,13 meter | 2,5 meter | 2,5 meter |
Standaard waterverplaatsing | 238 ton | 300 ton | 260 ton | 260 ton |
Machine-installatie | 1 triple expansie machine | 1 triple expansie machine | 1 triple expansie machine | 1 triple expansie machine |
Machinevermogen | 500 pk | 500 pk | 450 pk | 450 pk |
Maximale snelheid | 9,5 knopen | 10 knopen | 10 knopen | 10 knopen |
Bemanning | 16 koppen | 16 koppen | 16 koppen | 16 koppen |
Bewapening | 1 x 12,7mm mitrailleur | 1 x 12,7mm mitrailleur | 1 x 12,7mm mitrailleur | 1 x 12,7mm mitrailleur |
Op 14 mei werd de M1, onder commando van luitenant-ter-zee 2 (LTZ 2) Th.M. Bedeaux in de Vissershaven in IJmuiden door de eigen bemanning tot zinken gebracht en op 27 juli op last van de bezetter gelicht. Het schip werd hersteld en als LAZ 46 bij het Lazarettschiffverband in gebruik genomen. In 1941 werd de ex-mijnenveger als ZRD 5 bij de Nederlandse Zeereddingsdienst in dienst gesteld en later dat jaar als BS 10 bij het Bergungsschiffverband. In mei 1945 werd het schip weer bij de Koninklijke Marine indienstgesteld maar nu als sleepboot RS 21. Op 23 december 1949 zonk het schip bij Borkum in een zware storm.
Hr. Ms. M2Op 13 mei 1940 liep Hr. Ms. M2, met als gezagvoerder bootsman R. Veldman, in het Noordzeekanaal op een magnetische mijn en zonk. Bij dit drama kwamen 7 bemanningsleden om het leven. In juli 1940 werd de M2 op last van de Duitsers gelicht, hersteld en als LAZ 47 in dienst gesteld bij het Lazarettschiffverband. Op 17 september 1940 liep het schip tijdens een storm bij het binnenkomen van de haven van IJmuiden tussen de pieren op het wrak van het afgezonken stoomschip Jan Pieterszoon Coen en zonk voor een tweede maal. Nog diezelfde maand werd het schip opnieuw gelicht en bij de Amsterdamse Droogdok Maatschappij (ADM) hersteld, verlengd en verbouwd tot sleepboot. Op 6 maart 1941 werd het schip door de Duitse Schleppdampfschiffs Reederei Richard Borchard in Hamburg in de vaart gebracht als Fairplay X. In juli 1965 is de ex M2 gesloopt bij Harmstorf in Lübeck.
Hr. Ms. M3Ook deze mijnenveger, onder commando van LTZ 2 P. Joosse, maakte in de meidagen van 1940 deel uit van de Divisie Mijnenvegers II te IJmuiden. Op 14 mei 1940 werd het schip als blokschip naast het wrak van het ss Jan Pieterszoon Coen tot zinken gebracht tussen de pieren van de haven van IJmuiden. Om de doorgang weer vrij te maken bliezen de Duitsers het wrak op.
Hr. Ms. M4Op 14 mei werd Hr. Ms. M4, onder commandant LTZ 2 J.P.D. Visser, door de eigen bemanning tot zinken gebracht in het Zuiderkanaal te IJmuiden. Op 22 juli werd het wrak op last van de bezetter gelicht en bij de ADM hersteld. In 1941 werd het schip als ZRD 57 in gebruik genomen bij de Nederlandse Zeereddingsdienst waarna het als BS 9 overging naar het Bergungsschiffverband. Na de oorlog werd het schip als sleepboot RS 23 in dienst gesteld bij de Koninklijke Marine. In 1951 werd de sleepboot ter beschikking gesteld aan de matrozenopleiding in Vlissingen als A 847. Vanaf begin jaren zestig werd het oude schip gebruikt als verwarmingsvaartuig en tankwasboot onder naamsein Y 8262. Op 10 maart 1992, na 75 dienstjaren werd de ex M4 verkocht voor sloop aan Environment Engineering te Hoorn. Deze firma verkocht het afgedankte schip echter door aan particuliere investeerders die het om lieten bouwen tot restaurantschip Thor in Zwolle.
De stalen mijnenvegers van de A-klasse werden op de Rijkswerf te Willemsoord, Den Helder, gebouwd. Het ontwerp was afgeleid van de Duitse FM-klasse die dienst had gedaan in de Eerste Wereldoorlog. Het waren de eerste speciaal ontworpen en gebouwde mijnenvegers van de Koninklijke Marine en bestemd voor Nederlands Oost-Indië. In tegenstelling tot de grotere en later gebouwde, stalen mijnenvegers van de Jan van Amstel-klasse konden deze schepen niet als mijnenlegger fungeren. Hr. Ms. A en B werden door de sleepboot Friesland en de C en D door de sleepboot Vlaanderen van Bureau Wijsmuller naar het Verre Oosten gesleept. De tocht duurde van 6 augustus tot 20 oktober 1930 toen de zes schepen in Soerabaja, Java, arriveerden. Van daaruit vormden zij samen met de Ardjoeno-klasse hulpmijnenvegers Gedeh en Lawoe de Divisie Mijnenvegers I. Commandant van deze divisie was LTZ 1 B. Poortman. Zijn taak werd op 16 februari 1942 overgenomen door LTZ 2 J.J.S. Van Alphen.
Klasse overzicht
Hr. Ms. A | Hr. Ms. B | Hr. Ms. C | Hr. Ms. D | |
Op stapel gezet | 13 september 1928 | 22 september 1928 | 19 april 1929 | 1928 |
Tewatergelaten | 19 april 1929 | 24 september 1929 | eind 1929 | 1929 |
Indienstgesteld | 4 augustus 1930 | 4 augustus 1930 | 4 augustus 1930 | 4 augustus 1930 |
Einde | 23 juni 1945 in Japanse dienst getorpedeerd door Amerikaanse onderzeeboot | 4 juni 1945 in Japanse dienst tot zinken gebracht door Amerikaanse luchtaanval | 14 november 1944 in Japanse dienst gezonken door Amerikaanse carriervliegtuigen | Door eigen bemanning tot zinken gebracht op 6 maart 1942 |
Technische gegevens
Grootste lengte: | 42,8 meter | Grootste breedte: | 6 meter | Diepgang: | 1,5 meter | Standaard waterverplaatsing: | 179 ton | Machine-installatie: | 2 triple expansiemachines | Machine vermogen: | 700 pk | Maximale snelheid: | 14 knopen | Bemanning: | 38 koppen | Bewapening: | 2 x 12,7mm mitrailleurs |
Hr. Ms A, onder commandant LTZ 2 J.P. Rotgans, werd op 28 februari 1942 beschadigd bij een Japanse bomaanval op Soerabaja. Op 1 maart werd het schip door de eigen bemanning tot zinken gebracht op het Marine Etablissement. Het wrak werd door de Japanners gelicht en hersteld nadat Java en Soerabaja door hen veroverd waren. Op 17 januari 1943 werd het schip in dienst gesteld als Auxiliary Submarinechaser (hulponderzeebootjager) 113 met een bewapening van 1 x 47mm, 3 x 25mm en 1 x 13mm mitrailleurs en 8 dieptebommen. Op 23 juni 1945 werd de ex mijnenveger door de Amerikaanse onderzeeboot USS Hardhead in de Javazee, 125 mijl noordoostelijk van Soerabaja, bij de Talembau Eilanden getorpedeerd en tot zinken gebracht.
Hr. Ms. BHr. Ms. B, onder commando van LTZ 2 C.J. Rameau, raakte zwaar beschadigd bij een Japanse luchtaanval op Soerabaja op 28 februari 1942. Een vijandelijke bom kwam op het achterschip terecht en de mijnenveger zonk in ondiep water. Na de verovering van Java en Soerabaja werd het wrak door de Japanners gelicht en hersteld waarna het op 10 december van datzelfde jaar in dienst werd gesteld als hulponderzeebootjager 112. De bewapening werd op sterkte gebracht met 1 x 47mm, 3 x 25mm en 1 x 13mm mitrailleurs en 8 dieptebommen. Op 4 juni 1945 werd het schip tot zinken gebracht door de Amerikaanse Army Air Force in de Javazee, 200 mijl ten westen van Makassar bij Laut Ketjil.
Hr. Ms. CHr. Ms. C, onder commandant LTZ 2 S.N. Scheltema, werd op 6 maart 1942 door de eigen bemanning tot zinken gebracht op het Marine Etablissement te Soerabaja. Nadat de Japanners Java en Soerabaja veroverd hadden, lichtten zij het wrak en na herstelling werd het schip als hulponderzeebootjager 116 in dienst gesteld op 8 april 1943. De nieuwe aanwinst werd bewapend met 1 x 47mm, 3 x 25mm en 1 x 13mm mitrailleurs en 8 dieptebommen. In de nacht van 13 op 14 november 1944 werd het Nederlandse schip in Japanse dienst door carriervliegtuigen van de Amerikaanse Task Force 8 tot zinken gebracht in de Baai van Manilla op 20 mijl ten westen van Cavite.
Hr. Ms. DHr. Ms. D werd eveneens op 6 maart 1942 door de eigen bemanning tot zinken gebracht op het Marine Etablissement te Soerabaja. Het schip stond toen onder commando van LTZ 2 J.J.S. Van Alphen die tevens als divisiecommandant fungeerde. Het wrak werd niet door de Japanners gelicht en kort na de oorlog opgeruimd.
In het voorjaar van 1942 werd begonnen met het vervangen van de tijdens het begin van de oorlog in Groot-Brittannië gevorderde vissersvaartuigen die tot hulpmijnenveger waren verbouwd. Deze trawlers waren niet geschikt om magnetische en akoestische mijnen te vegen en daarom werd besloten een aantal moderne houten mijnenvegers over te nemen die voor de Royal Navy gebouwd werden. Het ontwerp van de romp was afgeleid van een zeilschip, type barketijn. De houten motormijnenvegers waren goedkoop, snel te bouwen en door de gestandaardiseerde Crossley-dieselmotoren was het eenvoudiger om de reserveonderdelen te beheren. In totaal werden er 278 van deze mijnenvegers gebouwd gedurende de oorlog.
Eind 1944 waren twee flottieljes in dienst bij de Nederlandse Mijnendienst in Groot-Brittannië, die opereerden vanuit Great Yarmouth en Harwich. Het eerste flottielje bestond uit motormijnenvegers van 105 voet, type Ameland. Deze schepen waren uitgerust met een zogenaamd LL-tuig tegen magnetische mijnen en een Hammerblock-tuig tegen akoestische mijnen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren alle schepen van deze klasse actief in Britse wateren waar zij ingezet werden bij verschillende mijnenveegoperaties. Hr. Ms. Putten, Texel (II), Terschelling (II), Beveland en Vlieland namen van 2 november tot 24 november 1944 deel aan operatie Calender. Deze operatie had als doel het mijnenvrij maken van de Westerschelde zodat de bevrijde havenstad Antwerpen bereikbaar werd. Tijdens de operatie werden 229 grond- en 38 verankerde mijnen geruimd. Na de Tweede Wereldoorlog werden de schepen van de Ameland-klasse ingezet om de Nederlandse territoriale wateren te zuiveren van mijnen.
Klasse overzicht
Naam | Britse naam | Bouwwerf | In dienst gesteld | Naamseinen |
Hr. Ms. Ameland | MMS 231 | J.W. & A. Buckham, Brixham | 21 december 1942 | FY231, MV5, M861 |
Hr. Ms. Beveland | MMS 237 | Wivenhoe Shipyard Ltd. | 12 april 1943 | FY237, MV6, M862, A897 |
Hr. Ms. Marken (I) | MMS 227 | F. Curtis, Looe | 19 oktober 1942 | FY227 |
Hr. Ms. Marken (II) | MMS 54 | Herd & McKenzie, Buckie | 23 augustus 1944 | FY54, MV7, M863, A899 |
Hr. Ms. Putten | MMS 138 | J.W. & A. Buckham, Brixham | 10 mei 1943 | FY138, MV8, M864 |
Hr. Ms. Rozenburg | MMS 292 | F. Curtis Ltd., Charleston | 5 april 1943 | FY292, MV9, M865 |
Hr. Ms. Terschelling (I) | MMS 174 | J.W. & A. Buckham, Brixham | 6 juli 1942 | FY174 |
Hr. Ms. Terschelling (II) | MMS 234 | J.L. Bolson & Sons, Poole | 21 juni 1943 | FY234, MV10, M866 |
Hr. Ms. Texel (I) | MMS 173 | Herd & McKenzie, Buckie | 24 mei 1942 | FY173 |
Hr. Ms. Texel (II) | MMS 73 | East Anglian Constructors, Oulton Broad | 12 november 1942 | FY73, MV11, M867 |
Hr. Ms. Vlieland | MMS 226 | Herd & McKenzie, Buckie | 5 oktober 1942 | FY226, MV12, M868 |
Technische gegevens
Grootste lengte: | 36,4 meter | Grootste breedte: | 7,2 meter | Diepgang: | 2,5 meter | Waterverplaatsing standaard: | 165 ton | Waterverplaatsing volbeladen: | 219 ton | Machine-installatie: | 8 cilinder Crossley 2-tact dieselmotor | Machinevermogen: | 480 pk | Actieradius: | 2.000 zeemijl | Maximale snelheid: | 10 knopen | Bunkercapaciteit: | 26 ton dieselolie | Bemanning: | 18 tot 21 koppen | Bewapening: | 1 x 20mm Oerlikon, 2 x 12,7mm mitrailleurs |
Tijdens de Tweede Wereldoorlog fungeerden achtereenvolgens luitenant-ter-zee 1 (LTZ 1) B. Poortman en LTZ 2 F. de Blocq van Kuffeler als commandant van de mijnenveger. In 1957 werd het schip uit dienst gesteld en in bruikleen gegeven aan het Zeekadetkorps Nederland.
Hr. Ms. BevelandOp 21 april 1955 werd de Beveland ingericht als duikvaartuig maar is als zodanig weinig gebruikt. In 1956 en 1957 werd de ex mijnenveger gebruikt als logementschip. In 1957 werd Hr. Ms. Beveland uit dienst gesteld en het jaar daarop in bruikleen gegeven aan het Zeekadetkorps Nederland. Van 1957 tot 1962 was de Beveland in gebruik bij het Zeekadetkorps in Den Haag en daarna nog twee jaar in Arnhem. In mei 1963 werd het schip van de sterkte afgevoerd en via de domeinen verkocht aan de firma Scholten te Diemen die het schip een jaar later doorverkocht aan een particulier. In 1965 is de ex-Beveland gezonken in Amsterdam.
Hr. Ms. Marken (I)Hr. Ms. Marken, onder commando van LTZ 2 D. Auer, verrichtte mijnenveegdiensten in Britse wateren tijdens de Tweede Wereldoorlog. Op 20 mei 1944 vertrokken de Marken, Rozenburg en Terschelling II vanuit Harwich met Hr. Ms. Marken als leider voorop. Vanaf de achterste twee schepen werd een enorme explosie waargenomen die de flottieljeleider uit het water tilde. Toen de waterzuil verdwenen was, was er van de mijnenveger niets meer te zien dan wat wrakstukken. Hr. Ms. Marken was op een akoestische mijn gelopen vlak bij het lichtschip Sunk in de monding van de Thames. Van de 17 bemanningsleden overleefde slechts één de ramp.
Hr. Ms. Marken (II)Deze mijnenveger werd aangeschaft om de plaats in te nemen van de vorige Hr. Ms. Marken. Hr. Ms. Marken II nam nog negen maanden deel aan de mijnenveegoperaties in de Britse wateren voordat het schip na het einde van de Tweede Wereldoorlog naar Nederland kwam om deze taken voort te zetten. In 1955 werd de mijnenveger omgebouwd tot duikvaartuig en twee jaar later werd het houten schip uit dienst gesteld en in bruikleen gegeven aan de RK zeeverkenners groep Tekawhita en lag jaren in het Merwedekanaal in Utrecht. In 1977 werd het schip verkocht aan een particulier genaamd Smit, omgebouwd tot barketijn, volgens origineel ontwerp, en onder de naam Elisabeth Smit in de vaart gebracht.
Hr. Ms. PuttenLTZ 1 P. van Willigen heeft de Putten als commandant in dienst gesteld. Op 25 november 1943 nam LTZ 1 J.N.B. Bijleveld deze taak over. Hr. Ms. Putten was het eerste Nederlandse oorlogsschip dat afmeerde in een bevrijde Nederlandstalige haven: Oostende. De mijnenveger werd door de Britse Admiraliteit onderscheiden met een “Mention in Dispatches”. Na de oorlog werden mijnen geveegd in Nederlandse kustwateren. In 1957 werd de Putten uit dienst gesteld en in bruikleen gegeven aan het Zeekadetkorps Haarlem waar het tot 1979 dienst deed.
Hr.Ms. RozenburgCommandant LTZ 2 W.H. den Outer stelde de Rozenburg in dienst. Op 4 maart 1944 nam LTZ 2 W. Eberlé deze functie op zich. Begin jaren vijftig werd het schip als hulpvaartuig van het marineduikbedrijf ingezet vanuit Den Helder en Den Oever. In 1957 werd de mijnenveger uit dienst gesteld en in maart 1958 in bruikleen gegeven aan het Zeekadetkorps Groningen. In oktober 1967 werd het schip van de sterkte afgevoerd en een jaar later verkocht waarna het werd omgebouwd tot het zeilschip White Lady of Vaduz.
Hr. Ms. Terschelling (I)Hr. Ms. Terschelling werd op 12 juli 1942, tijdens een proefvaart in de Baai van Brixham, door twee Focke Wulf fw190 jachtbommenwerpers aangevallen en door twee near misses (indirecte bomtreffers) dermate zwaar beschadigd dat het zonk. Er vielen zes gewonden. In september 1942 werd het wrak gelicht en overgedragen aan de Royal Navy die het gebruikte voor reserveonderdelen.
Hr. Ms. Terschelling (II)Deze mijnenveger werd aangekocht om de eerste Terschelling te vervangen. Hr. Ms. Terschelling (II) verrichtte mijnenveegdiensten in Britse wateren tijdens de Tweede Wereldoorlog en in Nederlandse kustwateren na de oorlog. In 1957 is het schip uit dienst gesteld en in bruikleen gegeven aan het Zeekadetkorps Nederland.
Hr. Ms. Texel (I)Hr. Ms. Texel was het enige schip van de Ameland-klasse dat was uitgerust met een Newbury-dieselmotor. Omdat met het oog op reserveonderdelen met de Britse Admiraliteit was overeengekomen dat alle schepen van deze klasse een Crossley-dieselmotor zouden hebben, werd besloten de Texel te vervangen door een mijnenveger die wel aan de eisen voldeed. In november 1942 ging het schip terug naar de Royal Navy waar het dienst deed bij de 136th en 140th Minesweeping Flotillas. Commandant LTZ 2 J.H.C. Vermeer en zijn bemanning stapten over op het vervangende vaartuig: Hr. Ms. Texel (II).
Hr. Ms. Texel (II)Voordat het schip in Nederlandse dienst kwam in november 1942, was de mijnenveger ingedeeld bij het Britse 139th Minesweeping Flotilla. Commandant Vermeer gaf het commando op 3 mei 1943 over aan LTZ 2 G. Gallandat Huet die op zijn beurt op 10 oktober 1944 afgelost werd door LTZ 2 G. van Bree. In 1957 werd de houten mijnenveger uit dienst gesteld en in bruikleen gegeven aan het Zeekadetkorps Texel.
Hr. Ms. VlielandHr. Ms. Vlieland was betrokken bij mijnenveegoperaties in Groot-Brittannië tijdens de Tweede Wereldoorlog. De commandanten van de mijnenveger waren achtereenvolgens LTZ 2 G. van Bree, LTZ 2 D. Auer en LTZ 1 A. Oepkes. Vlak na de oorlog was het schip actief in Nederlandse wateren tot het op 20 maart 1947 naar Nederlands Oost-Indië gestuurd werd om de verloren gegane Hr Ms. Walcheren te vervangen. Het schip is gezonken in november 1951 nabij Hollandia, Nieuw-Guinea.
Het tweede flottielje houten motormijnenvegers bestond uit de 126 voet lange Duiveland-klasse. Deze mijnenvegers waren uitgerust met het veegtuig tegen verankerde mijnen, het Oropesa-tuig, het LL-tuig tegen magnetische mijnen en het Hammerblock-tuig tegen akoestische mijnen. De 126 voet mijnenvegers waren een vergrote versie van de 105 voet schepen en waren bovendien zeewaardiger. Tijdens de Tweede Wereldoorlog namen de acht Nederlandse 126 voeters deel aan mijnenveegoperaties in Britse wateren als onderdeel van het 203rd Minesweeper Flotilla dat opereerde vanuit Yarmouth en Harwich. In september 1944 was het flottielje actief voor de kust van Oostende om de vaarroutes naar deze pas bevrijde haven te ontdoen van mijnen. Vanaf 5 mei 1945 deden zij dit voor de Nederlandse kust. Op 3 oktober 1945 vertrokken de acht Nederlandse mijnenvegers van de Duiveland-klasse naar Nederlands Oost-Indië samen met de mijnenlegger Hr. Ms. Jan van Brakel die dienst deed als moederschip en flottieljeleider.
Klasse overzicht
Naam | Britse naam | Bouwwerf | In dienst gesteld | Naamseinen |
Hr. Ms. Duiveland | MMS 1074 | Wivenhoe Shipyard Ltd. | 3 april 1944 | FY1044, MV13, M821 |
Hr. Ms. Overflakkee | MMS 1046 | Richard Crowns Iron Works, Lowestoft | 4 maart 1944 | FY1046, MV14, M822 |
Hr. Ms. Schokland | MMS 1082 | J.S. Doig, Grimsby | 10 januari 1944 | FY1082, MV15 |
Hr. Ms. Tholen | MMS 1014 | P.K. Harris, Appledore | 20 juni 1943 | FY1014, MV16, M823 |
Hr. Ms. Voorne | MMS 1043 | Humphrey & Smith, Grimsby | 12 augustus 1943 | FY1043, MV17, M824 |
Hr. Ms. Walcheren | MMS 1042 | J.S. Doig, Grimsby | 22 december 1943 | FY1042, MV18 |
Hr. Ms. Wieringen | MMS 1025 | Humphrey & Smith, Grimsby | 14 mei 1943 | FY1025, MV18 |
Hr. Ms. IJsselmonde | MMS 1026 | J.S. Doig, Grimsby | 7 juni 1943 | FY1026, MV20, M825 |
Technische gegevens
Grootste lengte: | 42,6 meter | Grootste breedte: | 7,7 meter | Diepgang: | 3,1 meter | Waterverplaatsing standaard: | 255 ton | Waterverplaatsing volbeladen: | 350 ton | Machine-installatie: | 8 cilinder Mirrlees-dieselmotor | Machinevermogen: | 540 pk | Actieradius: | 4.000 zeemijl | Bunkercapaciteit: | 54 ton dieselolie | Maximale snelheid: | 9,5 knopen | Bemanning: | 21 tot 26 koppen | Bewapening: | 2 x 20mm Oerlikons, 2 x 12,7mm en 2 x 7,7mm mitrailleurs |
Tijdens de oorlog werd het commando over de mijnenveger gevoerd door LTZ 2 W.H. den Outer. De thuisbasis in Engeland was Harwich. Hr. Ms. Duiveland werd op 23 februari 1952 uit dienst gesteld en overgedragen aan de Indonesische marine.
Hr. Ms. OverflakkeeOnder commandant LTZ 2 A.P. de Klercq opereerde deze mijnenveger tijdens de oorlog vanuit Harwich. Hr. Ms. Overflakkee werd in 1954 in Nieuw-Guinea van de sterkte afgevoerd.
Hr. Ms. SchoklandDe commandanten van deze, vanuit Harwich opererende, mijnenveger waren achtereenvolgens LTZ 2 G. van Bree, LTZ 2 P. van Willigen en LTZ 2 B. Poortman. Hr. Ms. Schokland werd op 9 april 1949 uit dienst gesteld en op 8 november van datzelfde jaar van de sterkte afgevoerd.
Hr. Ms. TholenHr. Ms. Tholen had tijdens de Tweede Wereldoorlog Great Yarmouth als basis. Commandant was LTZ 2 J.H.C. Vermeer. Hr. Ms. Tholen werd op 21 juni 1953 in Indonesië van de sterkte afgevoerd.
Hr. Ms.VoorneOok Hr. Ms. Voorne opereerde tijdens de oorlog vanuit Great Yarmouth. Eerst onder commando van LTZ 1 J.J. van Groningen en later onder LTZ 2 G. Gallandat Huet. Hr. Ms. Voorne werd op 21 maart 1952 in Nieuw-Guinea van de sterkte afgevoerd en gesloopt.
Hr. Ms. WalcherenTijdens de Tweede Wereldoorlog had de Hr. Ms. Walcheren Harwich als thuisbasis. Hr. Ms. Walcheren liep op 19 november 1946 op een Japanse mijn en zonk bij Balikpapan. Zij was tijdens het vegen van mijnen juist buiten het met boeien gemarkeerde vaarwater gekomen. Bij dit ongeval kwamen drie bemanningsleden om het leven.
Hr. Ms. WieringenDe thuisbasis van Hr. Ms. Wieringen was tijdens de oorlog Great Yarmouth. De mijnenveger stond in deze periode onder commando van LTZ 1 H.C.J. Coumou. De Wieringen werd op 29 maart 1949 in Indonesië van de sterkte afgevoerd.
Hr. Ms. IJsselmondeHr. Ms. IJsselmonde opereerde tijdens de Tweede Wereldoorlog vanuit Harwich en stond achtereenvolgens onder commando van LTZ 1 H.C.J. Coumou, LTZ 2 J.H. van de Weyer en LTZ 1 J.J.C. Korthals Altes. Kort na de Duitse capitulatie meerde de mijnenveger af in IJmuiden waar de bemanning verwacht had met vreugde onthaald te worden. Maar na alle ellende doorstaan te hebben in de hongerwinter en tijdens de laatste maanden van de Duitse bezetting stond niemand op de kade om het schip te verwelkomen. Na ruim zes en een half jaar mijnenveegoperaries te hebben uitgevoerd in Indische wateren werd Hr. Ms. IJsselmonde op 23 februari 1952 overgedragen aan de Indonesische marine.
Naast de mijnenvegers van de M1-, A-, Ameland- en Duiveland-klasse mijnenvegers beschikte de Koninklijke Marine over de acht stalen mijnenvegers van de Jan van Amstel-klasse. Deze 460 ton metende schepen waren betrekkelijk zwaar bewapend en werden daarom vaker ingezet om konvooien te beschermen dan om mijnen te vegen. Omdat er veel meer mijnenvegers nodig waren, werd een 35-tal omgebouwde vissersschepen en sleepboten gebruikt om mijnen te vegen. Deze schepen waren echter beperkt inzetbaar omdat zij alleen geschikt waren om verankerde mijnen te vegen met behulp van het Oropesa-tuig. In Nederlands Oost-Indië werden 25 schepen van de Gouvernementsmarine en 3 gevorderde sleepboten omgebouwd zodat zij dienst konden doen als Nederlandse hulpmijnenvegers.
Mijnenvegen tijdens de Tweede Wereldoorlog was een zware, vaak eentonige, gevaarlijke, maar ook een heel belangrijke taak. Vaarroutes moesten constant mijnenvrij gehouden worden en ook de havens moesten bereikbaar blijven. Honderden schepen zijn verloren gegaan door mijnen maar als de mijnenvegers hun belangrijke werk niet of niet goed hadden uitgevoerd, zouden dit er duizenden geweest zijn. Terwijl de meeste bemanningsleden van oorlogsschepen na de oorlog hun vooroorlogse leventje weer oppakten of zich bezig hielden met relatief ongevaarlijke vredestaken ging het risicovolle werk voor de mijnendienst nog jaren door waarbij regelmatig doden en gewonden vielen. Ondanks de risico`s deden de bemanningen van de mijnenvegers hun werk omdat ook zij beseften dat elke opgeruimde mijn de redding van een schip kon betekenen.