In de zomer van 1939 beschikte de Koninklijke Marine in Nederland over acht mijnenvegers. De vier stalen mijnenvegers van de Jan van Amstel-klasse, Hr. Ms. Abraham van der Hulst, Hr. Ms. Pieter Florisz, Hr. Ms. Willem van Ewijck en Hr. Ms. Jan van Gelder en de vier tot mijnenveger omgebouwde sleepboten Hr. Ms. M1, Hr. Ms. M2, Hr. Ms. M3 en Hr. Ms. M4. De mijnenvegers van de Jan van Amstel-klasse vormden Divisie Mijnenvegers I en waren gestationeerd in Den Helder. Divisie Mijnenvegers II, die opereerde vanuit IJmuiden, bestond uit de M1 t/m M4. Deze twee mijnenvegerdivisies waren volgens de marine niet voldoende om in oorlogstijd de Nederlandse kustwateren vrij van vijandelijke mijnen te houden. Daarom werden er tijdens de mobilisatie in augustus 1939, vier IJmuidense visserstrawlers gevorderd en omgebouwd tot hulpmijnenveger. Deze schepen werden onder hun eigen naam in dienst gesteld als Hr. Ms. Alkmaar, Hr. Ms. Azimuth, Hr. Ms. Hollandia en Hr. Ms. Walrus. Bovendien werden er nog eens zes trawlers gevorderd die werden uitgerust om dienst te doen als boeienleggers.
De vier hulpmijnenvegers vormden samen met de boeienschepen Hr. Ms. Aneta en Hr. Ms. Bloemendaal Divisie Mijnenvegers III en werden gestationeerd in Hoek van Holland. De vissersboten Hr. Ms. Ewald en Hr. Ms. Witte Zee werden als boeienschepen toegevoegd aan Divisie Mijnenvegers I terwijl de trawlers Hr. Ms. Amsterdam en Hr. Ms. Maria R. Ommering deze rol toebedeeld kregen bij Divisie Mijnenvegers II. De Amsterdam werd in juni 1940 in Engeland omgedoopt in Hr. Ms. Andijk.
Voor de Koninklijke Marine in Nederland was het niet moeilijk om de individuele schepen van de Nederlandse divisies I en II van elkaar te onderscheiden omdat er op de mijnenvegers van de Jan van Amstel-klasse de letters E, F, G en H waren aangebracht. Op de mijnenvegers van divisie II stonden de naamseinen M1 t/m M4. Voor de derde mijnenvegerdivisie moest echter iets anders bedacht worden.
In Nederlands Oost-Indië beschikte de Koninklijke Marine vanaf oktober 1937 eveneens over acht mijnenvegers. De vier stalen mijnenvegers van de A-klasse, Hr. Ms. A, Hr. Ms. B, Hr. Ms. C en Hr. Ms. D, waren al sinds 1930 gestationeerd in de Nederlandse kolonie. In 1937 kwamen de vier Jan van Amstel-klasse mijnenvegers, Hr. Ms. Jan van Amstel, Hr. Ms. Pieter de Bitter, Hr. Ms. Abraham Crijnssen en Hr. Ms. Eland Dubois de mijnendienst in de Oost versterken. Toen de vier Jan van Amstel-klasse mijnenvegers uit Nederland vertrokken voerden zij de naamseinen A, B, C en D, maar aangekomen in Nederlands Oost-Indië werden deze aangepast in AM, BT, CR, en DB omdat Hr. Ms. A t/m D de eerder genoemde letters als naamsein voerden. Hr. Ms. A t/m D vormden Divisie Mijnenvegers I en de Jan van Amstels vormden Divisie Mijnenvegers II.
In 1938/1939 werden 27 schepen van de Dienst der Gewestelijke Vaartuigen en twee sleepboten gevorderd en omgebouwd tot hulpmijnenveger omdat het aantal van acht mijnenvegers verre van voldoende was om de enorme Indonesische archipel mijnenvrij te houden. Deze 29 hulpmijnenvegers hadden geen naamseinen en net als in Nederland moest er iets bedacht worden om de individuele schepen te kunnen identificeren.
De gevorderde trawlers van Divisie Mijnenvegers III leken niet alleen veel op elkaar, ze leken ook op andere niet-gevorderde vissersschepen. De verbouwing tot hulpmijnenveger bestond eigenlijk alleen maar uit het uitrusten van de schepen met mijnenveegtuig. De boeienleggers werden uitgerust met boeien, zinkstukken en de daarbij behorende tuigage. Van enige uiterlijke verandering was nauwelijks sprake. Daarom werden op de schoorstenen van de zes schepen van de derde mijnenvegerdivisie drie zwarte banden aangebracht. Vreemd genoeg kregen de boeienschepen van de eerste en tweede mijnenvegerdivisies geen enkele of dubbele zwarte banden om de schoorsteen terwijl deze schepen toch ook veel leken op de andere trawlers.
Voor herkenning van de individuele schepen van Divisie Mijnenvegers III was nog een serie tekens nodig. Deze bestond uit zes verschillende symbolen: een driehoek met de punt omlaag (pijl), een driehoek met een punt omhoog (kegel), een cilinder, een bol, twee driehoeken met de basis naar elkaar toe gekeerd (ruit) of twee driehoeken met de punten naar elkaar toegekeerd (diabolo). Voor de zes hulpmijnenvegers kwam de volgorde van de genoemde tekens overeen met de volgorde van Hulpmijnenveger 1 t/m 4 gevolgd door Boeienschepen 5 en 6.
Vlak na de mobilisatie, halverwege september, werden de letters van de vier Jan van Amstel-klasse mijnenvegers verwijderd en vervangen door draadfiguren die overeen kwamen met die van Divisie Mijnenvegers III. Dit werd gedaan om het voor de vijand onmogelijk te maken de mijnenvegers van elkaar te onderscheiden. Op 8 september 1939 verging Hr. Ms. Willem van Ewijck bij Terschelling na een aanvaring met een eigen mijn. Op foto`s van het zinkende schip is de letter E nog duidelijk aanwezig. Een maand later explodeerde een mijn aan boord van Hr. Ms. Jan van Gelder waarbij het achterschip grote schade opliep. Op dat moment had de mijnenveger de letter G niet meer op de zijwand maar een draadfiguur op de achterste mast in de vorm van een cilinder. De Abraham van der Hulst kreeg een bol en de Pieter Florisz een draadfiguur in de vorm van een kegel. Hr. Ms. M1 t/m M4 bleven de geschilderde letters voeren.
Eind maart en begin april 1940 werden nog eens vier trawlers gevorderd die als Hulpmijnenvegers 5 t/m 8 zouden gaan opereren vanuit IJmuiden. Divisie Mijnenvegers II zou dan gestationeerd worden in Vlissingen. Dit waren de stoomtrawlers Hr. Ms. Antje, Hr. Ms. Maria van Hattum, Hr. Ms. Claesje en Hr. Ms. Dirkje en zij werden voorbestemd om Divisie Mijnenvegers IV te vormen. Zover is het niet gekomen want nog voordat de vier vissersschepen een mijnenvegerdivisie gevormd hadden werd Nederland bezet. De hulpmijnenvegers lagen al wel in IJmuiden, maar voerden nog geen herkenningstekens. De Maria van Hattem kon als enige van de vier trawlers niet ontkomen naar Engeland en viel in Duitse handen.
Schematisch zag het er als volgt uit:
Divisie Mijnenvegers I | ||
Hr. Ms. Willem van Ewijck | E | Gezonken op 8 september 1939 |
Hr. Ms. Pieter Florisz | F | kegel |
Hr. Ms. Jan van Gelder | G | cilinder |
Hr. Ms. Abraham van der Hulst | H | bol |
Hr. Ms. Witte Zee | Boeienschip 1 | ruit |
Hr. Ms. Ewald | Boeienschip 2 | diabolo |
Divisie Mijnenvegers II | ||
Hr. Ms. M1 | - | M1 |
Hr. Ms. M2 | - | M2 |
Hr. Ms. M3 | - | M3 |
Hr. Ms. M4 | - | M4 |
Hr. Ms. Maria R. Ommering | Boeienschip 3 | ruit |
Hr. Ms. Amsterdam | Boeienschip 4 | diabolo |
Divisie Mijnenvegers III | ||
Hr. Ms. Walrus | Hulpmijnenveger 1 | pijl |
Hr. Ms. Azimuth | Hulpmijnenveger 2 | kegel |
Hr. Ms. Alkmaar | Hulpmijnenveger 3 | cilinder |
Hr. Ms. Hollandia | Hulpmijnenveger 4 | bol |
Hr. Ms. Bloemendaal | Boeienschip 5 | ruit |
Hr. Ms. Aneta | Boeienschip 6 | diabolo |
Divisie Mijnenvegers IV | ||
Hr. Ms. Antje | Hulpmijnenveger 5 | nog niet operationeel |
Hr. Ms. Maria van Hattum | Hulpmijnenveger 6 | nog niet operationeel |
Hr. Ms. Claesje | Hulpmijnenveger 7 | nog niet operationeel |
Hr. Ms. Dirkje | Hulpmijnenveger 8 | nog niet operationeel |
Behalve Hulpmijnenvegers 5, 7 en 8 weken in mei 1940 vele tientallen visserstrawlers uit naar Engeland waaronder een aantal reeds tot hulpmijnenveger omgebouwde schepen. In Engeland werden nog meer uitgeweken trawlers gevorderd en eveneens omgebouwd tot hulpmijnenveger. Omdat de schepen onder Brits operationeel bevel zouden gaan werken, werden eventuele banden om schoorstenen en toptekens verwijderd. De schepen werden verdeeld in zes groepen. Minesweeping Group 67 werd gestationeerd in Holyhead, Noord-Wales, en Minesweeping Groups 64, 65, 66, 84 en 160 opereerden vanuit Milford Haven, Zuid-Wales. Als herkenningstekens kregen de schepen boegnummers die correspondeerden met een cijfer van het groepsnummer of het cijfer 9 gevolgd door de letter A, B, C, D of E. Later werden alle mijnenvegers onder Brits operationeel bevel omgenummerd met een FY-nummer om meer eenheid te creëren.
Schematisch zag dat er zo uit:
Minesweeping Group 64:
Hr. Ms. Bloemendaal 4A, FY1787
Hr. Ms. Andijk 4B, FY1921
Hr. Ms. Rotterdam 4C, FY1741
Hr. Ms. Maria R. Ommering 4D, FY1785
Minesweeping Group 65:
Hr. Ms. Caroline 5A, FY1729
Hr. Ms. Gerberdina Johanna 5B, FY1779
Hr. Ms. Vikingbank 5C, FY1781
Hr. Ms. Hercules 5D, FY1731
Minesweeping Group 66:
Hr. Ms. Eveline 6A, FY,756
Hr. Ms. Alma 6B, FY 1747
Hr. Ms. Bergen 6C
Hr. Ms. Ewald 6D, FY1733
Minesweeping Group 67:
Hr. Ms. En Avant 7A, FY1743
Hr. Ms. Jaqueline Clasine 7B, FY1783
Hr. Ms. Uiver 7C, FY1720
Hr. Ms. IJmuiden 7D, FY1937
Hr. Ms. Libra 7E, FY867
Minesweeping Group 84:
Hr. Ms. Dirkje 8A, FY 1745
Hr. Ms. Claesje 8B, FY1716
Minesweeping Group 160:
Hr. Ms. Maria Elizabeth 9A, FY895
Hr. Ms. Bruinvisch 9B, FY1713
Hr. Ms. Isabel 9C, FY896
Hr. Ms. Dolfijn 9D, FY1761
Divisies Mijnenvegers I en II waren vanaf september 1939 gestationeerd in Soerabaja. Net zoals in Nederland waren de schepen te herkennen aan de geschilderde nummers op de scheepswand. Om op andere plaatsen in de Indonesische archipel eveneens te beschikken over mijnenvegers werden een aantal schepen van de Dienst der Gewestelijke Vaartuigen en twee sleepboten gevorderd om omgebouwd te worden tot hulpmijnenvegers en boeienschepen. De zes hulpmijnenvegers van de ABC-klasse vormden vanaf 1 maart 1941 Divisie Mijnenvegers III. Deze divisie werd gestationeerd in Tandjong Priok, de havenstad van Batavia. Als herkenningsteken voerden de schepen drie witte banden om de schoorsteen. De hulpmijnenvegers van de Ardjoeno-klasse, Hr. Ms. Gedeh en Hr. Ms. Lawoe werden als boeienschepen toegevoegd aan Divisie Mijnenvegers I en voerden een enkele witte band om de schoorsteen. De gevorderde sleepboten Hr. Ms. Ciska en Hr. Ms. Holland werden toegevoegd aan Divisie Mijnenvegers II om als boeienschepen dienst te doen en deze twee schepen voerden een dubbele witte band om de schoorsteen.
Als individuele herkenningstekens kregen de schepen, net als in Nederland, de beschikking over symbolen die in de mast of op de schoorsteen gevoerd werden. Alleen de volgorde van de symbolen week af van die in Nederland. In Nederlands Oost-Indië was de volgorde de kegel, de bol, de cilinder, de pijl, de ruit en als laatste de diabolo. Net als in Nederland werden de stalen mijnenvegers van de Jan van Amstel-klasse vanaf een bepaald moment uitgerust met de herkenningstekens in de vorm van draadfiguren en werden de geschilderde letters op de scheepswand verwijderd. De mijnenvegers van de A-klasse bleven de geschilderde boegnummers voeren.
Via een beschikking van de Commandant der Zeemacht in Nederlands Oost-Indië, die op 31 oktober 1941 van kracht werd, werden nog een aantal schepen van de Dienst der Gewestelijke Vaartuigen gevorderd om omgebouwd te worden tot hulpmijnenvegers. De bedoeling was om nog drie divisies mijnenvegers te vormen, maar Divisies Mijnenvegers IV, V en VI zouden nooit helemaal operationeel worden. Divisie Mijnenvegers IV bestond begin 1942 uit slechts vier schepen waarvan de bemanning nog niet opgeleid was om mijnen te vegen. Een groot gedeelte van de schepen was nog in aanbouw op het moment dat de Japanners Java onder de voet liepen. Alle hulpmijnenvegers werden begin maart 1942 door de eigen bemanning of door marine- en werfpersoneel tot zinken gebracht of op een andere wijze vernield. Een klein gedeelte van de wrakken werd op last van de Japanners gelicht en als hulponderzeebootjager ingezet.
Schematisch zag een en ander er als volgt uit:
Divisie Mijnenvegers I | ||
Hr. Ms. A | - | A |
Hr. Ms. B | - | B |
Hr. Ms. C | - | C |
Hr. Ms. D | - | D |
Hr. Ms. Gedeh | Hulpmijnenveger 14 | ruit |
Hr. Ms. Lawoe | Hulpmijnenveger 15 | diabolo |
Divisie Mijnenvegers II | ||
Hr. Ms. Jan van Amstel | AM | kegel |
Hr. Ms. Pieter de Bitter | BT | bol |
Hr. Ms. Abraham Crijnssen | CR | cilinder |
Hr. Ms. Eland Dubois | DB | pijl |
Hr. Ms. Ciska | Hulpmijnenveger 16 | ruit |
Hr. Ms. Holland | Hulpmijnenveger 17 | diabolo |
Divisie Mijnenvegers III | ||
Hr. Ms. Alor | Hulpmijnenveger 2 | kegel |
Hr. Ms. Aroe | Hulpmijnenveger 1 | bol |
Hr. Ms. Bantam | Hulpmijnenveger 4 | cilinder |
Hr. Ms. Bogor | Hulpmijnenveger 3 | pijl |
Hr. Ms. Ceram (1938) | Hulpmijnenveger 5 | ruit |
Hr. Ms. Cheribon | Hulpmijnenveger 6 | diabolo |
Divisie Mijnenvegers IV | ||
Hr. Ms. Merbaboe | Hulpmijnenveger 10 | kegel |
Hr. Ms. Salak | Hulpmijnenveger 8 | nog niet operationeel |
Hr. Ms. Smeroe | Hulpmijnenveger 12 | cilinder |
Hr. Ms. Rindjani | Hulpmijnenveger 11 | pijl |
Hr. Ms. Kawi | Hulpmijnenveger 7 | ruit |
Hr. Ms. Ardjoeno | Hulpmijnenveger 9 | nog niet operationeel |
Divisie Mijnenvegers V | ||
Hr. Ms. Djampea | Hulpmijnenveger 21 | nog niet operationeel |
Hr. Ms. Djember | Hulpmijnenveger 19 | nog niet operationeel |
Hr. Ms. Djombang | Hulpmijnenveger 20 | nog niet operationeel |
Hr. Ms. Digoel | Hulpmijnenveger 23 | nog niet operationeel |
Hr. Ms. Endeh | Hulpmijnenveger 18 | nog niet operationeel |
Hr. Ms. Enggano | Hulpmijnenveger 22 | nog niet operationeel |
In de loop van 1943 werden de gevorderde vissersboten in Groot-Brittannië vervangen door de houten motormijnenvegers van de Ameland-klasse en de houten motormijnenvegers van de Duiveland-klasse. De motormijnenvegers voerden tot het einde van de oorlog allemaal Britse FY-boegnummers. De meeste trawlers werden overgedragen aan de Royal Navy en na de oorlog teruggegeven aan de rechtmatige eigenaren. Hr. Ms. Jan van Gelder was de enige Nederlandse mijnenveger die kon uitwijken naar Engeland en deed bij de Royal Navy dienst als escorteschip met naamsein J60. De mijnenvegers Hr. Ms. M1, Hr. Ms. M3, Hr. Ms. M4, Hr. Ms. Abraham van der Hulst en Hr. Ms. Pieter Florisz werden door de eigen bemanning op 14 mei tot zinken gebracht. Hr. Ms. M2 was een dag eerder gezonken in het Noordzeekanaal als gevolg van een magnetische mijn. Al deze schepen, op de M2 na, werden op last van de Duitsers gelicht en door de Kriegsmarine in gebruik genomen.
De hulpmijnenvegers van de zesde divisie in Nederlands Oost-Indië waren nog niet gereed toen Java ingenomen dreigde te worden door de Japanners. De schepen werden op 2 maart 1942 op de helling door marine- en werfpersoneel vernield. De schepen waren al wel in dienst gesteld maar beschikten nog niet over een hulpmijnenveger nummer. Het betrof de DEFG-klasse schepen Hr. Ms. Flores, Hr. Ms. Fakfak, Hr. Ms. Grissee en Hr. Ms. Garoet en de Smeroe-klasse schepen Hr. Ms. Merapi, Hr. Ms. Slamat en Hr. Ms. Tjerimai.
- Maritiem Gezien jaargang 6 nr. 2
- Maritiem Gezien jaargang 6 nr. 3