Major-General Clarence Huebner dankt zijn bekendheid vooral aan het feit dat hij de bevelhebber was van de 1st Infantry Division tijdens de landingen op Omaha Beach op 6 juni 1944. Dit ondanks dat hij een half jaar eerder nog uit zijn functie was ontheven, nadat hij was gebotst met zijn meerdere, de Britse Field Marshal Sir Harold Alexander.
Clarence Ralph Huebner werd op 24 november 1888 geboren in het plaatsje Bushton in de staat Kansas. Hij was het eerste kind van Martha Rischel en Samuel Huebner, een boer met Duitse voorouders. De jonge Huebner volgde onderwijs op een kleine school in Bushton, waar hij vooral goed bleek in grammatica en wiskunde. Tijdens zijn High School periode was hij studentenleider. Naast school bedreef hij verschillende sporten, zoals basketbal, honkbal en football. Na het behalen van zijn diploma wilde hij graag het leger in, maar hiervoor had hij nog niet de vereiste leeftijd van 21 jaar bereikt. Daarom ging hij eerst naar het Grand Island Business College in Grand Island, Nebraska. Vervolgens kreeg hij een baantje als typist bij de Chicago Burlington and Quincy Railroad in 1908. Twee jaar later was hij oud genoeg voor het leger en nam hij dienst.
Na zijn basistraining werd Huebner ingedeeld bij het 18th Infantry Regiment. Hij kreeg zijn infanterietraining op Fort McKenzie in Wyoming. Het zou tot 1916 duren voordat Huebner voor het eerst in actie kwam. Dit gebeurde tijdens de Pancho Villa Expedition aan de grens met Mexico, waarbij de Amerikanen de Mexicaanse revolutieleider Pancho Villa gevangen wilden nemen. Hierna maakte Heubner promotie tot Sergeant. In de zomer van 1916 werd hij zelfs tot 2nd Lieutenant benoemd. In juni 1917 werd hij naar Frankrijk gestuurd om mee te vechten in de Eerste Wereldoorlog. In maart 1918 raakte Huebner gewond in de buurt van Beaumont. Hij werd in het hoofd geraakt, maar hij herstelde snel. Tijdens het restant van de Eerste Wereldoorlog maakte hij snel promotie. Aan het einde van de oorlog voerde hij het bevel over het 28th Infantry Regiment in de tijdelijke rang van Lieutenant-Colonel.
Na de oorlog viel hij terug in de rang van Major. Op 28 februari 1921 trouwde Huebner met Florence Barrett. In 1924 ging hij naar de Command and General Staff School in Fort Leavenworth, waar hij tot 1933 zou blijven. Tot 1938 vervulde hij diverse trainingsposten binnen de infanterie. In dat jaar maakte hij promotie tot Lieutenant-Colonel. Deze rang bekleedde hij toen in 1939 de Tweede Wereldoorlog uitbrak.
Vanaf de zomer van 1940 tot maart 1942 was Huebner actief binnen de Training Branch van het Office of the War Department General Staff. Hier had hij een taak bij het formeren, organiseren en trainen van pantsereenheden. In 1942 was hij kort actief als commandant van het Infantry Replacement Training Center in South Carolina om vervolgens weer terug te keren bij het Office of the War Department General Staff. Inmiddels waren de Verenigde Staten betrokken geraakt bij de Tweede Wereldoorlog en Huebner hielp mee de krijgsmacht op te bouwen zodat deze klaar was om deel te nemen aan de oorlog.
In mei 1943 maakte Huebner de oversteek naar Noord-Afrika. Hier werd hij stafofficier bij de 15th Army Group van Field Marshal Sir Harold Alexander. Hij was intussen opgeklommen tot de rang van Major-General. De 15th Army Group was op dat moment druk met de planning van operatie Husky, de geallieerde invasie op Sicilië, waar Huebner zich ook mee bezig hield vanaf zijn aanstelling. De operatie ving op 10 juli 1943 aan. Tijdens de strijd op Sicilië ontstonden er kleine scheurtjes in het geallieerde bondgenootschap, er ontstond gekibbel tussen de Britten en de Amerikanen over de voortgang van de strijd. De grens tussen de Amerikaanse en Britse legers werd verlegd omdat de Britten op een sterke Duitse verdediging stuitte in hun sector. Dit leverde onenigheid op over vooraf gestelde doelen, zoals de bevrijding van Palermo. Dit conflict monde uit in de wedren naar Messina tussen Patton en Montgomery. Huebner sprak zich uit voor Patton en botste hierbij met Alexander, die zich achter Montgomery schaarde, die de bevelhebber was van het 8th Army van de 15th Army Group. Samen met enkele andere stafofficieren werd Huebner als gevolg hiervan van zijn taak ontheven. Diplomatie was niet de sterkste kant van Huebner. Hij zou ook nooit groot ontzag hebben voor de Britten, zo zei hij later. Echter, hij zou ‘op zijn lip bijten’ om dit niet overduidelijk te laten merken.
Huebner bleef niet lang zonder taak. Begin augustus besloot General Omar Bradley Major-General Terry de la Mesa Allen, bevelhebber van de 1st Infantry Division, te vervangen door Huebner. Hij moest de discipline weer terug brengen bij de soldaten van ‘The Big Red One’, zoals de bijnaam van deze divisie luidde . Niet lang nadat hij het bevel had gekregen werd de divisie afgelost en naar Engeland verplaatst. Hier kon het zich voorbereiden op de invasie in Normandië, waarbij de 1st Infantry Division op Omaha Beach zou landen. Tijdens deze periode kon Huebner zijn stempel op de divisie drukken. Hierbij legde hij de nadruk op discipline en op infanterietraining. Ongeveer 2000 soldaten bleken namelijk niet bekwaam genoeg met schieten en de divisie was ook te afhankelijk van haar formidabele artillerieregiment volgens Huebner.
Op 6 juni 1944 landde Huebner’s divisie op Omaha Beach. De eerste landingen verliepen catastrofaal en de divisie verloor meer dan 30% van haar manschappen. Huebner bevond zich aan boord van de USS Ancon: "Ik had geen controle". Pas om vijf uur die middag kon hij aan land komen en een commandopost opzetten. Vervolgens wilde hij zich zo dicht mogelijk bij de frontlinie bevinden om een goed beeld van de strijd te krijgen en "de mannen moesten hun generaal zien". Tijdens de verdere campagne speelden Huebner en de 1st Infantry Division nog een belangrijke rol spelen bij de strijd om St.-Lô en de Duitse tegenaanval bij Mortain, in het kader van operatie Lüttich, stoppen. De Duitsers wilden met deze aanval het tijdens operatie Cobra verloren gebied terug veroveren.
Na de uitbraak uit Normandië volgde een razendsnelle geallieerde opmars. Toen het front een maand later tot stilstand kwam bevond de divisie van Huebner zich aan de Duitse grens bij Aken. Pas anderhalve maand later, op 21 oktober 1944, zou de divisie de stad veroveren. Hierna mengde het zich in de strijd om het Hürtgenwald tijdens de opmars naar de Roer. De 1st Infantry werd echter al snel teruggetrokken uit de frontlinie om te kunnen herstellen. Veel tijd kreeg het hiervoor niet, want op 16 december ontketenden de Duitsers het Ardennenoffensief. General Dwight Eisenhower stuurde ook Huebner’s divisie naar de Ardennen, waar die in het noorden actief was rond Eupen. Het was het laatste wapenfeit van Huebner als commandant van de 1st Infantry Division.
Eind januari 1945 kreeg Huebner het bevel over het V Corps. Tijdens de laatste maanden van de oorlog voerde hij het korps aan bij hun opmars door Duitsland. Zijn troepen bereikten de Elbe en maakten daar contact met strijdkrachten van het Rode Leger. Toen de oorlog ten einde kwam bevond het korps zich in Tsjechoslowakije.
Na de Duitse overgave keerde Huebner al snel terug naar de Verenigde Staten om vervolgens in augustus 1946 weer naar Duitsland te gaan. Hij bekleedde hier de post van Chief of Staff van de Amerikaanse troepen in Europa. Dit zou hij vier jaar lang doen. De laatste drie maanden was hij zelfs de bevelhebber van het European Command. In augustus 1950 keerde hij terug naar de Verenigde Staten toen hij met pensioen ging.
In 1950 werd hij de Civil Defense Director voor de staat New York. In deze rol hield hij regelmatig lezingen over de gevaren van een nucleaire oorlog. Dit zou hij tien jaar lang doen. Hierna hielp hij mee bij de oprichting van de 1st Infantry Division Society, een veteranenorganisatie, waarvan hij de voorzitter werd. Hij speelde ook een belangrijke rol in de oprichting van het 1st Infantry Division museum, dat zich in Wheaton, Illinois bevindt. In 1966 overleed zijn vrouw, Florence Barret. Twee jaar later hertrouwde Huebner met Anna Imelda Mathews. Op 23 september 1972 kwam Clarence Heubner te overlijden in Washington D.C.. Hij ligt begraven op de Arlington National Cemetery.