De Kent-klasse werd in de late jaren 20 gebouwd om het tekort aan oorlogsschepen in de Stille Oceaan en Chinese Zee op te vangen. Omdat de marineleiding geen aandacht besteedde aan het gevaar uit de lucht, werd er maar weinig luchtafweer voorzien. Dit was ongunstig voor de schepen, want van de zeven schepen zijn er uiteindelijk twee tot zinken gebracht door Japanse vliegtuigen. In midden jaren 30 werd besloten om ze te voorzien van extra luchtafweer, maar dit bleek niet voldoende. Dat nam niet weg dat ze tijdens de Tweede Wereldoorlog alle zeven waardevolle schepen bleken te zijn. Hoewel ze toen dus al op gevorderde leeftijd waren, zouden zowel de Britten als de Australiërs dankbaar gebruik maken van deze schepen.
Technische gegevens:
Land: | Engeland |
Klasse: | Kent |
Model: | 8-inch kruiser |
Type: | zware kruiser |
Aantal in klasse: | 7 |
Bemanning: | 679 normaal; 710 als vlaggenschip |
Max snelheid: | 31,5 knopen |
Gewicht: | 9750 ton standaard; 13450 volledig geladen |
Bewapening: | acht 4-inch kanons opgesteld per twee; 4x 2 ponder luchtafweergeschut; 8 x .50 tweeloops machinegeweren; 16 torpedobuizen van 21” |
Aandrijving: | 2 Parsons Geared of 2 Brown Curtis turbines, allebei stoomturbines; 8 boilers, 2 schroeven |
Waterverplaatsing: | 16400 BRT |
De Kent-klasse is een subklasse van de County-klassekruisers. HMS Cumberland, HMS Kent, HMS Suffolk, HMS Berwick, HMS Cornwall, HMAS Australia en HMAS Canberra zijn de zeven schepen, waaruit deze subklasse bestaat.
De kiel van de HMS Cumberland werd gelegd op 18 oktober 1924. De bouw die in handen was van de Vickers Barrow-fabriek te Barrow, werd voltooid op 8 december 1927.
Toen de Cumberland was opgeleverd, werd zij meteen naar China gestuurd. Hier bleef zij tot 1935. In ditzelfde jaar onderging zij ook een modernisering. Zij was ingedeeld bij het 2nd Cruiser Squadron tot begin 1939. Toen de Admiral Graf Spee in de zuidelijke Atlantische Oceaan actief was, besloot de Britse marineleiding om de HMS Cumberland over te plaatsen naar de Zuid-Amerikaanse divisie. Hier had zij een klein aandeel in het tot zinken brengen van de Admiral Graf Spee. Toen de Admiral Graf Spee werd onderschept, kon ze niet meedoen aan de zeeslag, omdat ze een dringend onderhoud aan haar turbines nodig had. De HMS Cumberland was ook tot juli 1939 het vlaggenschip van admiraal Harwood. Zijn vlag werd overgeplaatst om tactische redenen naar de lichte kruiser HMS Ajax.
In juni 1940 begeleidde zij het eerste troepenkonvooi over de Atlantische Oceaan. Daarna deed zij mee aan operatie Menace. Deze operatie had tot doel om de Vichy-vloot in bedwang te houden. Ze deed ook mee aan het bombarderen van het Marokkaanse Casablanca, een belangrijke Vichy-haven. In de eerste week van de maand september 1940 werden hierbij diverse Franse schepen beschadigd.
Op 16 september 1940 bracht ze het munitieschip Poitiers tot zinken. Dit was een schip van Vichy-Frankrijk. Ze was ook betrokken bij een actie in Dakar in Frans-West-Afrika (nu Senegal). Hierbij werd de haven van Dakar zwaar beschadigd en verscheidende schepen gekelderd of beschadigd. In 1941 werd zij teruggezonden naar de Home Fleet.
Van november 1941 tot januari 1944 begeleidde zij konvooien naar Moermansk. Daarna werd ze naar de Stille Oceaan gezonden. Ze was betrokken bij de raid op Sabang en nam deel aan de herovering van Sumatra (Nederlands-Indie) en de Nicobareilanden die behoorden tot Brits-Indie.
In 1945 was de HMS Cumberland ook betrokken bij de overgave van Birma. Het schip werd hersteld in Nederlands-Indië en daarna sleet ze haar laatste jaren in de Britse thuiswateren. Het schip ging in november 1946 in reserve.
In 1951 deed het schip nog mee aan het testen van een nieuw luchtafweersysteem. Dit was de enige kruiser die meedeed aan deze testen. Toen HMS Cumberland uit dienst werd gehaald, zei de toenmalige marineleiding: "Eindelijk wordt dat oude kreng uit dienst uit dienst gehaald." In 1956 werd het schip gebruikt voor de film "The Battle of the River Plate".
Op 3 november 1959 werd het schip gesloopt door Cashmore in Newport.
De HMS Kent werd door Chatman Dockyard te Portsmouth gebouwd en op 15 november 1924 te water gelaten.
Toen zij in dienst werd gesteld, werd ze, evenals de HMS Cumberland, meteen naar China gezonden. Ze diende in het 5th Cruiser Squadron in Hong Kong. Ze bleef hier tot 1937, waarna ze terug naar Engeland werd gezonden om een modernisering te ondergaan. Dit duurde tot ongeveer begin 1938.
Na haar modernisering werd ze naar de Indische Oceaan gezonden. Als onderdeel van het 4th Cruiser Squadron was het haar taak te jagen op raiders, omgebouwde neutrale vrachtschepen die probeerden alleen varende vrachtschepen aan te vallen. Korte tijd later werd ze ingezet voor de begeleiding van troepenkonvooien.
In de zomer van 1940 werd ze naar de Middellandse Zee gezonden. Hier maakte ze deel uit van het 3rd Cruiser Squadron. Na het bombardement van Bardia in Noord-Afrika in augustus viel ze de haven van Benghazi aan, maar hier werd ze in de nacht van 17 op 18 september geraakt door een torpedo afkomstig van een Italiaans vliegtuig. Ze werd naar Alexandria gesleept, maar daar kon ze niet volledig gerepareerd worden. Daarom werd ze voor een groot herstel naar Engeland gezonden. Ze was in dok tot september 1941.
Vanaf dat moment diende de kruiser in de Home Fleet. Ze begeleidde konvooien mee naar Moermansk en voerde aanvallen uit op de kust van Noorwegen. Ook was ze betrokken bij verschillende aanvallen op de Tirpitz. In januari 1945 ging ze in reserve. Op 22 januari 1948 werd de HMS Kent uit dienst gehaald en gesloopt op 31 januari 1948.
Na haar tewaterlating op 30 juli 1924 werd de HMS Suffolk, die net als de Kent gebouwd werd door Chatman Dockyard, naar China gezonden. Met de dreiging van de Tweede Wereldoorlog werd ze im 1939 teruggeroepen naar Engeland, waar ze in oktober aankwam. Daar patrouilleerde ze samen met de andere zware kruiser, HMS Norfolk, in de zeestraat tussen IJsland en Groenland.
In april 1940 ondersteunde de HMS Suffolk de campagne bij Noorwegen. Op 17 april 1940 werd ze geraakt door een batterij bij Stavanger en werd ze terug naar Scapa Flow gesleept. Ze was in reparatie tot februari 1941. Toen ze was hersteld ging het schip samen met de Norfolk terug naar de zeestraat tussen IJsland en Groenland.
Toen in maart 1941 de Bismarck naar de Atlantische Oceaan trachtte uit te breken, schaduwde de HMS Suffolk samen met de Norfolk de Bismarck gedurende de gehele zeeslag. Ze vuurde zelfs een torpedo op de Bismarck, zonder succes. Vanaf 1942 begeleidde ze konvooien naar Moermansk en voer ze rond in de Noordelijke Atlantische Oceaan.
In april 1943 werd ze terug naar het Verre Oosten gezonden. Hier deed ze mee aan de verovering van verschillende eilanden in de Stille Zuidzee en in Nederlands-Indië. In mei 1946 ging het schip in reserve. Op 25 maart 1948 werd ze uit dienst gehaald. Ze werd gesloopt op 24 juni 1948.
De HMS Berwick werd gebouwd door de Fairfield Shipbuilding & Engineering Co te Bovan en op 15 september 1924 te water gelaten.
Na een korte tijd in China te zijn gestationeerd, werd ze overgeplaatst de Middellandse Zee. In 1937 werd ze uit dienst gehaald om gemoderniseerd te worden. Dit duurde tot 1938. Daarna werd ze naar Amerika gezonden om dienst te doen op het West-Indische station onder het 8th Cruiser Squadron tot 1939.
Vanaf september 1939 ging ze samen met de andere zware kruiser York op zoek naar raiders. Dit viel onder de eenheid Force “F”. Ze had geen contacten met raiders, maar ze kon wel de blokkadeschepen Wolfsburg en Uruguay tot zinken brengen in maart 1940.
In april 1940 deed de Berwick mee aan de campagne in Noorwegen, waarna ze nog heel even in de Home Fleet diende. Ze werd op 7 november 1940 naar Force “H” in Gibraltar gezonden om deel te nemen aan de aanval op de Italiaanse marinebasis Taranto. Ze begeleidde ook troepenkonvooien naar Griekenland. Op 24 november 1940 kreeg de Berwick het bevel om samen met nog verschillende andere schepen, waaronder het vliegdekschip HMS Formidable naar Freetown te varen waar ze het Duitse slagschip de Admiral Scheer tot zinken moest brengen. Enkele dagen later werd die beslissing herroepen en werd de kruiser naar de Noord-Atlantische Oceaan gezonden om konvooien te begeleiden.
Op 25 december 1940 begeleidde ze het konvooi WS.5a en raakte ze in gevecht met de Duitse zware kruiser Admiral Hipper. Hierbij liep ze behoorlijke schade op, waardoor de Berwick terug naar de Groot-Briitannië moest voor herstellingen. Die duurden tot juni 1941.
Na de herstellingen werd ze terug bij de Home Fleet geplaatst. In februari 1942 deed ze mee aan aanvallen op het Duitse slagschip Tirpitz. De rest van de oorlog begeleidde het schip konvooien naar Moermansk en nam niet meer deel aan noemenswaardige acties. Wel begeleidde ze in 1944 en 1945 weer vliegdekschepen in tijdens nieuwe geallieerde pogingen om de Tirpitz tot zinken te brengen.
Op 15 juni 1948 werd ze uit dienst gehaald en op 12 juli 1948 startte de sloop.
De HMS Cornwall werd gebouwd door Devonport Dockyard bij Plymouth. De kiel werd gelegd op 9 oktober 1924; op 11 maart 1926 werd het schip te water gelaten.
Nadat ze in dienst werd gesteld, werd ze naar China gestuurd. Zoals de andere schepen uit de Kent-klasse werd het schip in 1937 teruggeroepen naar Engeland voor modernisering. Ze keerde terug naar het 5th Cruiser Squadron in 1938. Vanuit de basis Ceylon voerde ze patrouilles uit op de Indische Oceaan tegen vijandelijke raiders. Ze was ook betrokken bij de jacht op de Admiral Graf Spee, toen deze zich in de Indische Oceaan bevond. Ze slaagde erin om de Admiral Graf Spee uit de Indische Oceaan te verjagen.
In het begin van 1940 werd de Cornwall naar Freetown (West-Afrika) gezonden. Hier deed ze onder andere mee aan het bombarderen van Dakar in augustus 1940. Na deze actie werd ze teruggezonden naar de Indische Oceaan om vijandelijke raiders te onderscheppen. Op 5 mei 1941 kon ze de raider Duitse Pinguin tot zinken brengen. Daarbij kwamen naast meer dan driehonderd Duitsers ook tweehonderd gevangenen om. De Cornwall slaagde er wel in een zestigtal bemanningsleden en tweeëntwintig gevangenen te redden.
Na deze actie werd de kruiser teruggezonden naar India, waar troepenkonvooien naar Ceylon begeleidde. Op 5 april 1942 werd de Cornwall gespot door een Japans verkenningvliegtuig, afkomstig van een vloot met o.m. de kruiser Tone. Meerdere Japanse bommenwerpers stegen op en bestookten de Cornwall. Als gevolg van negen voltreffers zonk de kruiser in korte tijd. Ook de HMS Dorsetshire werd tot zinken gebracht. De meeste bemanningsleden werden gered door de lichte kruiser Enterprise, de destroyer Paladin en HMS Panther.De HMAS Australia en de HMAS Canberra vormden een onderdeel van de Royal Australian Navy. Beide werden gebouwd door John Brown te Clydebank.
De HMAS Australia werd net als de HMAS Canberra gemaakt door de Britten voor Australiërs. Ze diende in de wateren rond Australië. Ze werd gemoderniseerd in 1938 en was net voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog weer gereed voor dienst. Tijdens haar modernisering kreeg ze de beschikking over extra luchtafweergeschut en de mogelijkheid om een vliegtuig te lanceren.
Nadat het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog deed ze anti-raiderspatrouilles in de Indische Oceaan en de zuidelijke Atlantische Oceaan. In het midden van 1940 deed ze mee aan het bombarderen van Dakar, een haven onder controle van Vichy-Frankrijk. De Australia beschadigde de Franse kruiser L’Audacieux zodanig dat die strandde. Ze raakte zelf ook beschadigd en moest ze voor herstel terug naar Australië. Ze was tot begin 1941 in het droogdok. Na de herstellingen deed ze weer anti-raiderspatrouilles en begeleidde ze konvooien in de Atlantische en Indische Oceaan.
In 1942 werd een kleine eenheid gevormd ter bescherming van de zuidelijke Grote Oceaan en ten oosten van Australië. HMAS Australia werd aangesteld als vlaggenschip. In mei 1942 deed ze mee aan de slag in de Koraalzee. Hier moest ze bescherming bieden tegen vijandelijke vliegtuigen. In augustus beschermde ze de landingsschepen die Guadalcanal gingen heroveren, waarna ze deelnam aan de zuivering van Nieuw-Guinea. De Australie bombardeerde de kusten voor aanvang van de landingen. Later deed ze hetzelfde bij de herovering van New-Britain.
Op 8 juni 1944 werd ze het vlaggenschip van een kleine eenheid die de wateren ten noorden van New-Guinea moest zuiveren van Japanse torpedobootjagers. Dit deed ze tot oktober 1944. Tijdens de slag om de Golf van Leyte werd de HMAS Australia getroffen door de allereerste kamikaze-aanval. Het Japanse vliegtuig droeg een bom van 200 kg, welke het schip had kunnen vernietigen. Gelukkig kwam de bom niet tot ontploffing. Toch kwamen minstens dertig bemanningsleden om en geraakte de Australia behoorlijk zwaar beschadigd. Op 25 oktober 1944, amper enkele dagen na de kamikaze-aanval, werd de kruiser opnieuw getroffen en was ze verplicht terug te keren naar de Nieuwe Hebriden voor herstellingswerken.
In januari 1945 deed ze mee aan de gevechten in de Golf van Lingayen. Tegen het einde van de oorlog had de Australia maar liefst zes kamikaze-aanvallen doorstaan, waarbij meer dan tachtig mensen om het leven kwamen.
Na de oorlog werd de kruiser grotendeels ontwapend en diende het nog als trainingsschip. In augustus 1954 ging ze in reserve en in januari 1955 werd ze gesloopt.
De bouw van de HMAS Canberra werd op 24 maart 1928 voltooid. Ze werd in september 1931 naar Australië gestuurd, waar ze reizen ondernam naar Nieuw Caledonië en Fiji. Ze was zelfs van 1936 tot 1938 het vlaggenschip van een Australisch kruisersquadron. Ze bezocht het Britse Chinastation in 1932 en opnieuw in 1937.
Bij het uitbreken van de oorlog in 1939 escorteerde de Canberra konvooien door de Tasmanzee. In juni 1940 werd ze ter ondersteuning van de Britse marine naar de Indische Oceaan gezonden. Hier escorteerde ze konvooien van Freemantle naar Colombo en Cape Town. In juli van dat jaar joeg ze op de Duitse raider Atlantis van Afrika naar India en daarna naar de Malediven. De Duitse raider kon echter ontsnappen. In november 1940 joeg ze achter de Duitse raider Pinguin, maar ook deze kreeg ze niet te pakken. In het begin van 1941 keerde ze terug naar de Indische Oceaan. Hier ging ze weer op zoek naar Japanse en Duitse raiders. Omdat dit ook vruchteloos was, nam ze in de Indische Oceaan deel aan de jacht op de Admiral Scheer. Midden juni werd ze voor patrouilles naar de oostelijke Indische Oceaan gezonden.
Tijdens de laatste week van juli 1941 keerde ze terug naar Australië. Na de Japanse aanval op Pearl Harbor begeleidde de Canberra konvooien van Australië naar Nieuw-Guinea. Op 7 februari 1942 werd ze naar Melbourne gestuurd en daarna naar Sydney. Op de nacht van 28 februari op 1 maart kon zij een Japanse duikboot tot zinken brengen. De Australische kruiser deed mee aan de slag in de Koraalzee, als onderdeel van de Amerikaanse eenheid "Task 44". In augustus 1942 ondersteunde zij de Amerikaanse landingen op Guadalcanal en op Tulagi. Onmiddellijk bij aanvang van de gevechten om het eiland Savo op 9 augustus 1942 werd de HMAS Canberra geraakt door twee torpedo’s en meer dan twintig salvo’s 203mm-geschut. Bijna tweehonderd bemanningsleden kwamen samen met hun kapitein, Frank E. Getting, om.