SS-Unterscharführer Franz Suchomel was van augustus 1942 tot oktober 1943 werkzaam in het vernietigingskamp Treblinka. Dit kamp was, net als Sobibor en Belzec, opgezet als onderdeel van Aktion Reinhard, het plan van de nazi’s om alle Joden in Polen te vermoorden. In Treblinka werden naar schatting 700.000 tot 800.000 Joden omgebracht. In 1965 werd Suchomel tot zes jaar gevangenisstraf veroordeeld, vanwege zijn betrokkenheid bij het vernietigingsprogramma van de nazi’s. In 1969 werd hij vervroegd vrijgelaten.
In 1978 werd Suchomel geïnterviewd door filmmaker Claude Lanzmann. Lanzmann reisde voor het samenstellen van de filmdocumentaire “Shoah”, uitgebracht in 1985, heel de wereld door en sprak met slachtoffers, omstanders en daders van de Holocaust. Suchomel gaf Lanzmann een zeer gedetailleerd verslag van het vernietigingsproces in Treblinka.
Suchomel werkte mee aan dit interview in de veronderstelling dat zijn naam niet genoemd zou worden. Ook weigerde hij om gefilmd te worden. Lanzmann had echter lak aan de eisen van Suchomel en in de film wordt zijn naam dan ook gewoon genoemd en is hij door middel van een verborgen camera toch in beeld gebracht. Tijdens het interview hing er in de huiskamer van Suchomel een plattegrond waarnaar de SS’er regelmatig verwees. In de hieronder weergegeven tekst zijn deze verwijzingen blijven staan. Net als in “Shoah” is het interview opgesplitst in twee delen. Een waarschuwing: het interview bevat gruwelijke details en kan als confronterend ervaren worden.
L: | Bent u klaar, kan het nu? |
S: | We kunnen beginnen. |
L: | We kunnen beginnen, ja. Hoe is het met uw hart, is alles in orde? |
S: | Ik heb nu geen pijn. Als ik pijn heb, zeg ik het. Dan moeten we stoppen. |
L: | Ja, natuurlijk. Maar hoe is uw algehele gezondheidstoestand? |
S: | Ik heb op het moment geen klagen. Het is goed weer, hoge luchtdruk. Dat is goed voor me. |
L: | U ziet er ook prima uit. We zullen met Treblinka beginnen. Ja, dat is het beste, denk ik. Het zou goed zijn als u ons een beschrijving van Treblinka kon geven. Hoe was Treblinka? Wanneer kwam u daar aan? Was dat niet in augustus? Op 20 of 24 augustus? |
S: | Op 18 augustus. Ik weet het niet precies meer. Omstreeks 20 augustus. Toen kwam ik met zeven anderen in Treblinka aan. |
L: | Uit Berlijn? |
S: | Ja, uit Berlijn. |
L: | Uit Lublin? |
S: | Van Berlijn naar Warschau, van Warschau naar Lublin, van Lublin terug naar Warschau en van Warschau naar Treblinka. |
L: | En hoe was het die tijd in Treblinka? |
S: | In die tijd draaide Treblinka op volle toeren. |
L: | Op volle toeren? |
S: | Ja, het draaide op volle toeren. Er kwamen veel Joden aan. Op dat moment werd het getto van Warschau ontruimd. Er kwamen toen in Treblinka in twee dagen ongeveer drie treinen met Joden aan. Daar zaten steeds drie-, vier- of vijfduizend mensen in. Ze kwamen allemaal uit Warschau. Daar tussendoor kwamen er ook nog treinen aan uit Kielce en uit andere plaatsen. Er kwamen ook drie treinen met Joden die door het offensief bij Stalingrad, dat toen aan de gang was, op een station hebben staan wachten. Er was ook nog een aantal Franse wagons. Die waren van plaatstaal. Het aantal Joden dat in Treblinka aankwam, liep in de vijfduizend. Daarvan waren er 3.000 dood. |
L: | In de wagon? |
S: | Ze zaten dood in de wagons. Ze hadden hun aderen doorgesneden of waren zó gestorven. Wat er uit die wagons uitgeladen werd, was half dood of half krankzinnig. Van de mensen in de treinen uit Kielce en ook uit andere plaatsen, was ook minstens de helft dood. Die doden werden opgestapeld hier en hier. Het waren de lijken van duizenden mensen die daar hoog lagen opgestapeld. |
L: | Op het laadperron? |
S: | Ja, op het laadperron. Ze waren opgestapeld als hout. En verder waren er Joden die al twee dagen wachtten in het kamp omdat de kleine gaskamers de mensenmassa niet aankonden. Die gaskamers werkten toen dag en nacht. |
L: | Maar kunt u ons alstublieft een precies beeld geven van uw eerste indruk van Treblinka? Die eerste indruk is heel belangrijk. |
S: | Die eerste indruk van Treblinka was voor mij en voor een deel van mijn kameraden in één woord: catastrofaal, want er was ons niet verteld waar het precies om ging. Ze hadden ons niet gezegd dat daar mensen gedood werden. |
L: | Wist u dat helemaal niet? |
S: | Nee. |
L: | Dat is toch ongelooflijk? |
S: | Dat kan wel, maar het is zo. Ik wilde er ook niet heen. Dat is tijdens mijn proces bewezen. Ze zeiden tegen me: “Herr Suchomel, het zijn grote werkplaatsen voor kleermakers en schoenmakers waar u toezicht op moet gaan houden.” |
L: | Maar u wist wel dat het een kamp was? |
S: | Ja, ze zeiden: “De Führer heeft bevel tot Umsiedlung gegeven. Het is een bevel van de Führer.” Begrijpt u? |
L: | ‘Hervestiging’. |
S: | Hervestiging. Er is nooit gezegd ‘doden’. |
L: | Ja, dat begrijp ik. Herr Suchomel, we hebben het nu niet over u, alleen over Treblinka, want u bent een belangrijk ooggetuige. U kunt vertellen hoe het was in Treblinka. |
S: | Maar noemt u mijn naam niet. |
L: | Nee, dat heb ik u beloofd. |
S: | En daar… |
L: | Goed, u kwam dus aan in Treblinka. |
S: | Ja, en toen heeft een adjudant, Stadie, ons het kamp laten zien. Hij nam ons mee het hele kamp door, liet ons alles zien en juist op het moment dat we er voorbij kwamen, gingen de deuren van de gaskamer open en de mensen vielen naar buiten als aardappels. We schrokken natuurlijk vreselijk. Het was ontzettend! We liepen weg en gingen op onze koffers zitten en we hebben gehuild als oude vrouwen. Elke dag werden er honderd Joden uitgezocht om de lijken naar de grafkuilen te slepen. Die Joden werden ’s avonds door de Oekraïners de gaskamers ingejaagd of doodgeschoten. Elke dag. Dat was tijdens de warmste dagen van augustus. Het aardoppervlak werkte zelfs, dat kwam door de gassen. |
L: | Uit de lijken? |
S: | Ja. U moet u voorstellen dat die grafkuilen zes of zeven meter diep waren. Ze lagen stampvol lijken, allemaal naast elkaar. En daarover heen een dun laagje aarde. En de hitte. Het was daar een hel! |
L: | Heeft u het gezien? |
S: | Ja, dat heb ik. Eén keer, de eerste dag. We hebben gekotst en gehuild. |
L: | Gehuild? |
S: | Ja, ook gehuild. De stank was niet te harden, want er ontsnapte voortdurend gas. Kilometers verder rook je de stank nog. |
L: | Was die stank overal, niet alleen in Treblinka? |
S: | Je rook die stank overal, die werd door de wind meegevoerd. Begrijpt u? Er kwamen steeds meer mensen aan, zoveel dat ze niet gedood konden worden. De heren wilden het getto van Warschau zo snel mogelijk ontruimen. De gaskamers hadden te weinig capaciteit. Ik bedoel de kleine gaskamer. In de doorgangskampen moesten de Joden hun beurt afwachten. Dat duurde soms twee dagen, of drie. Ze hadden een vermoeden van wat ze te wachten stond. Ze hadden er voorgevoel van. Misschien twijfelden ze, maar velen moeten het geweten hebben. Zo waren er bijvoorbeeld Joodse vrouwen die ’s nachts de aderen opensneden van hun dochters en zichzelf. Anderen namen vergif in, omdat ze het dreunen van de motoren van de gaskamer hoorden. De motor van een tank voorzag de gaskamer van gas. In Treblinka werden alleen uitlaatgassen gebruikt. In Auschwitz gebruikte men ‘Zyklon’. Toen mensen twee tot drie dagen moesten wachten, belde Eberl. Eberl was de commandant van het kamp. Die belde naar Lublin om alarm te slaan. Hij zei: “Zo gaat het niet meer; ik kan het niet meer aan! Die transporten moeten stopgezet worden.” En op een nacht kwam Wirth. Hij inspecteerde alles en vertrok meteen weer. Hij kwam terug met mensen uit Belzec. Dat waren dus specialisten in hun vak. En Wirth bereikte dat de transporten tijdelijk stopgezet werden en de lijken die overal lagen, werden opgeruimd. Dat was in de periode van de oude gaskamers. En omdat zoveel mensen bezweken, en er zoveel doden waren die niet opgeruimd konden worden, bleven de lijken dagenlang liggen. Er lagen stapels lijken voor de gaskamers. Onder die lijken lag een laag vuil, wel tien centimeter dik: bloed, wormen en uitwerpselen. |
L: | Waar was dat? |
S: | Vóór de gaskamers. En niemand wilde die lijken en dat vuil opruimen. De Joden lieten zich liever doodschieten dan dat ze dat deden. Die wilden daar niet werken. |
L: | Lieten ze zich liever doodschieten? |
S: | Precies. Het was vreselijk: hun eigen mensen begraven, alles en alles zien. De lijken begonnen al tot ontbinding over te gaan. Daarom ging Wirth er zelf op af met een paar Duitsers. Hij liet lange riemen snijden en deed die om de borst van de lijken, om ze zo weg te slepen. |
L: | Wie deden dat? |
S: | De Duitsers. |
L: | Wirth? |
S: | Ja, Duitsers en Joden. |
L: | Duitsers én Joden? |
S: | Ja, beiden. |
L: | Joden dus ook? |
S: | Ja, Joden ook. |
L: | En wat hebben de Duitsers gedaan? |
S: | Die dwongen de Joden te werken. |
L: | Sloegen ze de Joden? |
S: | En zelf hielpen ze ook mee om de lijken weg te slepen. |
L: | Welke Duitsers hebben dat gedaan? |
S: | De mannen van de bewakingsdienst die in kamp II gestationeerd waren. |
L: | Deden de Duitsers dat zelf? |
S: | Ze moesten wel meehelpen. |
L: | Ze gaven bevel. |
S: | Ze gaven bevel, maar ze kregen zelf ook bevelen. |
L: | Maar de Joden deden toch het werk, denk ik? |
S: | In de gegeven omstandigheden moesten de Duitsers wel meehelpen. |
L: | Wat was de capaciteit van de nieuwe gaskamers? Er waren er twee, hè? |
S: | Ja, de oude gaskamers werden stilgelegd, maar niet afgebroken. Als er veel transporten kwamen met veel mensen dan werden ook de oude gaskamers nog gebruikt. De Joden zeggen dat er hier vijf aan elke kant stonden, ik dacht vier, maar ik weet het niet zeker. Maar alleen die aan deze kant werden maar gebruikt. Alleen deze kant was in bedrijf. |
L: | Waarom de andere kant niet? |
S: | Omdat het transport van de lijken daar te ingewikkeld was. |
L: | Te ver? |
S: | Ja, want Wirth liet daar het ‘dodenkamp’ bouwen en stelde daar de Arbeitsjuden aan. Er was een vast Jodencommando van ongeveer 200 mensen. |
L: | In het dodenkamp? |
S: | Ja, dat commando werkte in het dodenkamp. |
L: | Maar wat was de capaciteit van de nieuwe gaskamers? |
S: | In die nieuwe gaskamers waren we in twee uur klaar met drieduizend mensen. |
L: | Maar hoeveel mensen konden er tegelijk in die gaskamers? |
S: | Dat kan ik u als Duitser niet precies zeggen. Joden schatten 200. |
L: | 200 Joden tegelijk? |
S: | Ja, 200. Stelt u zich voor: in een ruimte zo groot als die kamer. |
L: | In Auschwitz was het meer. |
S: | Ja, Auschwitz was een fabriek. |
L: | En wat was Treblinka? |
S: | Ik zal u mijn definitie geven. Onthou dat goed. Treblinka was een weliswaar primitieve, maar zeer goed lopende lopende band van de dood. |
L: | Een lopende band? |
S: | Van de dood. Begrijpt u dat? |
L: | Maar, primitief? |
S: | Ja, een weliswaar primitieve, maar een goed functionerende lopende band van de dood. |
L: | Was Belzec primitiever? |
S: | Belzec was het laboratorium. In Belzec was Wirth commandant. En Wirth heeft in Belzec alle experimenten gedaan. In het begin had hij slechte ervaringen. De grafkuilen liepen onder en de hoop vuil van de lijken liep tot voor de eetzaal van de SS. Voor de barak van de SS’ers. |
L: | Heeft u Belzec gezien? |
S: | Nee. Wirth had daar zijn eigen mensen. Met Franz, Oberhauser en Hackenhold heeft hij al zijn experimenten uitgevoerd. Ze moesten drie lijken in de grafkuil leggen, zodat Wirth kon zien hoeveel ruimte hij nodig had. En toen Franz dat niet wilde, sloeg Wirth hem met zijn zweep. En Hackenhold ook. |
L: | Was dat Kurt Franz? |
S: | Ja. Zo was Wirth. En na die experimenten is hij naar Treblinka gekomen. |
S: | [Zingend] En met de blik recht vooruit, steeds moedig en vrolijk de wereld inkijkend, marcheren de commando’s naar hun werk. Vandaag bestaat voor ons alleen Treblinka, de plaats van onze bestemming, daarom hebben wij ons in een oogwenk helemaal ingesteld op Treblinka. Alleen het bevel van de commandanten geldt voor ons, wij kennen slechts gehoorzaamheid en plicht. En meer en meer willen wij presteren, Tot op een dag een klein geluk ons deel wordt, hoera! |
L: | Nog een keer, maar dan harder. |
S: | Ja, wij lachen terwijl het toch allemaal zo treurig is. |
L: | Niemand lacht. |
S: | Neem me niet kwalijk. U wilt geschiedenis en wat ik u vertel is geschiedenis. Franz heeft de woorden geschreven. De melodie komt uit Buchenwald. In dat concentratiekamp is Franz bewaker geweest. Als er ’s morgens nieuwe Joden aankwamen… |
L: | Arbeidsjoden? |
S: | Ja. Dan moesten ze de tekst leren en ’s avonds moesten ze meteen al meezingen. |
L: | Nu nog een keer. |
S: | Ik zal het voor u zingen. |
L: | Maar harder, dat is erg belangrijk. |
S: | [Zingend] Met ferme pas en de blik recht vooruit… [Suchomel zingt het volledige lied, zoals het hierboven al weergegeven is.] Bent u zo tevreden? Dit is een ‘origineel’. Dat kent vandaag geen Jood meer. |
L: | Hoe was het mogelijk dat in Treblinka in de meest drukke tijd op één dag 18.000 mensen ‘verwerkt’ konden worden? |
S: | 18.000 Is overdreven. |
L: | Ik heb dat cijfer in de verslagen gelezen. 18.000 Mensen om te ‘verwerken’, dat wil zeggen 18.000 mensen om te vernietigen. |
S: | Gelooft u me, dat cijfer is echt overdreven. |
L: | Hoeveel dan? |
S: | Twaalf- tot vijftienduizend. Maar alleen als er de halve nacht werd overgewerkt. In januari kwamen de transporten al om 6 uur ’s morgens. |
L: | Altijd om 6 uur ’s ochtends? |
S: | Niet altijd, vaak. De transporten kwamen niet op een vaste tijd. Soms kwam er om 6 uur ’s morgens één, en ’s middags nog één. Of er kwam er ’s avonds laat nog één. |
L: | Goed, er komt dus een transport aan. Kunt u me precies beschrijven hoe het hele proces verder verliep? In de drukste tijd. |
S: | De transporten kwamen van het station Malkinia naar het station Treblinka. |
L: | Hoeveel kilometer is het van Malkinia naar Treblinka? |
S: | Misschien tien kilometer. Treblinka was een dorp. Een klein dorp. Het station werd belangrijk door de Jodentransporten. Een transport bestond altijd uit 30 tot 50 wagons. Daar werden altijd tien tot twaalf of vijftien wagons afgekoppeld en naar het kamp van Treblinka gereden. Die stopten langs het laadperron. De rest van de wagons bleven met de mensen erin staan op het station van Treblinka. Er zat prikkeldraad voor de raampjes, zodat niemand eruit kon. Op de daken stonden bloedhonden; de Oekraïners of de Letten. De Letten waren het wreedst. Op het laadperron stonden voor elke wagon twee Joden van het blauwe commando klaar om alles snel te laten verlopen. Die Joden riepen: “Eruit! Uitstappen, snel, opschieten!” Daar stonden de Oekraïners en daar de Duitsers. |
L: | Hoeveel Duitsers? |
S: | Drie tot vijf. |
L: | Niet meer? |
S: | Nee, absoluut niet meer. |
L: | En hoeveel Oekraïners? |
S: | Tien. |
L: | Tien Oekraïners en vijf Duitsers. Dat wil zeggen twintig man van het blauwe commando. |
S: | De mensen van het blauwe commando stonden hier en loodsten de mensen het kamp binnen. Daar stond het rode commando. Hier stond het rode commando. |
L: | Wat was de taak van het rode commando? |
S: | Het was de taak van de Joden van het rode commando om de kleren van de mannen en de vrouwen te verzamelen en direct hier naar boven te brengen. |
L: | Hoeveel tijd lag er tussen het laadperron en de hele operatie van het uitkleden? Hoeveel minuten? |
S: | Bij de vrouwen in totaal ongeveer een uur. Eén à anderhalf uur. De hele trein in twee uur. In twee uur was alles achter de rug. |
L: | Twee uur tussen de aankomst en het sterven? Was het in twee uur voorbij? |
S: | In twee, twee-en-een-half à drie uur. |
L: | Een hele trein? |
S: | Ja. |
L: | En hoelang duurde het voor een deel van de trein, voor tien wagons? |
S: | Dat is niet te zeggen, want de wagons kwamen achter elkaar binnen en de mensen ook. Er kwamen steeds nieuwe mensen binnen, begrijpt u? De mannen zaten meestal hier of daar, die werden meteen de gaskamers ingejaagd via de Schlauch. De vrouwen waren het laatste aan de beurt. Die kwamen het laatst. Die moesten ook naar boven en dan wachten. Altijd in veelvouden van vijf. Die moesten wachten tot er weer plaats was. |
L: | Naakt? |
S: | Ja, naakt. In de zomer en winter. |
L: | ’s Winters is het koud in Treblinka. |
S: | Het is er ’s winters koud. In december, na Kerstmis. Maar vóór Kerstmis was het er ook al bitter koud. Het vroor tussen de tien en twintig graden. In het begin konden wij het ook niet harden van de kou. We hadden geen fatsoenlijke uniformen. Het was voor ons ook koud. |
L: | Maar het was toch kouder… |
S: | Voor die arme mensen. |
L: | In die Schlauch. |
S: | Daar was het steenkoud. |
L: | Heel koud. Kunt u mij een beschrijving geven van die Schlauch, van die ‘slang’? Hoeveel meter was hij? Hoe stonden die mensen daar? |
S: | De slang was ongeveer vier meter breed. Zo groot als deze kamer. Hij werd omgeven door zulke hoge wanden, of liever zó hoog. |
L: | Muren? |
S: | Nee, wanden van prikkeldraad. En door dat prikkeldraad heen waren takken gevlochten, takken van bomen, vooral dennetakken. Begrijpt u? Dat was zogenaamde ‘camouflage’. Er was een camouflagecommando van twintig Joden dat sleepte elke dag nieuwe takken aan. |
L: | Uit de bossen? |
S: | Ja, uit de bossen. Van boven was het ook helemaal dicht. De Joden zagen niets. Links noch rechts van de slang. Helemaal niets. Je keek er niet doorheen. |
L: | Dat was onmogelijk? |
S: | Volkomen. Ook hier, en hier, en hier. Je keek er niet doorheen. En hier. Je keek niet door die omheining heen. |
L: | Treblinka waar zoveel mensen uitgeroeid zijn, was niet groot, hè? |
S: | Nee, het was niet groot. Niet meer dan 500 meter op het breedste punt. Het was geen rechthoek, maar meer een ruit. U moet zich voorstellen dat alles vlak was. Maar daar op die plek begon de bodem te stijgen. Op het topje van de heuvel stond de gaskamer. Je moest er naartoe klimmen. |
L: | De Schlauch heette de ‘Hemelweg’, hè? |
S: | De Joden noemden hem de ‘Hemelvaart’ of ook wel de ‘Laatste Weg’. Ik heb alleen deze twee namen gehoord. |
L: | Ik wil het me precies voorstellen. De mensen gaan de slang binnen. Wat gebeurd er dan? Zijn ze naakt? |
S: | Spiernaakt. Hier stonden Oekraïnse bewakers. Ze stonden er voornamelijk voor de mannen. Als de mannen tegenstribbelden werden ze geslagen. |
L: | Met de zweep? |
S: | Ze werden met zwepen geslagen. Hier ook. En hier ook al. De mannen werden de gaskamers in gedreven. |
L: | De vrouwen niet? |
S: | Die werden niet geslagen. |
L: | Vanwaar die menselijkheid? |
S: | Ik heb het niet gezien dat ze geslagen werden. Misschien zijn ze geslagen, maar ik heb het niet gezien. |
L: | Waarom niet? Want ze moesten tóch dood. Waarom niet? |
S: | Bij de gaskamers werden ze zeker geslagen. |
S: | Toen ze daar zo stonden, werden ze overvallen door doodsangst. En een mens in doodsangst verliest de controle over zijn lichaam. Hij laat alles lopen, van voren en achteren. En zo gebeurde dat op de plek waar de vrouwen stonden wel vijf of zes rijen waren van uitwerpselen. |
L: | Staande? |
S: | Ze konden bukken, of deden het staande. Ik heb het ze niet zien doen, maar ik zag de uitwerpselen. |
L: | Ook van mannen? |
S: | Nee, alleen van vrouwen. De mannen werden direct de gaskamer in gedreven, maar de vrouwen moesten wachten tot er een gaskamer vrij was. |
L: | En de mannen? |
S: | Die moesten meteen naar binnen. |
L: | Ja. |
S: | Heeft u dat begrepen? |
L: | Gingen de mannen eerst? |
S: | Ja, de mannen gingen altijd eerst. |
L: | Die hoefden niet te vluchten? |
S: | Die kregen de tijd niet om te wachten. |
L: | En de doodsangst… |
S: | Ja, en wie overvallen wordt door doodsangst laat alles lopen. Dat gebeurt altijd als een mens in doodsnood is. Het kan ook in bed gebeuren. Mijn moeder knielde voor haar bed en ineens lag daar een grote hoop. Dat is medisch vastgelegd. Goed, u wilt alles weten. De mensen werden bij het uitlaten en ook bij het inladen in Warschau of elders behoorlijk afgeranseld. Veel harder dan in Treblinka dat kan ik u wel garanderen. Dan kwam het transport, waarbij ze moesten staan. Er was geen hygiëne, niets, alleen een beetje water. En angst. Dan gingen de deuren open en begon het opnieuw. “Bremze, bremze!”, hoorde je. Ofwel “Shipse, shipse!”. Ik kan het niet goed uitspreken vanwege mijn kunstgebit. Het was ‘bremze’ of ‘shipse’. |
L: | Wat is ‘bremze’? |
S: | Dat is Oekraïns en het betekent ‘snel’. Ze werden voortgedreven. Küttner had een zweep zo lang als hijzelf, en die spaarde hij niet. Vrouwen links, mannen rechts. Ze werden steeds voortgejaagd. |
L: | Werd ze geen tijd gelaten? |
S: | Nee. Naar binnen, uitkleden en “shipse, shipse!” |
L: | In looppas! |
S: | Ja, alles steeds in looppas. |
L: | Rennen en schreeuwen. |
S: | En zo werden mensen dan afgemaakt. |
L: | Was dat de techniek? |
S: | Dat was de techniek. U moet niet vergeten dat het allemaal snel moest gebeuren. En het blauwe commando had de opdracht de ouden van dagen en de zieken naar het ‘hospitaal’ te brengen, want bij de gaskamers zouden ze de boel maar hebben vertraagd. Met die bejaarden zou het hele proces te lang geduurd hebben. Wie naar het ‘hospitaal’ moest, dat werd beslist door de Duitsers. De Joden van het blauwe commando moesten alleen maar orders uitvoeren. Ze brachten de mensen naar het ‘hospitaal’ of droegen ze erheen op een brancard. Vrouwen, bejaarden, zieke kinderen of zieke moeders met kinderen. Als er een oude oma was, werden de kinderen aan háár meegegeven. Niemand wist toch wat dat ‘hospitaal’ inhield. Je zag een witte vlag met een rood kruis. Er liep een gang heen. Als je daar doorheen liep, zag je aan weerszijden niets. En dan zagen ze ineens de doden in de grafkuil. En dan moesten ze zich uitkleden en op de aarden wal gaan zitten. En dan werden ze met een nekschot gedood en vielen in de kuil. Er brandde altijd een vuur in die kuil, een vuur van vuilnis, papier en benzine. En mensen branden heel goed. |
S: | In die tijd, dus in januari, februari, maart, kwamen er bijna geen transporten. |
L: | Zeker triest, Treblinka zonder transporten? |
S: | De Joden zullen er niet om hebben getreurd. Die werden triest omdat ze wisten… Dat moet ik nog apart vertellen. Dat is een kwestie op zich. |
L: | Een kwestie op zich. |
S: | Dat is een kwestie op zich. De Joden… Eerst dachten ze, de Arbeitsjuden, dat ze in leven zouden blijven. Maar toen begon men in januari ze weinig te eten te geven, want Herr Wirth had gezegd: “Er zijn teveel Arbeitsjuden.” Er waren er vijf- of zeshonderd in Kamp I. |
L: | Dat was Kamp I? |
S: | Toen heeft men, om geen last te krijgen, ze niet doodgeschoten of vergast, maar ze kregen geen eten meer. En toen braken er ziekten uit. Tyfus. Een soort tyfus. En van toen af aan geloofden de Joden niets meer, want we lieten ze verrekken. Ze stierven als vliegen. Toen was het afgelopen. Toen geloofden ze niets meer. Wij zeiden alleen maar… We moesten elke dag zeggen: “Jullie blijven leven.” We geloofden het bijna zelf, want als je steeds maar liegt, ga je het bijna zelf geloven. Maar dan zeiden ze tegen me: “Nee chef, we zijn alleen nog maar lijken met verlof.” |