De Churchill tank, formeel Infantry Tank Mk IV of ook wel A22, was één van de standaard Britse infanterie tanks tijdens de Tweede Wereldoorlog. Aanvankelijk ontworpen voor een te verwachten loopgravenoorlog, was de Churchill tank in staat om zich over zwaar begaanbaar terrein te begeven. Doordat het voertuig gehaast in productie werd genomen hadden de eerste uitvoeringen nogal wat tekortkomingen. Pas variant VII, tegen het eind van de oorlog in dienst gekomen, voldeed aan de verwachtingen. De tank werd volop gebruikt door Commonwealth legers in Noord-Afrika, Italië en Noordwest Europa. 344 tanks werden geleverd aan de Sovjet-Unie. De tank werd tevens gebruikt als basis voor diverse speciale uitvoeringen.
Splinternieuw en bijna niet uitgetest werden de eerste Churchill's al in augustus 1942 ingezet bij een welhaast onmogelijke actie. Maar liefst vijftig van deze, toen nog voor de Duitsers, onbekende tank vormden de ondersteuning voor een commando-aanval bij Dieppe. Ondersteund door de Churchill's vielen 5000 militairen, voornamelijk Canadezen, aan op het strand. Alle tanks werden vernield of vielen in Duitse handen, meer dan de helft van de Canadezen werd gedood, gewond of gevangen genomen. Hoewel Duitsland dus al vroeg volledige kennis had van het nieuwste Britse wapen, bleef de Churchill tank tot aan het einde van de oorlog het belangrijkste zware wapen van de Britse troepen.[1]
In het Britse leger kende men twee soorten tanks, Infantry Tanks en Cruiser Tanks. De Infantry Tanks waren bedoeld om als zware tank de nodige vuursteun te leveren bij de eerste doorbraak aan een front. De veelal lichtere Cruiser Tanks moesten dan de directe ondersteuning geven bij de aanval zelf. Tot september 1939 was de Matilda II de voornaamste Infantry Tank. Hoewel ook deze tank nog tot het eind van de Tweede Wereldoorlog zou worden ingezet, vond het Britse ministerie van Defensie dit wapen onvoldoende en stelde men een nieuwe specificatie op (A20) voor een zwaar bepantserde tank voor ondersteuning op het slagveld.[2]
De tank moest eenvoudig en snel via het spoor kunnen worden vervoerd en moest in staat zijn om inslagen te kunnen incasseren van de op dat moment standaard 37 mm antitankwapens van het Duitse leger. Toen in de zomer van 1940 het prototype klaar was, bleek dat de ontwikkelingen aan het front in Frankrijk de opgestelde specificaties alweer hadden verouderd. Aangezien het tekort aan tanks zo groot was werd een met bouw van gepantserde wagens totaal onbekende Vauxhall-fabriek belast met het nieuwe ontwerp, volgens de specificatie A22. Deze fabriek werd voornamelijk gekozen omdat ze al bij het A20 project was betrokken. Het tekort was zo nijpend dat maar liefst 500 tanks werden besteld terwijl het inkt van de tekeningen nog nat was. Een groot voordeel van het onderbrengen van de productie bij een autofabriek was de ervaring die men aldaar had met massaproductie. Deze ervaring werd dan ook ten volle ingezet bij de productie van de Churchill.[3]
December 1940 waren de eerste prototypen klaar. Aan het einde van dat jaar werd het prototype getest en in juni 1941 was de productie volop in gang. De A22 kreeg toen de officiële benaming Infantry Tank Mk IV mee en al snel werd de bijnaam Churchill gemeengoed. Op 30 juni 1941 gingen de eerste tanks naar het leger.
Het basisontwerp bleef standaard voor de gehele productielijn van de Churchill. Het meest kenmerkend voor de Churchill werd de naar voor en achter doorlopende lijn van de rupsbanden. De romp hing in feite tussen de twee rupsbanden in. De bepantsering die werd gekozen was werkelijk formidabel. Het werd hiermee tot aan het einde van de Tweede Wereldoorlog één van de zwaarst bepantserde tanktypes van de geallieerden. Hoewel het in vergelijking met de meeste Duitse tanks een langzaam voertuig was, kon het veel schade verdragen. Door het grote aantal wielen ter ondersteuning en aandrijving van de rupsbanden, was het ideaal voor gebruik op moeilijk begaanbare gebieden. Door het stevige ontwerp zou de tank de ideale basis gaan vormen voor vele speciale versies die voor de landingen in Normandië zouden worden geproduceerd.
Bij de bevrijding in Noordwest Europa was de Churchill de voornaamste tank bij de Britse en Canadese troepen. Het wapen was uitermate geschikt voor de omstandigheden die men hier aantrof. Bij de strijd in de ondergelopen Nederlandse polders en het vochtige Reichswald bleef de Churchill ongestoord functioneren, waar andere tanks het al hadden moeten opgeven.
De Churchill was technisch eigenlijk al voor het einde van de Tweede Wereldoorlog afgeschreven. De kwaliteiten waren echter zodanig dat zelfs tijdens de Korea-oorlog in 1951 nog Churchill Crocodiles zijn gebruikt. De laatste Britse Churchill ging pas in 1965 buiten dienst.
Churchill I |
40 mm Ordnance QF en Besa
machinegeweer in koepel 76,2 mm Ordnance QF in de romp |
303 |
Churchill II |
40 mm Ordnance QF en Besa
machinegeweer in koepel Besa machinegeweer in de romp |
1.127 |
Churchill II CS |
76,2 mm Ordnance QF in de koepel 40 mm Ordnance QF in de romp |
testexemplaren |
Churchill III |
57 mm Ordnance QF in de koepel sommigen later opgewaardeerd met QF 75 mm |
675 |
Churchill IV |
gewijzigde koepel ontwerp 57 mm Ordnance QF in de koepel of US 75 mm geschut in koepel of 75 mm Ordnance QF in koepel |
1.622 |
Churchill V |
95 mm Ordnance QF in de koepel |
241 |
Churchill VI |
75 mm Mark V in de koepel |
200 |
Churchill VII (A22F) |
75 mm Mark V in de koepel verbeterde bepantsering |
1.400 |
Churchill VIII |
gewijzigde koepel ontwerp 95 mm Ordnance QF in de koepel |
200 |
Churchill IX |
Churchill III/IV met verbeterde
bepantsering en herontworpen koepel |
? |
Churchill X |
Churchill VI met verbeterde
bepantsering en herontworpen koepel |
? |
Churchill XI |
Churchill V CS met verbeterde
bepantsering en herontworpen koepel |
geen productie |
Churchill NA75 |
Churchill IV met US 75 mm in
koepel |
200 |
Churchill Oke |
Churchill II of III met
vlammenwerper |
? |
Churchill AVRE (Assault Vehicle
Royal Engineers) |
Verbouwde Churchill tanks voor
speciale doeleinden |
180 |
Churchill ARV (Armoured Recovery
Vehicle) |
Verbouwde Churchill voor berging
pantservoertuigen |
? |
Churchill ARK (Armoured Ramp
Carrier) |
Verbouwde Churchill met
brugdelen op de tank bevestigd |
? |
Churchill bridgelayers |
Bruggenlegger varianten van de
churchill |
? |
Churchill Crocodile |
Vlammenwerper Churchill |
800 |
Gun Carrier, 3-inch, Mk I,
Churchill (A22D) |
Churchill met QF 76,2 mm 20 cwt
luchtafweerkanon |
? |
Churchill Flail FV3902 / Toad |
Mijnenruim Churchill uit jaren
1950 |
? |
Churchill Goat |
Explosievenlegger |
? |
Churchill Great Eastern Ramp |
experiment met lange brug |
? |
Churchill Kangaroo |
gepantserd transportvoertuig
voor personeel |
? |
De standaardbewapening voor de koepel werd de 2-ponder (40 mm). Dit wapen was het enige dat de eisen van het ministerie enigszins benaderde. Het was een uitstekend antitankwapen, maar de granaten waren onvoldoende krachtig. Parallel aan dit kanon was in de koepel een 7,92 mm Besa mitrailleur aangebracht. Ter aanvulling en ondersteuning werd in de romp een 7,62 cm Houwitser aangebracht. Een aantal van de Mk I's werd ingezet bij de Dieppe raid.
Vooral de beperkte reikwijdte van de alleen naar boven en beneden bewegende mitrailleur in de koepel en de houwitser in de romp werden als een beperking ervaren. Hoewel de tank een extra 7,7mm Bren meevoerde, kon deze alleen gemonteerd worden op de koepel, wat het gebruik onder vuur natuurlijk beperkte. De Mk I werd tot in 1941 geproduceerd.
Er werden ooit 24 exemplaren omgebouwd om te dienen als onderstel voor een 76.2 mm geschut. Dit gemechaniseerde geschut werd echter nooit ingezet.
Naam: | Churchill Mk I |
Bouwer: |
Vauxhall (e.a.) |
Type: |
Zware infanterie tank |
Lengte: |
7,44 meter |
Breedte: |
3,25 meter |
Hoogte: |
2,49 meter |
Gewicht: |
39.116 kg |
Motor: |
Bedford Twin six 12 cylinder 325 pk |
Snelheid: |
28 km/u |
Bereik: |
203 km |
Bewapening: |
Koepel: 40 mm ROQF(2 ponder) 7,92 mm Besa mitrailleur 50 mm rookbommenwerper extra losse 7,7 mm Bren machinegeweer Romp: 76,2 mm Mk I Houwitser |
Bepantsering: |
Koepel voor: 101 mm Koepel zijkant: 89 mm Koepel bovenzijde: 29 mm Romp voorzijde: 89 mm Romp zijkant: 76 mm Romp achterkant:50 mm Romp bodem: 19 mm |
Bemanning: |
5 |
Aantal: |
303 |
De Mk II werd gelijktijdig geproduceerd met de Mk I. Om het gemis aan ondersteunende vuurkracht te ondervangen, werd de 7,62 cm Houwitser vervangen door een vrijer beweegbare 7,92 mm Besa mitrailleur in de romp. Ook van dit type werden er een aantal gebruikt in Dieppe.
Bij wijze van proef werd een aantal Mk II's gebouwd, waarbij de zware wapens van de Mk I waren omgedraaid, dus de 7,62 cm Houwitser in de koepel en de 40 mm in de romp. Het zeer beperkte aantal dat hiervan werd gebouwd geeft aan dat het geen succes was. Deze exemplaren hadden de aanduiding Mk II CS voor Close Support.
Er werden 1127 exemplaren van de MK II gebouwd.
Toen eindelijk in maart 1942 het nieuwe 57 mm kanon beschikbaar kwam, werd voor de Churchill een geheel nieuwe koepel ontworpen. Aldus ontstond de succesvollere Mk III. De nieuwe koepel was een stuk groter en was gelast. De romp was nog gelijk gebleven aan de Mk I en II, maar vanaf 1942 werd een wijziging geïntroduceerd. De luchtinlaten kwamen aan de bovenzijde. Dit type werd het meest gebruikt bij de Dieppe-raid.
Een aantal Mk I en II's werd omgebouwd naar de MK III standaard. Veelal kregen ze dan ook de aanduiding Mk III.
Het eerste gevecht waarbij Churchill tanks waren betrokken is geweest bij de commandoraid op Dieppe op 19 augustus 1942. Ongeveer 50 Mk I, II en III tanks van de 14th Armoured Regiment waren te ondersteuning toegewezen. Zij zouden de troepen van de 2nd Canadian Infantry Division moeten begeleiden. De meeste tanks werden al op het strand door Duits geschut tot staan gebracht. De tanks die wel van het strand af wisten te komen hebben goed gefunctioneerd bij de ondersteuning. Van deze laatste zijn er slechts enkelen door vijandelijk vuur vernield, de meeste moesten worden verlaten omdat de brandstof en munitie op was.
Naam: | Churchill Mk III |
Bouwer: |
Vauxhall (e.a.) |
Type: |
Zware infanterie tank |
Lengte: |
7,67 meter |
Breedte: |
3,25 meter |
Hoogte: |
2,50 meter |
Gewicht: |
36.624 kg |
Motor: |
Bedford Twin six 12 cylinder 350 pk |
Snelheid: |
28 km/u |
Bereik: |
203 km |
Bewapening: |
Koepel: 57 mm kanon 7,92 mm Besa mitrailleur 50 mm rookbommenwerper extra losse 7,7 mm Bren machinegeweer Romp: 7,92 mm Besa mitrailleur |
Bepantsering: |
Koepel voor: 88 mm Koepel zijkant: 76 mm Koepel bovenzijde: 19 mm Romp voorzijde: 89 mm Romp zijkant: 76 mm Romp achterkant:50 mm Romp boven: 19 mm |
Bemanning: |
5 |
Aantal: |
675 |
De Churchill Mk IV was gelijkwaardig aan de MK III maar met een iets gewijzigde koepel. De rechte hoeken van de eerder gelaste koepel kregen rondere vormen.
Het eerste slagveld waarbij de Churchill tank, met name de Mk IV, intensief werd ingezet was in Noord-Afrika. In oktober 1942 vochten de eerste bij de slag om El Alamein. Al snel ontving de tank veel kritiek. Ingezet door de 21ste en 25e Tank Brigades bleek al snel de vuurkracht veel te laag. De vuurkracht van de eveneens gebruikte Shermans met 75 mm kanon was beduidend beter. De hoge romp van de Sherman betekende in het open terrein echter dat de Sherman weer veel gevoeliger was voor vijandelijk vuur. De 655 Tank Troops Workshop van de 21ste Brigade bedacht echter een oplossing. Men wilde de koepels van de defecte Shermans geschikt maken voor gebruik op de Churchill. Dit was echter niet eenvoudig. De ingeroepen hulp van Vauxhall kwam echter met een oplossing, waarmee de koepel van de Churchill zelf geschikt werd gemaakt voor het 75 mm kanon. Zodoende ontstond de Churchill Mk IV (NA 75). In drie maanden tijd werden tussen de 190 en 200 tanks omgebouwd. De nieuwe tank bleek een succes tegen de Duitsers en zou tot aan het eind van de oorlog in campagnes in Noord-Afrika en Italië worden ingezet.
Aan het eind van 1942 werd al duidelijk dat de bepantsering niet zou zijn opgewassen tegen de nieuwe Duitse 50 mm antitankwapens. Als gevolg hiervan werden de MK III en IV voorzien van extra pantserplaten van 20 mm dikte.
Naam: | Churchill Mk IV |
Bouwer: |
Vauxhall (e.a.) |
Type: |
Zware infanterie tank |
Lengte: |
7,65 meter |
Breedte: |
3,25 meter |
Hoogte: |
2,45 meter |
Gewicht: |
39.600 kg |
Motor: |
Bedford Twin six 12 cylinder 350 pk |
Snelheid: |
25 km/u (op de weg) 13 km/u (off road) |
Bereik: |
259 km |
Bewapening: |
Koepel: 57 mm kanon 7,92 mm Besa mitrailleur 50 mm rookbommenwerper extra losse 7,7 mm Bren machinegeweer Romp: 7,92 mm Besa mitrailleur |
Bepantsering: |
Koepel voor: 89 mm Koepel zijkant: 89mm Koepel bovenzijde: 35 mm Romp voorzijde: 89 mm Romp zijkant: 76 mm Romp achterkant:64 mm Romp boven: 19 mm |
Bemanning: |
5 |
Aantal: |
1.622 |
De Mk V werd speciaal voor de infanterie-ondersteuning uitgerust met een 95 mm Houwitser in plaats van het 57 mm geschut. De Mk V werd ingezet als ondersteuning aan de infanterie op korte afstand. Er werden 241 exemplaren gebouwd.
Een aantal Mk IV's werd voorzien van dikkere bepantsering en verbeterde aandrijving en werd aangeduid als Mk VI. In feite waren deze exemplaren gelijk aan de nieuwe Mk VII. Ze waren daartoe dan ook uitgerust met een 75 mm kanon. De productie begon eind 1943 en er werden 200 exemplaren gebouwd.
Deze nieuwe versie werd voorzien van dikkere bepantsering, ronde ontsnappingsluiken en een verbeterde aandrijving. Het was dan ook op het uiterlijk na een compleet nieuw ontwerp. De standaardbewapening in de koepel werd een 75 mm kanon. Hierbij werd ook een nieuw type koepel toegepast. De koepel werd iets hoekiger en rond het luik van de commandant werden maar liefst zeven periscopen geplaatst. Typerend voor de Churchill vanaf dit moment was het gebruik van lastechnieken, waardoor vanaf nu geen klinknagels meer zouden worden gebruikt. Dit zou het standaardtype Churchill worden van de strijd in 1944/45 in Noordwest Europa.
Naam: | Churchill Mk VII |
Bouwer: |
Vauxhall (e.a.) |
Type: |
Zware infanterie tank |
Lengte: |
7,45 meter |
Breedte: |
3,46 meter |
Hoogte: |
2,74 meter |
Gewicht: |
40.678 kg |
Motor: |
Bedford Twin six 12 cylinder 340 pk |
Snelheid: |
21 km/u (op de weg) |
Bereik: |
145 km |
Bewapening: |
Koepel: 75 mm Mk 5 of 5a kanon 7,92 mm Besa mitrailleur 50 mm rookbommenwerper extra losse 7,7 mm Bren machinegeweer Romp: 7,92 mm Besa mitrailleur |
Bepantsering: |
Koepel voor: 152 mm Koepel zijkant: 95 mm Koepel bovenzijde: 20 mm Romp voorzijde: 152 mm Romp zijkant: 95 mm Romp achterkant:50 mm Romp boven: 19 mm |
Bemanning: |
5 |
Aantal: |
1.400 |
Dit typenummer werd gebruikt ter aanduiding van de Mk VII met een 95 mm Houwitser. De rol was hetzelfde als van de Mk V. Er zijn echter maar enkele exemplaren gebouwd.
De Australische 1st Armoured regiment heeft bij de strijd op Nieuw Guinea volop gebruik gemaakt van ca 50 Mk IV, VII en VIII Churchill's. De tanks bleken goed te voldoen in de jungle-omstandigheden. Interessant is nog om te weten dat de Australiërs een Churchill Crocodile hebben getest. Het bijzondere is echter dat voor de basis van deze Crocodile niet een gebruikelijke Mk VII is gebruikt, maar een Mk VIII.
Tot Mk VII verbouwde Mk III/IV, echter met behoud van de originele koepel.
De tot standaard Mk IX verbouwde Mk VI. Deze werd in twee versies afgeleverd, de Mk X met standaard een 75 mm kanon in de koepel en de Mk X LT, welke de originele Mk VI koepel behield.
De Mk XI werd geconstrueerd uit verbouwde Mk V's. Hiervan werd de bepantsering verstevigd en werd een zwaardere koepel geplaatst. Een aantal behield de oorspronkelijke koepel en wordt aangeduid als Mk XI LT.
De eerste tests met vlammenwerpers in operationele dienst werden al tijdens de Dieppe-raid uitgevoerd. Bij de raid waren drie Churchill's uitgerust met een Ronson vlammenwerper in de romp. De tanks waren bij enkele van de eerste die door de Duitsers zijn vernield en hebben dus geen actie kunnen ondernemen. Bij de voorbereiding van de landingen voor D-Day zag het Britse leger de noodzaak tot het gebruik van vlammenwerpers. Diverse voertuigen werden hiervoor getest waarvan er enkele operationeel werden gemaakt. Voorbeelden hiervan zijn de Bren-carrier en de Churchill Crocodile.
De Churchill werd hiervoor niet omgebouwd, maar men ontwierp een vlammenwerpinstallatie die op het slagveld kon worden gemonteerd aan een Churchill Mk VII. De machinegeweer in de romp kon vervangen worden door een vlammenwerper. De brandbare vloeistof werd in een gepantserde aanhangwagen achter de tank geplaatst en via leidingen onder de romp door naar de vlammenwerper gebracht. Om de brandstof op druk te brengen werd stikstofgas gebruikt. Op vele plaatsen in Europa en in het Verre Oosten heeft de Crocodile goede diensten bewezen.
In totaal werden 800 sets gebouwd en gebruikt, waarvan 250 in het Verre Oosten.
De mislukte operatie bij Dieppe in 1942 was voor de geallieerden zeer leerzaam. De tekortkomingen in een dergelijke operatie kwamen snel aan het licht. Alhoewel het een aantal Churchill's gelukt was om door te dringen tot in de straten van Dieppe, was vooral duidelijk geworden dat de vele obstakels aangebracht op en rond het strand de grootste problemen veroorzaakten bij het snel kunnen oprukken van vooral de pantsereenheden. De Britten trachtten zoveel mogelijk van deze ervaring te leren en ontwierpen tal van hulpmiddelen, waarvan er vele op of aan tanks werden bevestigd. De lessen en aanwending van deze vindingen hebben zeker bijgedragen tot het succes van de Engelsen en Canadezen bij D-Day. De Amerikanen hebben in veel mindere mate en op Omaha Beach zelfs bijna geen gebruik gemaakt van de speciale voertuigen. We weten allemaal hoe het de Amerikanen met name op Omaha is vergaan.
Eén van de nieuwe typen was de AVRE (Armoured Vehicle Royal Engineers). Dit was een Mk VII met een Pétard 29 cm mortier in plaats van het gebruikelijke kanon in de koepel. Dit geschut kon een enorme "vuilnisbak"-granaat afvuren en werd zo een welkome aanvulling bij de vuursteun op het slagveld. Met dit wapen konden hele verdedigingsmuren van beton worden opgeblazen en kon zo de weg worden vrijgemaakt voor de aanval. Op D-Day waren totaal 180 AVRE's beschikbaar, alle bij de 1e Assault Brigade van de 79th Armoured Division. Totaal zijn er 574 Mk III en Mk IV verbouwd tot AVRE. De AVRE's waren aan de zijkant voorzien van aanhechtingspunten, waarmee nog vele andere hulpmiddelen konden worden aangebracht.
De (B)ARV Mk I/II (Armoured Recovery Vehicle waren Churchill's waarvan de koepel was verwijderd en was vervangen door een dubbel of enkel luchtafweermitrailleur type Bren. Daarnaast waren deze tanks uitgerust met een kraaninstallatie. Van de diverse versies, met of zonder extra pantserplaten rond de mitrailleur, werd maar een beperkt aantal gebouwd.
Ook de Churchill Ark Mk I en Mk II waren ontdaan van hun geschutskoepel en waren voorzien van een installatie waarover voertuigen zich konden begeven. De installatie bevond zich op of zowel op, voor als achter de tank. De Ark reed zelf in de kuil of sloot of wat dan ook dat moest worden overbrugd, waarna andere voertuigen over de Ark naar de andere zijde konden rijden.
Van 99 Mk III en IV Churchill's werden de koepels verwijderd en werd een hydraulische installatie aangebracht waarmee een grote brug kon worden meegevoerd en neergelegd. Er werden meestal 3 bruggenleggers toegevoegd aan een tankbrigade. Er zijn 25 bruggenleggertanks aan de Sovjet-Unie over gedragen.
Hulpstukken: Voor de Churchill en Sherman tanks werd een groot aantal hulpstukken gefabriceerd. Aan de zijkant van de tanks werden aanhechtingsplaatsen gefabriceerd. Al naar gelang de benodigde ondersteuning konden de volgende hulpmiddelen worden aangebracht:
AMRA: Anti-mine Roller Apparatus. Met behulp van enorme metalen wielen kon men met behulp van dit apparaat mijnen laten ontploffen. Niet operationeel gebruikt.
AMRCR: Een grote metalen rol kon worden weggeschoten waarmee men een mijnenveld tot ontploffing trachtte te brengen. Slechts sporadisch gebruikt.
CIRD: Canadian Indestructable Roller Device.
Bullshorn/Jeffries Ploughs: Landbouwploegen werden toegepast. Deze typen zouden obstakels uit de weg kunnen ruimen. Hetzelfde systeem werd toegepast op de Sherman en de Stuart bij de Amerikanen in de strijd rond de Normandische heggengebieden. De ploegen werden gebruikt om de heggen te doorboren.
Bobbin Mk I/II/Twin Bobbins: Enorme canvas mat gemonteerd op een installatie. Werd gebruikt om over prikkeldraad versperringen heen te leggen.
Log Carpet Device: Rol met een canvas mat. De rol werd uitgerold door de tank zelf. Werd gebruikt om snel een begaanbaar stuk weg aan te leggen over moeilijk begaanbaar terrein.
Dozer: Bulldozer installatie.
Branches: Een bundel takkenbossen, die werd gebruikt om greppels te vullen.
Flail: Een rol bezet met kettingen. Aan deze kettingen zaten metalen bollen. Door de kettingen snel te laten draaien werden de bollen tegen de grond geslagen en liet men aldus mijnen ontploffen.