Inleiding
Ik zal hoop ik aan jou alles kunnen toevertrouwen, zoals ik het nog aan niemand gekund heb, en ik hoop dat je een grote steun voor me zult zijn.
Dit is de eerste zin die Anne Frank toevertrouwde aan haar dagboek. Dit dagboek, met als titel "Het Achterhuis", werd in meer dan vijfenzestig talen vertaald en werd gelezen door vele tientallen miljoenen mensen over heel de wereld. Anne Frank hield haar dagboek bij van 12 juni 1942 tot en met 1 augustus 1944. Vanaf 6 juli 1942 zat zij met haar familie ondergedoken in een achterkamer van haar vaders kantoor aan de Prinsengracht 263 in Amsterdam. Ze moesten onderduiken voor de Duitse bezetter van Nederland, die vanaf de zomer van 1942 Joodse inwoners van Nederland deporteerde naar de vernietigingskampen in Polen.
In haar dagboek vertelt Anne over de periode dat ze ondergedoken zat in het achterhuis en over de vele angstaanjagende, verdrietige, verliefde en opstandige momenten die ze daar beleefde. Anne’s dagboek is ’s werelds bekendste ooggetuigenverslag van de Jodenvervolging en geeft daarnaast kijk op de beleveniswereld en gedachtegang van een pubermeisje.
Anne overleed in februari of maart 1945 aan tyfus in het concentratiekamp Bergen-Belsen. Haar vader, Otto Frank, zorgde ervoor dat haar dagboek gepubliceerd werd. Anne Frank, een meisje met een eigen kijk op het leven, werd na haar dood wereldwijd een icoon van de Jodenvervolging. De naam Anne Frank staat voor velen synoniem aan de tragedie die vele miljoenen Joodse mensen overkwam gedurende de jaren van de Tweede Wereldoorlog.
In dit artikel wordt een beeld geschetst van het leven van Anne Frank. Alhoewel Anne Frank in 1945 overleed, leeft haar nagedachtenis nog voort tot op de dag van vandaag. Ook tegenwoordig is er een belangrijke educatieve rol weggelegd voor Anne Frank en haar dagboek. In dit artikel komt dan ook aan bod op welke wijze deze nagedachtenis wereldwijd zo befaamd werd.
Emigratie vanuit Duitsland
Annelies Marie Frank werd geboren op 12 juni 1929 in de Duitse stad Frankfurt am Main. Anne was de tweede dochter van Otto Frank en Edith Frank-Holländer. Haar zusje, Margot, was op het moment van Anne's geboorte drie jaar oud.
Anne’s vader werkte in de bank van zijn familie en haar moeder was huisvrouw. Anne en Margot beleefden een onbezorgde kindertijd in Frankfurt am Main, maar hun ouders waren in die tijd al bang voor Adolf Hitler en zijn partij, de NSDAP. Hitler kreeg in de eerste drie jaar van de jaren 30 steeds meer aanhang. In zijn opzwepende toespraken verkondigde hij dat alle economische en sociale problemen in Duitsland veroorzaakt werden door de Joden. De familie Frank was Joods en ondanks dat de families Frank en Holländer al eeuwenlang in Duitsland woonden, voelden ze zich steeds minder op hun gemak in Duitsland.
Toen Hitler op 30 januari 1933 rijkskanselier werd, veranderde er in Duitsland veel aan het dagelijkse leven voor de Joden. Joden werden gediscrimineerd en velen emigreerden uit Duitsland. De familie Frank wilde ook emigreren, mede doordat de bank van Otto Frank door de wereldwijde economische crisis in financiële problemen verkeerde. In de zomer van 1933 vertrok Otto Frank naar Nederland, in februari was de gehele familie Frank hier woonachtig.
Otto Frank zette in Amsterdam een bedrijf op dat Opekta verkocht. Opekta was een geleermiddel waarvan huisvrouwen zelf jam konden maken. De familie Frank betrok een nieuwbouwwoning aan het Merwedeplein. Anne en Margot gingen naar school en leerden hier de Nederlandse taal. Net zoals tijdens hun vroege jeugd beleefden ze hier een mooie tijd. Ze vermoedden nog niet dat aan dit onbezorgde leven spoedig een eind zou komen.
Tweede Wereldoorlog in Nederland
Toen Duitsland op 1 september 1939 Polen binnenviel, begon de Tweede Wereldoorlog. Nederland nam een neutrale positie aan in deze oorlog. De familie Frank hoefde dus nog niets te vrezen totdat het Duitse leger op 10 mei 1940 Nederland binnenviel. Het Nederlandse leger moest het snel opgeven tegen het sterkere Duitse leger. Vanaf 15 mei 1940 werd Nederland bezet door de Duitsers.
Voor de familie Frank begon hun nachtmerrie opnieuw. Net als in Duitsland werden steeds meer discriminerende maatregelen genomen tegen de Joden. Joden mochten bijvoorbeeld geen eigen bedrijf meer hebben, Joodse kinderen moesten naar Joodse scholen, Joodse ambtenaren werden ontslagen, Joden hadden geen toegang tot diverse openbare voorzieningen en alle Joden moesten een gele Jodenster dragen. Steeds vaker staken er geruchten op dat Joden verplicht naar Duitsland terug moesten om hier in kampen te werken.
Deze geruchten bleken waar te zijn want op 5 juli 1942 ontving Margot Frank een oproep dat ze moest vertrekken naar Duitsland om daar in een werkkamp te gaan werken. Als Margot niet mee zou werken, zouden de nazi’s haar volledige familie oppakken. De familie was echter voorbereid op deze oproep en ze zouden, net als vele andere Joden, onderduiken.
Onderduiken De familie Frank was eigenlijk van plan om op 16 juli vrijwillig onder te duiken. Maar de oproep voor Margot zorgde ervoor dat de familie eerder besloot onder te duiken. Op 6 juli verhuisden ze naar een leegstaand gedeelte van het bedrijf van Otto Frank aan de Prinsengracht 263. In het voorste gedeelte van dit gebouw ging het werk gewoon door, maar meerdere achterkamers waren inmiddels omgevormd tot een verborgen woonruimte waar uiteindelijk in totaal acht onderduikers verbleven. De toegang tot deze ruimte werd verborgen achter een draaibare boekenkast. De ruimte beschreef Anne als ‘het achterhuis’, dit werd later ook de titel van haar gepubliceerde dagboek.
De onderduikers In het achterhuis aan de Prinsengracht woonden eerst zeven en later acht onderduikers. De familie Frank woonde in twee kamers op de eerste etage en de familie Van Pels in twee kamers op de tweede etage. De familie Van Pels bestond uit Hermann en Auguste en hun zoon Peter. De kamer van het echtpaar Van Pels deed tevens dienst als algemene woon- en eetkamer. Peter sliep in een klein kamertje dat toegang gaf tot de zolder. Op de zolder bewaarden de onderduikers hun voedselvoorraad en ook voerden Anne en Peter hier regelmatig persoonlijke gesprekken met elkaar.
In november 1942 trok een achtste onderduiker in bij de families Frank en Van Pels. Deze onderduiker was een kennis van de beide families, namelijk de tandarts Fritz Pfeffer. Fritz Pfeffer deelde de kamer met Anne en Margot verhuisde daardoor naar de kamer van haar ouders.
De onderduikers probeerden in de kleine ruimtes hun eigen leven te leiden, maar het gebrek aan privacy zorgde regelmatig voor spanningen. Daarnaast heerste er in het achterhuis voortdurend een gevoel van angst om ontdekt te worden en ook dát zorgde ervoor dat de onderduikers sneller geïrriteerd waren. De verschillende karakters van de onderduikers botsten regelmatig en vaak stond Anne’s gedrag centraal tijdens ruzies. Woede-uitbarstingen dienden echter voorkomen te worden want vooral als er gewerkt werd in het magazijn moest men doodstil zijn.
De helpers
De onderduikers werden bijgestaan door vier personeelsleden van Otto Frank: Miep Gies, Johannes Kleiman, Victor Kugler en Bep Voskuijl. De helpers zorgden voor voedsel, kleding, boeken en andere benodigdheden. Daarnaast bezorgden ze met hun bezoekjes aan het achterhuis de nodige afleiding en gezelligheid en hielden ze de onderduikers op de hoogte van het laatste nieuws. Het nieuws was meestal niet goed want in Amsterdam vonden regelmatig razzia’s plaats waarbij veel Joden opgepakt werden. De Joden werden gedeporteerd naar het oosten en er staken al snel geruchten de kop op dat ze daar vermoord werden.
Anne’s dagboek
Op 12 juni 1942 schreef Anne voor het eerst in haar dagboek dat ze voor haar dertiende verjaardag gekregen had. In haar dagboek begon ze met schrijven over onderwerpen waar ieder meisje van dertien over schrijft. Anne schreef haar dagboekfragmenten in briefvorm en deze brieven richtte ze aan een denkbeeldige vriendin, ‘Kitty’. Anne schreef de eerste dagen over haar verjaardag, haar school en haar klasgenootjes, haar vriendjes en vriendinnetjes en het rapport dat ze spoedig moest ontvangen. Anne schreef ook over haar vlucht vanuit Duitsland naar Nederland, de Duitse bezetting en allerlei discriminerende maatregelen tegen Joden in Nederland. Anne had veel meer meegemaakt dan een gemiddeld niet-Joods meisje in Nederland.
Op 6 juli 1942 dook de familie Frank onder. Anne schreef op 8 juli 1942 haar eerste dagboekfragment vanuit het achterhuis. De eerste dagen in het achterhuis schreef ze over de verhuizing, hun nieuwe verblijfplaats en haar medebewoners. Na bepaalde tijd vertrouwde Anne steeds vaker haar gevoelens van angst, woede, verdriet en verliefdheid toe aan haar dagboek. Anne schreef openlijk over de negatieve gevoelens die ze had over haar moeder, de ruzies met haar medeonderduikers en de liefde die ze voelde voor Peter. Daarnaast schreef ze over de vele zenuwslopende momenten van angst in het achterhuis. Net als de andere onderduikers was Anne vaak bang om ontdekt te worden en als levendig meisje vond ze het erg moeilijk om altijd stil te zijn. Als liefhebster van de natuur was het voor Anne ook moeilijk dat ze nooit naar buiten mocht. Anne genoot dan ook van het uitzicht op de sterrenhemel vanuit de zolder. De kastanjeboom, die ze regelmatig in haar dagboek beschreef, was verder de enige natuur die ze zag.
Anne gebruikte haar dagboek ook als middel tot zelfreflectie. De eerste weken uitte Anne vooral haar kritiek op anderen, maar in de loop van de periode dat ze ondergedoken zat, schreef ze steeds vaker over haar eigen persoonlijkheid en haar positieve en negatieve kanten. Van een naïef jong meisje veranderde Anne in snel tempo in een serieus meisje met een volwassen kijk op zichzelf, haar medemensen en de wereld. Anne dacht na over haar toekomst en wilde schrijfster worden. Ze schrijft hierover op 5 april 1944 in haar dagboek:
Niemand die zelf niet schrijft weet hoe fijn schrijven is; vroeger betreurde ik het altijd dat ik in ’t geheel niet tekenen kon, maar nu ben ik overgelukkig dat ik tenminste schrijven kan. En als ik geen talent heb om voor kranten of boeken te schrijven, wel, dan kan ik nog altijd voor mezelf schrijven. Maar ik wil verder komen, ik kan me niet voorstellen, dat ik zou moeten leven zoals moeder, mevrouw van Daan* en al die vrouwen die hun werk doen en later vergeten zijn. Ik moet iets hebben naast man en kinderen, waar ik me aan wijden kan! O ja, ik wil niet zoals de meeste mensen voor niets geleefd hebben. Ik wil van nut of plezier zijn voor de mensen, die om mij heen leven en die mij toch niet kennen, ik wil nog voortleven, ook na mijn dood!
* = (pseudoniem voor Auguste van Pels)
Anne gebruikte haar dagboek vooral als uitlaatklep voor haar emoties. Tijdens haar puberteit werd haar geestelijke ontwikkeling enigszins geremd door de beperkingen van het achterhuis. Anne ging niet naar school, kon niet uitgaan en jongens ontmoeten en was regelmatig op zichzelf aangewezen. Ondanks meerdere neerslachtige momenten was Anne niet depressief. Ze bleef hoop houden op de bevrijding. Over haar neerslachtige perioden en de hoop op bevrijding schreef ze op 3 mei 1944 in haar dagboek:
Ik ben vaak neerslachtig geweest, maar nooit wanhopig, ik beschouw dit schuilen als een gevaarlijk avontuur, dat romantisch en interessant is. Ik beschouw elke ontbering als een amusement in mijn dagboek. Ik heb me nu eenmaal voorgenomen dat ik een ander leven zal leiden dan andere meisjes en later een ander leven dan gewone huisvrouwen. Elke dag voel ik hoe m’n innerlijk groeit, hoe de bevrijding nadert, hoe mooi de natuur is, hoe goed de mensen in m’n omgeving, hoe interessant en amusant dit avontuur! Waarom zou ik wanhopig zijn?
Anne als auteur
In de lente van 1944 deed de Nederlandse minister van Onderwijs in ballingschap, Gerrit Bolkestein, een oproep op Radio Oranje. Hij vroeg het Nederlandse volk om te schrijven over het lijden van het Nederlandse volk onder de Duitse bezetting. Deze getuigenissen, dagboeken bijvoorbeeld, konden na de oorlog verzameld en openbaar gemaakt worden. Anne hoorde deze oproep en besloot haar dagboek om te vormen tot een boek. Ze begon met het redigeren van haar dagboekfragmenten. Ze veranderde bepaalde teksten, liet bepaalde oninteressante teksten weg en voegde interessante herinneringen toe. Tegelijkertijd hield ze echter ook haar oorspronkelijke dagboek bij.
Anne hield niet alleen haar dagboek bij, maar schreef ook enkele korte verhaaltjes. Deze verhaaltjes liet ze regelmatig horen aan haar medeonderduikers. Ook hield ze een ‘mooie zinnen boek’ bij. In dit speciale schrift schreef ze zinnen, die indruk op haar maakten, over uit de boeken die ze las.
De laatste dag in het achterhuis
Op 1 augustus 1944 schreef Anne voor het laatst in haar dagboek. Anne schreef deze dag over de tegenstrijdigheid (‘tegenspraak’) die ze waarnam in haar persoonlijkheid. Op anderen kwam ze over als een levendig, brutaal en onverschillig meisje, maar in haar binnenste voelde ze zich een sentimenteel, stil en ernstig meisje. Ze hield meer van zichzelf als de stille Anne dan van Anne ‘de clown’. Ze schreef hierover het volgende:
In gezelschap is de lieve Anne dus nog nooit, nog niet één keer te voorschijn gekomen, maar in het alleenzijn voert zij haast altijd de boventoon. Ik weet precies wat hoe ik zou willen zijn, hoe ik ook ben… van binnen, maar helaas, ik ben het enkel voor mezelf. En dat is misschien, neen, heel zeker de reden waarom ik mezelf een gelukkige binnennatuur noem en andere mensen me een gelukkige buitennatuur vinden. Van binnen wijst de reine Anne me de weg, van buiten ben ik niets dan een van uitgelatenheid zich losrukkend geitje.
De laatste dag in het achterhuis was Anne erg sentimenteel. Ze wilde zich graag anders gedragen ten opzichte van de buitenwereld en meer naar haar gevoelige kant luisteren. In de laatste zinnen die ze schreef in haar dagboek vertelde ze hierover:
Het snikt in me: "Zie je wel, dat is er van je terechtgekomen, slechte meningen, spottende en verstoorde gezichten, mensen die je antipathiek vinden, en dat alles alleen omdat je niet naar de goede raad van je eigen goede helft luistert. Ach, ik zou wel willen luisteren, maar het gaat niet, als ik stil en ernstig ben, denkt iedereen dat het een nieuwe komedie is, en dan moet ik me wel met een grapje eruit redden, nog niet eens over m’n eigen familie gesproken, die beslist denkt dat ik ziek ben, me hoofdpijnpillen en kalmeertabletten laat slikken, m’n hals en voorhoofd voelt of ik koorts heb, naar m’n ontlasting vraagt en m’n slechte bui bekritiseert, dat houd ik niet vol, als er op me gelet wordt, dan word ik eerst snibbig, dan verdrietig en ten slotte draai ik m’n hart weer om, draai het slechte naar buiten, het goede naar binnen en zoek aldoor naar een middel om te worden, zoals ik zo erg graag zou willen zijn en zoals ik zou kunnen zijn, als.. er geen andere mensen in de wereld zouden wonen.
Je Anne M. Frank
Arrestatie
In de ochtend van 4 augustus 1944 stopte er een auto voor het huis aan de Prinsengracht 263. SS-Oberscharführer Karl Josef Silberbauer, bijgestaan door drie Nederlanders van de Grüne Polizei, kwam om de onderduikers te arresteren. Alle acht werden ze gearresteerd en opgesloten in de ‘Haftanstalt’ (gevangenis) op de Weteringschans in Amsterdam. De onderduikers waren verraden. Tot op de dag van vandaag is niet bekend door wie. Eén van de belangrijkste verdachten was de magazijnchef, W.G. van Maaren, maar zijn rol als mogelijke verrader kon zelfs na twee gerechtelijke onderzoeken niet bewezen worden.
Ook twee helpers, Victor Kugler en Johannes Kleiman, werden op dezelfde dag gearresteerd en naar de ‘Untersuchungsgefängnis’ op de Amstelveenseweg gebracht. Een maand later werden de twee helpers overgebracht naar de gevangenis op de Weteringschans in Amsterdam. Op 11 september 1944 werd het tweetal zonder enige vorm van proces naar het Polizeiliches DurchgangslagerArbeitseinsatz’ (arbeidsinzet) naar Duitsland zou worden gestuurd. De overige twee helpers, Miep Gies en Bep Voskuijl, werden niet gearresteerd. De vrouwen konden op de dag van de arrestatie Anne’s dagboek in veiligheid brengen. Miep Gies bewaarde Anne’s aantekeningen in haar bureau en gaf ze later ongelezen aan Otto Frank.
Holocaust
Nadat de acht onderduikers vier dagen vastgehouden werden in de Haftanstalt op de Weteringschans werden ze overgebracht naar het doorgangskamp Westerbork. Westerbork was het doorgangskamp in Nederland, van waaruit Joden gedeporteerd werden naar de vernietigingskampen in Polen. Anne en de andere onderduikers werden op 3 september 1944 gedeporteerd naar Auschwitz. Dit was tevens het laatste transport van Joden vanuit Westerbork naar het oosten. Op 6 september bereikten ze Auschwitz in Polen. De mannen werden hier van de vrouwen gescheiden en Anne zag haar vader nooit meer.
Edith Frank was de eerste van de familie Frank die om het leven kwam. Ze stierf op 6 januari 1945 door honger en uitputting in het vrouwenkamp van Auschwitz-Birkenau. Hermann van Pels kwam ook om in Auschwitz. Volgens het Rode Kruis werd hij direct bij aankomst vergast, maar volgens Otto Frank werd hij pas enkele weken later gedood. Auguste van Pels kwam via Auschwitz, Bergen-Belsen en Buchenwald op 9 april 1945 in Theresienstadt terecht. Ze werd waarschijnlijk vandaar verder gedeporteerd. Ze kwam om, maar wanneer is niet exact bekend.
In januari 1945 naderden Sovjettroepen Auschwitz. Vele duizenden gevangenen werden vanuit Auschwitz door de nazi’s naar andere concentratiekampen gestuurd. De zusjes Frank werden eind oktober 1944 naar concentratiekamp Bergen-Belsen op de Lüneburger Heide getransporteerd. In Auschwitz moesten ze hun moeder achterlaten. In Bergen-Belsen zagen Anne en Margot mevrouw Van Pels weer terug, maar zij bleef hier slechts voor beperkte tijd. In het concentratiekamp waren de hygiënische omstandigheden uitermate slecht waardoor er in de winter van ’44 – ’45 een tyfusepidemie uitbrak. Duizenden gevangenen stierven, waaronder Anne en Margot. Margot was de eerste die stierf. Anne stierf moederziel alleen enkele dagen later. Hun overlijdensdata moeten ergens tussen februari en begin maart liggen. Ze stierven in de laatste weken voordat het concentratiekamp op 15 april 1945 door de Britten werd bevrijd. De lichamen van beide meisjes liggen vermoedelijk begraven in de massagraven van Bergen-Belsen.
Peter van Pels was met een evacueringsmars op 16 maart 1945 overgebracht van Auschwitz naar Mauthausen (Oostenrijk). Peter overleed hier op 5 mei 1945. Hij stierf drie dagen voor de bevrijding. Fritz Pfeffer overleed op 20 december 1944 in het concentratiekamp Neuengamme. Otto Frank was de enige die de Duitse concentratiekampen overleefde.
De terugkeer van Otto Frank naar Amsterdam
Op 27 januari 1945 bevrijdden Sovjettroepen Auschwitz. Slechts 7.650 gevangenen werden door de Sovjets levend aangetroffen, onder hen was Otto Frank. Otto Frank vertrok per schip via Odessa naar Marseille. Op 3 juni 1945 keerde hij terug naar Amsterdam. Hij had tijdens zijn reis reeds gehoord dat zijn vrouw in Auschwitz was overleden, maar hij koesterde nog steeds hoop dat zijn dochters nog in leven waren. In Amsterdam komt Otto erachter dat de vier helpers nog in leven waren.
Otto Frank hield zich de eerste dagen in Amsterdam vooral bezig met het achterhalen van het lot van zijn dochters. Hij plaatste een advertentie in de krant en sprak met overlevenden uit de concentratiekampen die langzaamaan terugkeerden naar Nederland. Op 18 juli 1945 ontmoette hij de zusjes Jannie en Lien Brilleslijper. Deze zusjes konden Otto vertellen dat zijn dochters waren overleden in Bergen-Belsen. Het gehele gezin van Otto was dus vermoord in de Duitse concentratiekampen. Dit tragische nieuws bracht hij enige dagen later over aan zijn familie.
Toen Miep Gies op de hoogte gesteld werd van de dood van Anne en Margot overhandigde ze Anne’s dagboeken, schriften en losse aantekeningen aan vader Frank. Zij had deze sinds de arrestatie van de onderduikers bewaard in een la van haar bureau. Ze had ze aan Anne willen overdragen, maar nu waren ze Anne’s erfenis voor haar vader.
Otto Frank begon enkele weken nadat Miep Gies hem het dagboek had overgedragen te lezen. Voor hem was het boek een openbaring. Veel gevoelens, gedachten en meningen van zijn dochter waren hem volkomen onbekend. Over Anne’s dagboek verklaarde hij in de jaren zestig:
"Ik begon langzaam te lezen, een paar bladzijden per dag, meer was niet mogelijk. Ik werd overspoeld door pijnlijke herinneringen. Voor mij was het een openbaring. Er verscheen een heel andere Anne voor me dan de dochter die ik had verloren. Zulke diepe gedachten en gevoelens, daar had ik geen idee van."
Otto Frank wilde het dagboek van zijn dochter delen met zijn familieleden. Hij typte Anne’s verhaal over en vertaalde bepaalde delen in het Duits. In eerste instantie was hij niet van plan om het dagboek uit te geven. Zijn vrienden overtuigden hem er echter van om dit wel te doen. Op 25 juni 1947 werd het dagboek voor het eerst uitgebracht. Hiermee vervulde hij de wens van zijn dochter die graag als schrijfster wat wilde betekenen voor haar medemens.
De publicatie van Anne’s dagboek
Voordat Anne’s dagboek gepubliceerd werd, kwam de door Otto Frank uitgetypte tekst in handen van het echtpaar Romein. Jan Romein en Annie Romein-Verschoor waren beiden historici en buitengewoon geïnteresseerd in Anne’s dagboek. Het echtpaar wilde het dagboek graag publiceren. Aangezien ze geen uitgever konden vinden, besloot Jan Romein een kort artikel over Anne’s dagboek aan Het Parool te zenden. Zonder medeweten van Otto Frank verscheen dit artikel op 3 april 1946 op de voorpagina. Dankzij dit bericht raakte een aantal uitgevers geïnteresseerd in Anne’s verhaal.
Uiteindelijk werd Anne’s dagboek voor het eerst uitgebracht op 25 juni 1947 door uitgeverij Contact in Amsterdam. Het boek verscheen onder de titel 'Het Achterhuis. Dagboekbrieven van 14 juni 1942 tot 1 augustus 1944'. Otto Frank stelde dit boek (versie c) samen uit de beide dagboeken van Anne, de oorspronkelijke versie (a), en de door haar zelf omgewerkte versie (b). Niet al Anne’s teksten werden gepubliceerd. Anne sprak openlijk over seksualiteit en dat was in die tijd nog niet gebruikelijk, zeker niet in een jeugdboek. Daarnaast wilde Otto Frank het aandenken aan zijn vrouw en andere onderduikers uit het achterhuis niet schaden. Anne sprak namelijk regelmatig felle kritiek uit over haar moeder en medebewoners. Bepaalde passages en formuleringen moesten dus verwijderd worden.
Anne had met het oog op publicatie bij haar aantekeningen een lijstje gevoegd met naamsveranderingen voor de onderduikers en de helpers. Ook haar eigen naam had ze aan willen passen maar Otto Frank heeft de namen van zijn gezinsleden niet veranderd. De namen werden uiteindelijk als volgt aangepast:
Hermann van Pels - Mijnheer (Hermann) Van Daan
Auguste van Pels - Mevrouw (Petronella) Van Daan
Peter van Pels - Peter van Daan
Fritz Pfeffer - Mijnheer (Albert) Dussel
Victor Kugler - Mijnheer (Harry) Kraler
Johannes Kleiman - Mijnheer (Simon) Koophuis
Bep Voskuijl - Elli Vossen
Miep Gies - Miep van Santen
Jan Gies - Henk van Santen
In de laatste versie van ‘Het Achterhuis’ (34ste druk, 2004) zijn de namen van de helpers niet meer de door Anne aangegeven namen. Omdat deze mensen algemeen bekend zijn en uit respect worden hun eigen namen genoemd.
Het buitenland en “Het Achterhuis”
Anne’s gepubliceerde dagboek werd zeer goed ontvangen in de pers. De recensies waren uitstekend en moedigden veel mensen aan om het dagboek van Anne te gaan lezen. De eerste druk was snel uitverkocht, in december 1947 volgde de tweede en in februari 1948 de derde druk van 10.000 exemplaren. Het grote succes in Nederland sloeg ook snel over naar het buitenland.
In 1950 verscheen 'Het Achterhuis' in het Duits en Frans. De Duitse versie van het dagboek werd uitgebracht op persoonlijk initiatief van Otto Frank. Hij vond het ontzettend belangrijk dat men in Duitsland het dagboek las. In 1952 verscheen het boek in het Engels en werd het boek uitgebracht in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Inmiddels is het dagboek vertaald in meer dan 65 talen en zijn er ruim 30 miljoen exemplaren van verkocht.
Het dagboek na het overlijden van Otto Frank
Otto Frank hertrouwde in 1953 met Elfriede Markovits. Zij gingen in Basel wonen, waar hij op 91-jarige leeftijd overleed. Otto Frank heeft zich in de jaren na de oorlog gewijd aan het dagboek van zijn dochter en de verspreiding van de daarin verwerkte boodschap. Samen met zijn tweede vrouw zette hij zich actief in voor mensenrechten en respect. Na Otto's dood werd deze taak verder voortgezet door verschillende internationale Anne Frank-organisaties. Otto Frank richtte zelf in 1963 het Anne Frank-Fonds in Basel op. Op 3 mei 1957 werd in Nederland de Anne Frank Stichting opgericht om het pand aan de Prinsengracht te behoeden voor sloop. Drie jaar later opende het museum de deuren. De Stichting beheert momenteel het Anne Frank Huis en ontwikkelt educatieve producten en activiteiten ter bevordering van verdraagzaamheid en wederzijds respect in de samenleving.
Na de dood van Anne’s vader werden haar oorspronkelijke aantekeningen testamentair vermaakt aan het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie in Amsterdam (RIOD; het huidige NIOD). Omdat er sinds de jaren vijftig steeds vaker aan de echtheid van het dagboek werd getwijfeld, liet het RIOD alle aantekeningen van Anne onderzoeken. Aan de hand van familieachtergronden, de feiten rond de arrestatie en deportatie, de gebruikte schrijfmaterialen en het handschrift van Anne werd de echtheid van Anne’s dagboek bewezen. De onderzoeksresultaten werden gelijk met het dagboek gepubliceerd.
Naar aanleiding van het onderzoek besloot het Anne Frank Fonds in Basel, dat als universele erfgenaam van Otto Frank ook de auteursrechten van zijn dochter geërfd had, een nieuwe uitgave te publiceren. De redactie was in handen van schrijfster en vertaalster Mirjam Pressler. Zij nam de uitgave die onder redactie van Otto Frank was gepubliceerd over en vulde deze aan met passages uit versie a en b. De door Mirjam Pressler samengestelde tekst was een kwart omvangrijker dan de eerder gepubliceerde en gaf verder een nog dieper inzicht op het leven van Anne Frank.
Aan het eind van de jaren negentig doken vijf onbekende bladzijden van Anne’s manuscript op. Met toestemming van het Anne Frank Fonds in Basel werden deze passages toegevoegd aan het dagboek en werd er een aantal veranderingen aangebracht in het dagboek. Deze versie is sindsdien niet meer aangepast.
Een korte beschouwing over het maatschappelijke belang van Anne’s dagboek
In totaal werden tijdens de machtsperiode van Hitler zes miljoen Joden omgebracht. Anne Frank was slechts één van de slachtoffers, maar toch geniet zij in tegenstelling tot vele miljoenen andere omgebrachte Joden grote bekendheid. Was Anne belangrijker of specialer dan anderen of was haar lot tragischer dan dat van de vele andere Joden die omkwamen in de Duitse kampen? Het antwoord hierop is ontkennend. Anne had geen bijdrage aan het verloop van de Tweede Wereldoorlog, voor haar ouders en familieleden was ze even speciaal als andere omgekomen Joden waren voor hun naasten en haar lot was even tragisch als het lot van anderen. Het is niet zozeer de persoon Anne Frank die een enorme inbreng heeft tot op de dag van vandaag, maar de boodschap die ze verwerkte in haar dagboek.
Anne’s dagboek vormt een belangrijke ooggetuigenis van de Jodenvervolging. Ze is een icoon geworden voor de zes miljoen slachtoffers van de Holocaust. Door de ogen van een jong meisje lezen we in haar dagboek over de waanzin van de Jodenvervolging. Maar bovenal is de boodschap van Anne’s dagboek nog steeds van groot belang. Anne maakt in haar verhaal duidelijk waartoe haat, discriminatie en onderdrukking kunnen leiden. Ook de vreselijke gevolgen van oorlog komen in Anne’s dagboek overduidelijk naar voren.
Anne schreef op 15 juli 1944:
Het is me ten enenmale onmogelijk alles op te bouwen op de basis van dood, ellende en verwarring. Ik zie hoe de wereld langzaam steeds meer in een woestijn herschapen wordt, ik hoor steeds harder de aanrollende donder, die ook ons zal doden, ik voel het leed van miljoenen mensen mee, en toch, als ik naar de hemel kijk, denk ik, dat dit alles zich weer ten goede zal wenden, dat ook deze wreedheid zal ophouden, dat er weer rust en vrede in de wereldorde zal komen. Intussen moet ik m’n denkbeelden hoog en droog houden, in de tijden die komen zijn ze misschien toch uit te voeren!
Je Anne Frank