In 1932 sloot Göth zich aan bij de NSDAP (partijnummer 510764). In Oostenrijk speelde hij in 1934 een rol bij de mislukte naziputsch in Wenen. Hij werd gearresteerd door de Oostenrijkse politie, maar slaagde erin om te ontsnappen. Hij vestigde zich in München en probeerde hier een uitgeverij op te starten. In München trouwde hij, maar na de trouwerij volgde al snel een scheiding. Vanwege deze scheiding brak hij ook met het katholieke geloof. Na de scheiding keerde Göth weer terug naar Wenen waar hij in 1938 opnieuw trouwde. Dit huwelijk hield stand en in 1939 werd het eerste kind van Göth geboren, dat na 7 maanden stierf. Göth kreeg in dit huwelijk later nog twee kinderen.
Aktion Reinhard was de codenaam voor de nazi-operatie om meer dan 2 miljoen Joden te vernietigen in vijf districten van het Generalgouvernement, namelijk: Warschau, Lublin, Radom, Krakau en Lvov. Deze operatie was vernoemd naar Reinhard Heydrich, tot zijn dood op 4 juni 1942 de belangrijkste organisator van de Holocaust. Göth was betrokken bij de ontruimingen van enkele kleine getto’s, maar na een conflict met SS-Sturmbannführer Hermann Höfle, de stafchef van Aktion Reinhard, werd hij overgeplaatst naar Krakow. Göth was door Höfle beschuldigd van corruptie. Deze waarschuwing was voor Göth echter geen aanleiding om te stoppen met zijn corrupte activiteiten.
Als kampcommandant was Amon Göth vermoedelijk één van de wreedste en sadistische binnen de gehele kamporganisatie van de SS. In Plaszow werden gevangenen vaak in het openbaar opgehangen. Mensen werden vaak collectief gestraft voor de misdaad van een individu en martelingen waren aan de orde van de dag. Het beruchte ochtendritueel van Göth was dat hij vanaf het balkon van zijn villa, die uitkeek over het kampterrein, met zijn geweer schoot op onschuldige slachtoffers. In Plaszow was je als gevangene je leven nooit zeker, de dood was altijd aanwezig. Of zoals één van de gevangenen, Poldek Pfefferberg, het omschreef: "Als je Goeth zag, zag je de dood."
Een gevangene met de familienaam Pankiewicz omschreef Göth als volgt: "Lang, aantrekkelijk, zwaar gebouwd met dunne benen, hoofd in proportie, blauwe ogen en hij was ongeveer 40 jaar oud. Hij was gekleed in een zwarte leren jas, hield een zweep in één hand en een klein automatisch pistool in de ander, vlakbij hem waren twee enorme honden." Deze honden, Ralf en Rolf, waren afgericht om gevangenen op commando aan te vallen en te verscheuren. Veel gevangenen werden zwaar verwond of gedood door de kaken van de honden.
Onzekerheid over hun leven was voor gevangenen vermoedelijk het moeilijkste aan hun gevangenschap in Plaszow. Göth vermoordde zonder enige aanleiding willekeurige slachtoffers, zoals ex-gevangene Anna Duklauer Perl als volgt omschrijft: "Ik heb Göth gekend, op een dag heeft hij een vriend van mij opgehangen alleen maar omdat hij ooit rijk was. Hij was de duivel!" In tegenstelling tot bijvoorbeeld Rudolf Höss (de kampcommandant van Auschwitz) en Adolf Eichmann (organisator van de deportaties naar de vernietigingskampen) was Göth geen bureaucraat die ondergeschikten aanzette tot moord, maar een sadist die geen enkele moeite leek te hebben met het eigenhandig vermoorden van zijn gevangenen. Hij voelde een soort minachting voor de officieren die mishandelingen en moord aan hun manschappen en onderofficieren overlieten. Overmatig alcoholgebruik en een chronisch slaapgebrek droeg bij aan het onberekende en meedogenloze karakter van Göth.
Nadat Göth op 20 april 1944 tot SS-Hauptsturmführer benoemd was (hij sloeg de rang van SS-Obersturmführer over), vond er op 7 mei in Plaszow een gezondheidsappèl (Gesundheitsaktion) plaats. Gevangenen werden naakt op appèl geroepen en het was de taak van Göth, zijn personeel en kamparts Blancke om de gezonde gevangenen en de zwakke en zieke gevangenen uit elkaar te halen. De actie werd uitgevoerd onder begeleiding van muziek van Strauss, balladen en liefdesliedjes. Op de ‘Appèlplatz’ hingen spandoeken met de boodschap "Voor iedere gevangene passend werk!". De gevangenen die tijdens het gezondheidsappèl als gezond beschouwd werden, waren nog in staat om te werken, maar de zieke en zwakke gevangenen werden gedeporteerd naar vernietigingskamp Auschwitz waar ze vergast werden. Uiteindelijk zouden na deze actie 1.400 gevangenen op persoonlijk initiatief van Göth naar Auschwitz gedeporteerd worden. In Plaszow kwam door deze ‘opruimingsactie’ weer meer plek vrij voor nieuwe gevangenen. Terwijl de Russen kamp Plaszow naderden zouden in juli en augustus 1944 veel meer gevangenen gedeporteerd worden, onder ander naar Stutthof, Flossenbürg en Mauthausen.
In het getto van Tarnow had al in juni 1942 en in september 1942 een ontruiming plaatsgevonden. De laatste ontruiming vond plaats op 2 september 1943. Göth had wederom de leiding en werd bijgestaan door ongeveer 200 SS-ers. Göth schijnt tijdens deze ontruiming eigenhandig tussen de 30 en 90 vrouwen en kinderen doodgeschoten te hebben. De voor arbeid geschikte Joden werden weer opgenomen in Plaszow, terwijl de rest gedeporteerd werd naar Auschwitz.
Ook de ontruiming van het werkkamp Szebnie vlakbij Jaslo werd geleid door Göth. De ontruiming begon op 21 september 1943 en duurde tot februari 1944. Op de eerste dag van de ontruiming werden al 700 gevangenen vermoord. Zij werden naar een bos in Tarnowiec getransporteerd waar ze op persoonlijk bevel van Göth werden vermoord.
Tijdens deze en andere ontruimingen van getto’s profiteerde Göth op grote schaal van de achtergebleven kleding, sieraden, meubelen en overige bezittingen van de voormalige inwoners van de getto’s. Hij nam deze goederen in beslag en verkocht ze op de zwarte markt of hield ze voor zichzelf. De waarde van deze door Göth ontvreemde goederen liep op in de miljoenen zloty’s. Naast de diefstal van deze goederen die eigenlijk het Rijk toekwamen, was Göth actief op de zwarte markt. Ook werd hij omgekocht door de Duitse industrieel Oskar Schindler.
In Plaszow verbleven ongeveer 900 Joden die in dienst waren in de emaillefabriek van Schindler. Om te kunnen profiteren van deze goedkope Joodse arbeidskrachten, maar uiteindelijk uit mededogen, wilde Schindler zijn Joden tegen de terreur in kamp Plaszow beschermen. Schindler stelde Göth tevreden met luxe goederen uit de zwarte handel en kon hierdoor zijn Joodse werknemers beschermen tegen de moordpartijen van Göth. Tussen Göth en Schindler ontwikkelde zich een relatie die Göth mogelijk interpreteerde als vriendschap. Opvallend was dat Göth en Schindler in hetzelfde jaar geboren waren en dat ze thuis met hetzelfde geloof opgevoed waren. Bovendien hadden ze beide een zwak voor alcoholische drank en voor vrouwen. Zowel Schindler als Göth hadden naast hun vrouw een minnares.
Het corrupte leven dat Göth leidde was op 13 september 1944 voor de SS aanleiding om hem te arresteren. Een hogere SS-er met de naam Eckert deed onderzoek naar het corrupte leven van Göth. Als bewijs vond hij in de villa van Göth ongeveer 80.000 Reichsmark. Göth kon niet verklaren hoe hij aan dit geld gekomen was. Daarnaast werden er onder andere een miljoen sigaretten gevonden in diezelfde villa. Het Weense appartement van Göth leek door de grote hoeveelheid opgeslagen gestolen waar meer op een magazijn dan op een woning. Göth werd aangeklaagd vanwege zwarte handel en corruptie, maar tot een proces is het nooit gekomen. Hier was geen tijd voor omdat het einde van de oorlog naderde. In januari 1945 werd Göth wegens ziekte (diabetes) vrijgelaten en overgebracht naar een sanatorium in het Beierse Bad Tölz. De gevangenen in Plaszow werden inmiddels overgebracht naar andere kampen en de bewijzen van massamoord werden vernietigd. De lijken uit de massagraven rond Plaszow werden opgegraven en verbrand. Op 14 januari 1945 werden de laatste 2.000 gevangenen gedeporteerd naar Auschwitz.
Göth vroeg vergiffenis aan de voorzitter van de rechtbank voor zijn daden, maar die kreeg hij niet. De rechtbank oordeelde dat Göth meer deed dan van hem verwacht werd; het merendeel van de moordpartijen in Plaszow werd op geheel eigen initiatief van Göth uitgevoerd. Hij werd dan ook schuldig bevonden aan alle aanklachten. Op 5 september 1946 werd Göth ter dood veroordeeld. Hij werd op 13 september 1946 opgehangen in Krakow, niet ver van het beruchte kamp waar onder zijn bevel ongeveer 8.000 Joden vermoord werden en vele anderen mishandeld, vernederd en getraumatiseerd. Voor zijn dood bracht hij een laatste groet aan Adolf Hitler; Göth liet hiermee blijken geen berouw voor zijn daden te hebben.