Toelichting:
Voorgeschiedenis.
In een nota van 30 september 1938 zette de regeringscommissaris de werkwijze van het Centraal Orgaan uiteen. Hij achtte de instelling van dit orgaan gekomen bij het uitgaan van het telegram B (voormobilisatie). Bij het uitgaan van het waarschuwingstelegram A moest de Directiecommissie worden benoemd, met de opdracht de nodige voorbereidingen te treffen.
In april 1939 werd bepaald dat, in afwachting van de definitieve instelling van het "Centraal Orgaan voor de voorziening in de behoeften van de Weermacht", in de reglementen en oorlogsinstructies waarin vermeld werd het Centraal Orgaan daarvoor moest worden gelezen het Regeringscommissariaat voor de Industriële Verdedigingsvoorbereiding.
Officieel werd het voornoemde Centraal Orgaan op 29 augustus 1939 ingesteld. Als directeur werd benoemd ir. F.A. Begemann, plaatsvervangend regeringscommissaris. De directeur was rechtstreeks ondergeschikt aan de minister van Defensie. Aan de directeur werd opgedragen om geleidelijk de werkzaamheden van het Regeringscommissariaat te liquideren en over te nemen. Daarnaast had de directeur tot taak die maatregelen te treffen of voor te bereiden, die leiden tot een georganiseerde samenwerking van de onder het
departement van Defensie ressorterende bedrijven met de Nederlandse industrie.
Het C.O. was een zelfstandig orgaan rechtstreeks onder de minister van Defensie en had onder meer tot taak de industriële mobilisatievoorzieningen en de coördinatie van de aanschaffingen met voortgangscontrole. Ter uitvoering van deze taak werd de algemene leiding van het C.O. in vredestijd opgedragen aan een Directiecommissie.
De regeringscommissaris, ir. A. Groothoff, werd belast met het voorzitterschap van voornoemde commissie. Vanaf januari 1940 ir. F.Q. den Hollander. De overige leden waren: de directeur Centraal Orgaan (D.C.O.), directeur-voorzitter der Artillerie-Inrichtingen (Dir.Vz.A.I.), de directeur voor het Materieel der Landmacht (D.M.L.), de directeur van het Luchtvaartmaterieel, tevens directeur van het Luchtvaartbedrijf (D.L.M. en D.Lv.B.) en het hoofd van de IVe afdeling A van het
Departement van Defensie.
De directiecommissie bereidde de leiding in oorlogstijd van het C.O. voor en had tot taak het ontwerpen van richtlijnen, die voor de noodzakelijke samenwerking ten aanzien van de aanschaffingen in vredestijd en de oplossing van de daarmee samenhangende industriële en economische vraagstukken voor het geval van oorlog, moesten worden gevolgd. Ook adviseerde zij de minister van Defensie over organisatie, werkwijze en bevoegdheden van het C.O.W.
In vredestijd was het C.O. een kernbureau belast met industriële mobilisatievoorziening; coördinatie van aanschaffingen en voortgangscontrole; militair-technische administratie en overleg met de kernbureaus op andere departementen voor economische voorziening.
Bij mobilisatie (telegram B) trad de directiecommissie op als Directorium en was dan belast met de dagelijkse leiding van het Centraal Orgaan voor de voorziening in behoeften van de Weermacht.
De taakverdeling van de leden zag er dan als volgt uit:
- de directeur C.O. behandelde de industriële voorzieningen;
- de directeur-voorzitter der Artillerie-Inrichtingen behandelde de technische zaken van het leger;
- de directeur voor het Materieel der Landmacht behandelde de materiële zaken van het leger;
- de directeur van het Luchtvaartmaterieel, tevens directeur van het Luchtvaartbedrijf behandelde de technische en materiële zaken van de luchtmacht van het leger;
- het hoofd afdeling IV A behandelde de technische en materiële zaken van de marine.
Volgens het verslag van een vergadering gehouden d.d. 26-04-1940, was het Centraal Orgaan ontstaan uit het Regeringscommissariaat voor Industriële Verdedigingsvoorbereiding, officieus in september 1939, officieel op 1 januari 1940.
Het Centraal Orgaan had een verlengstuk in het Departement van Defensie, nl. de IIe Afdeling C., wat de industriële afdeling van het departement te noemen was. De directeur van het Centraal Orgaan was tevens hoofd van deze IIe Afdeling C.