Arthur Seyss-Inquart is het meest bekend als rijkscommissaris voor het bezette Nederland. Voordat hij echter van 1940 tot 1945 de functie van hoogste vertegenwoordiger van het bezettingsapparaat in Nederland bekleedde, vervulde hij ook in Oostenrijk en Polen belangrijke posities binnen het nationaalsocialistische bestuur. In Oostenrijk had hij een belangrijke rol bij de eenwording van dat land met Duitsland in 1938, de zogenaamde Anschluss. Gedurende zijn hele carrière voerde hij een op het oog tegenstrijdige politiek; enerzijds was hij de intellectueel die een relatief gematigde politiek voorstond, anderzijds een fanatieke nationaalsocialist die vond dat alles – kerk, familie en een eigen mening – moest wijken voor volk, rijk en Führer. In dit artikel wordt getracht om beide gezichten van Seyss-Inquart te laten zien. Daarbij ligt de nadruk vooral op de periode dat hij werkzaam was in Nederland.
Op 25 februari 2016 is het vijfenzeventig jaar geleden dat tienduizenden Amsterdammers het werk neerlegden en de straat op gingen om te demonstreren tegen de Duitse bezetter nadat deze enkele dagen tevoren 427 jonge Joodse mannen bij razzia’s had opgepakt en naar een concentratiekamp afgevoerd.
Als er één persoon geassocieerd mag worden met de naziterreur gedurende de bezetting van Nederland dan is dat Hanns Rauter, de Höhere SS- und Polizeiführer en generaalcommissaris voor veiligheid in Nederland. Als vertegenwoordiger van SS-leider Heinrich Himmler was hij hier onder meer verantwoordelijk voor het onderdrukken van het verzet en zag hij toe op de uitvoering van de deportatie van de Joden. Door het Nederlandse volk werd hij alom gevreesd en beschouwd als symbool van onderdrukking en terreur.