Geldrop
De scouting was door de bezetter in de oorlog ook verboden. Toch werden er in het geheim bijeenkomsten georganiseerd. Tonnie van Stratum uit Geldrop was een fervent scoutingman en bracht het zelfs tot hopman. Ook hij ging door en ging zelfs kamperen maar dan niet in uniform. Eens op een nacht hadden ze een kamp in Lierop en waren 's-nachts getuige van een
vliegtuigcrash. Ze waren er als eerste bij, maar er was niemand meer te redden. Schrijver dezer ontdekte dat het de Britse Wellington BJ 603 van het 156 RAF Squadron van piloot P/O C.F. Taylor en zijn crew betrof. Direct na de crash toen de Duitsers nog niet aanwezig waren zag Tonnie kans om snel wat aluminium te pakken. Tonnie was toen als hobby edelsmid en dat materiaal kwam hem dus goed van pas. Hij maakte later van de materialen speldjes en een armband en zelfs een zakmes en een haarkam. Toen de bevrijders er waren bleken dit gewilde souvenirs te zijn. Tonnie ontving als ruilobject de fel begeerde Engelse sigaretten er voor in de plaats. Schrijver dezer kwam later in contact met de zus van navigator Sgt. W.R. Morris. Hij kon haar gelukkig maken met zo’n speldje. Voor haar een tastbaar aandenken van haar broer en al die jonge mannen de omkwamen voor onze vrijheid.
Links: Souvenirs van vliegtuigonderdelen. Rechts: Tonnie van Stratum, de eerste hopman van scoutinggroep Don Bosco.
Omdat Tonnie in de oorlog al bij Philips in Eindhoven werkte was hij in de gelegenheid om een geheime miniradio te bouwen en stiekem naar Radio Oranje vanuit Londen te luisteren. Hij was zijn tijd voor uit en het radiootje paste zelfs in een dik boek, waar de pagina’s waren uitgesneden. Hij liep er mee onder zijn arm vanuit de Langstraat naar zijn verloofde Nellie Verest in de Korte Kerkstraat!
Rosmalen
Na de bevrijding in oktober 1944 bleef het gevaarlijk, niet allen door beschietingen, maar ook omdat dat de Duitsers over de Maas kwamen en als spionnen in Rosmalen vertoefden. Soms zelfs waren ze in priesterkleding gehuld. Het waren dus infiltranten waar we voor op moesten passen. Ze noteerden de posities van de geallieerde kanonopstellingen. Eens lukte het de infiltranten de sluitstukken uit de kanonnen te verwijderen! De Poolse soldaten waren vanwege hun achtergrond door hun oorlog in eigen land door deze spionage extra fel tegen de Duitse vijand. Sgt. Major Piotr Milakowski, die bij ons kind in huis was, liet het extra doorschemeren. Op 1 april 1945 vertelde hij vader en moeder dat er achterin onze tuin een vermoorde Duitse spion lag. Hij nam ons mee en toen wij niets zagen riep hij: "1 april!!!" Het was een lugubere grap maar wij begrepen de situatie waarin de Polen verkeerden. Hij heeft nog tientallen jaren met ons gecorrespondeerd vanuit zijn woonplaats Gdynia.
De Canadezen en onze cafékachel
Ons café was vanaf de bevrijding in oktober 1944 tot aan 5 mei 1945 in gebruik als kantine, store, magazijn en bioscoop. Het was een onderkomen voor de artilleristen van het 23th Royal Canadian Artillery behorende bij de 4th Canadian Division. De batterij kanonnen stond maanden lang in de Molenstraat nabij de molen van Van Lith. Het waren de zogenaamde, Self Propelled Guns (S.P.G.). Kanonnen op een rupsbanden onderstel en gemakkelijk verplaatsbaar. Hun taak was om dag en nacht de Maaskant onder vuur te houden. Een verkenning vliegtuigje stond in contact met de kanonniers en behoorde tot een zogenaamde A.O.P. (Air Observation Post). Het Auster toestel vloog laag en gaf zijn waarnemingen door aan de kanonnen. Er vloog ook een man van de artillerie mee. Men maakte gebruik van een zogenaamde Airstrip, een landingsveldje, in de Maliskamp. Schrijver dezer ging daar wel eens kijken. Het was verbazend hoe het toestel op een zeer klein weilandje kon landen en opstijgen. Het toestel vloog erg laag over Rosmalen en we zwaaiden naar de piloot. Hij vloog boven de polder en soort niemands land, waar het gevaarlijk was, in die periode grenzend aan de Maas waar de vijand was. Het toestel was erg wendbaar en men zei zelfs dat hij om een huis kon vliegen! In Rosmalen gaf de bevolking het Auster vliegtuigje de bijnaam "Hein Creij". Dit omdat beiden erg nieuwsgierig waren!
Tekening uit het dagboek van Ad Hermens, de kanonnen van de Canadezen te Rosmalen.
Terug naar café Juliana. Als ze vrij hadden werd er zeer veel gedart. Het bord hing op een deur die voor het raam getimmerd was omdat er nog geen glas te krijgen was. Toen ze vertrokken waren zaten er honderden gaatjes in deze deur. Toch was hij later nog met plamuur te redden. Ik hoorde de gehele dag "Next one, next one". Het was een strenge winter met veel vorst en sneeuw. De grote café kachel kwam goed van pas maar moest het ontgelden. Vooral de Canadezen, echte houthakkers, sleepten halve bomen naar binnen en met een grote bijl werden deze kort gehakt tot ze in de kachel pasten. Dat was erg ongewoon, maar het werd nog erger als ze de kachel 's-morgens aanmaakten. De kachel werd vol gepropt met grote blokken hout en daarna goten ze vanuit een jerrycan een scheut benzine erop en gooide er een brandend lucifer in. Dan volgde een doffe dreun die gepaard ging met een steekvlam uit het deurtje. Omdat wij in die periode nog steeds in de kelder sliepen volgde wij deze ceremonie op het gehoor en stonden doodsangsten uit. Gelukkig liep het steeds goed af maar we hadden ook af kunnen branden. Toen ze vertrokken waren was onze café kachel van vorm veranderd. Hij stond geheel bol en was gescheurd. Omdat vader ook een goede kachelsmid was kon hij hem nog oplappen en deed nog vele jaren dienst. Ze sliepen 's-nachts op de houten vloer onder een deken. Weer viel er in een nacht zeer kortbij een vliegende bom. Vader had met de toneeldeuren de ramen dicht gespijkerd omdat er nog geen glas was. Door de inslag van de V-1 ontstond er een zware luchtdruk en werden deze deuren los gerukt en naar binnen gedrukt en vielen op de slapende Canadezen. Er waren geen zware gewonden maar waarschijnlijk veel blauwe plekken.
De Canadeze kannoniers te Rosmalen in 1944-1945.