Titel: | Alleen uit de oorlog - De eeuwige schaduw van de Holocaust |
Schrijver: | Oord, N. van der |
Uitgever: | Omniboek |
Uitgebracht: | 2023 |
Pagina's: | 224 |
ISBN: | 9789401919685 |
Omschrijving: | Niek van den Oord schrijft het verhaal van Hélène Wolf, dochter van Leida van Tijn en Ido Wolf, allebei opgegroeid in een Joodse familie in Assen. In feite was er sprake van een verstandshuwelijk van twee mensen die na het verlies van hun geliefde ‘alleen uit de oorlog’ kwamen – na hun scheiding in 1973 viel het gezin uit elkaar. Zoon Joop en dochter Hélène zagen hun vader niet meer, hun broer Sam hield wel contact: uiteindelijk nam hij het familiebedrijf over. Broer Joop: "onze geschiedenis is heel ingewikkeld, problematisch". Auteur Van den Oort heeft eveneens een familiegeschiedenis in het teken van de Holocaust: zijn opa Aron Stern en moeder Jenny komen ook in het verhaal voor. Over hen publiceerde hij al in 2000 het boek ‘Het mankeert ons aan een goed adres’. Leida van Tijn kwam uit een niet bepaald welgesteld gezin. De vader van haar eerste man Salo Boekbinder behoorde tot de gegoede burgerij. Zijn firma leverde een grotere bijdrage aan de gemeenschap. Na de capitulatie op 14 mei 1940 volgde, ondanks bezwaren van de Boekbinders, een haastig huwelijk. Toen Salo werd opgeroepen voor werkkamp Orvelte besloten hij en Leida om op 16 juli 1941 te vluchten, zonder afscheid van de familie en zonder hun Jodenster te dragen. Ze kregen hulp van leden van het plaatselijk verzet, onder wie de Duitse emigrant Max Windmüller die betrokken was bij de Westerweelgroep en actief in de vluchtroute naar Spanje. Heel triest: de familie Boekbinder voelde zich verplicht om aangifte te doen van de verdwijning van Leida en Salo; ze werden vermeld in een opsporingsbericht. Wat later werd ook de verdwijning van Salo’s zus Hulda Boekbinder, die was ondergedoken, bij de politie gemeld. Haar verloofde Max Zendijk werd naar Auschwitz gedeporteerd nadat hij op weg naar Zwitserland opgepakt was. Begin september 1942 had de familie nog even contact met Leida en Salo. Gehoopt werd dat ze Zwitserland hadden bereikt. Kort daarop werden ook de ouders en de broer van Leida via Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd. Hélène besefte pas in 2019 dat het verhaal van haar familie uit Assen opgetekend zou moeten worden. Ze zag toen in Westerbork de inmiddels gerestaureerde woning van ‘gentleman’-kampcommandant Gemmeker, waar ooit de meubels van haar familie hadden gestaan. Die had het huis van de familie inclusief meubilair in beslag genomen, kort vóór hij met zijn geliefde Ly Hassel en de inboedel eind 1942 definitief naar Westerbork verhuisde. De meubels kwamen na de oorlog terug. Daartegenover staat de schrijnende, keiharde beschrijving van na de oorlog, hoe enorm moeilijk het voor Joden was, ook in Assen, om hun hun eigen huis en andere eigendommen weer terug te krijgen. In het geval van de familie Wolf was hun huis in de oorlog verkocht aan de NSB’er Homan, wiens kleinzoon er nu nog woont. Het boek begint wat onverwacht in 1941/42 in Frankrijk – een van de vluchtroutes van Nederlandse en Belgische Joden. Maar die eindigde voor deze ‘illegale grensoverschrijders’ – Leida en Salo – onverhoopt in een gedwongen verblijf, een résidence forcé in Tramayes, later in het niet ver van de Puy de Dome gelegen Châteauneuf-les-Baines. Salo werd bij hun poging om te vluchten door de Franse politie gearresteerd en werd via doorgangskamp Drancy ten noorden van Parijs gedeporteerd naar Sobibor. Leida hoorde pas na de oorlog dat hij dit vernietigingskamp in Polen niet had overleefd. Zelf wist ze in mei 1943 via de boerderij van Jaap en Annie van der Post en hun kinderen Freddy en Jacqueline in de Franse Jura te bereiken. Daarbij speelde ook Henri Weidner, de organisator van de bekende vluchtlijn Dutch-Paris, een rol. Net als hij (in 1978) kreeg Van der Post in 1987, in het bijzijn van Leida, de Israëlische onderscheiding ‘Rechtvaardige onder de volkeren’ voor zijn hulp aan Joden. Zijn vrouw Annie was eerder overleden. De auteur schetst een beeld van het vooroorlogse Joodse leven in Assen. Wat er in Duitsland in de jaren 30 allemaal gebeurde was ook bij de Joden in Assen min of meer bekend. Vooral na de Kristallnacht in november 1938 kwamen er veel Duits-Joodse emigranten, die de Ne-derlandse regering zoveel mogelijk probeerde te weren. Er werd gestreefd naar een groot opvangkamp, dat in 1939 uiteindelijk werd geopend in Westerbork bij Hooghalen, niet ver van Assen. Ondanks de oorlogsdreging hoopte men net als in de Eerste Wereldoorlog neutraal te blijven. Maar op 10 mei 1940 reden er in Assen Duitse tanks op het Stationsplein. Leida’s latere man Ido: "Er stonden zo﮽n honderd nieuwsgierigen te kijken toen zo﮽n Duitser zijn mitrailleur, of hoe zo﮽n ding ook heet, voor de mensen heen en weer zwaaide. Die vlogen weg. Ik ook." De aard van de anti-Joodse maatregelen van de bezetter en de gevolgen daarvan worden door de schrijver aan de hand van getuigenissen van inwoners van deze relatief kleine en overzichtelijke plaats beklemmend duidelijk gemaakt. Vaak pleitten Joodse instanties voor het meewerken aan de Duitse maatregelen. De dilemma﮽s van de Joodse inwoners en hun restje hoop op een niet al te vreselijke afloop, dat de bodem in werd geslagen, zijn heel invoelbaar. Een groot aantal bekenden van de hoofdpersonen ging naar het Joodse werkkamp Orvelte. Zij moesten begin oktober 1942 met ca. 12.000 anderen naar het op dat moment overvolle Westerbork, en vervolgens bijna allemaal naar Auschwitz. Hun Joodse huisarts Samson, die met zijn gezin eind december was gedeporteerd, meldde uit Westerbork dat er nog enkele bekenden waren achtergebleven, maar het kamp was een zwijnenstal: "Het is met geen pen te beschrijven hoe erg het hier is." Ook Joden uit de psychiatrische inrichting Licht & Kracht waren na de ontruiming van het Apeldoornsche Bosch (op 21-22 januari 1943) ‘geruimd’, zo schrijft de auteur. Het verzet waarschuwde de Joden in het ziekenhuis waar Hélènes vader Ido Wolf met een gebroken been lag. Hij en zijn kamergenoten in het ziekenhuis doken onder, uitgezonderd de grootvader van de auteur, Aron Stern, die te ziek was en met zijn gezin naar Westerbork op transport werd gesteld. Dochter Jenny kon met een Sperr uit Westerbork ontsnappen. De ouders van Ido hadden nog wel wat hoop: vader Sam Wolf stond als dakdekker met zijn gezin op de zogenaamde T-lijst, bestemd voor duizend (tausend) Joden die naar het ‘betere’ kamp Theresienstadt zouden gaan. Ze hadden voor de Joodse Raad gewerkt of werden gezien als ‘verdienstelijk’. Het waren met name Duitse en Nederlandse Joden die zich op NSB-leider Mussert konden beroepen. Eind 1942 waren er in Assen vrijwel geen Joden meer, behalve als ze er hadden kunnen onderduiken. Van de 400 Joden in Assen hebben er maar 30 de oorlog overleefd. Voor slechts een klein aantal was het mogelijk om ter plaatse onder te duiken – vaak bij sociaaldemocraten en communisten. Ook in Assen waren er natuurlijk NSB’ers, overige foute Nederlanders en passieve omstanders. Op grote schaal werd Joods bezit onteigend. Als bewindvoerder zagen foute Nederlanders hun kans schoon om zich Joods bezit toe te eigenen. De gemeente Assen heeft in oktober 2023 spijt betuigd voor de behandeling van de Joodse inwoners tijdens en kort na de oorlog. Na de oorlog ging Leida terug naar Assen. Voor de oorlog had ze gewerkt bij de vader van de vijf jaar jongere Ido Wolf. Ze was voor diens bedrijf in Assen zelfs naar Parijs geweest, voordat ze werd ontslagen omdat de aardappelexport weinig meer opleverde. Ido en Leida trouwden in juni 1947. Tot hun verbijstering wilde de rabbijn niet accepteren dat zij oorlogsweduwe was en zat een Joodse bruiloft er dus niet in – hun lidmaatschap van de Joodse gemeente zegden ze op. In 1956 verhuisde het gezin naar Mexico: na de Hongaarse opstand in 1956 waren ze bang voor een nieuwe oorlog in Europa. Hun verblijf in Mexico was geen onverdeeld succes, maar desondanks zei Ido: "In Mexico werd er niet gepraat over voor en na de oorlog. Dat was voor mij een opluchting. Ik voelde me daardoor veel vrijer en prettiger." Salo’s zusje Hulda had verzetsman Hans Mulder leren kennen, ze trouwden en zetten de zaak in Assen voort tot 1962; ook bij hen bleef het oorlogsver-leden opspelen. De auteur beschrijft ook het verrassende einde na al die jaren: op 10 april 2019 bekijkt Hélène Wolf struikelstenen voor het door de familie Wolf en Gemmeker en vervolgens door NSB’er Homan en zijn nakomelingen bewoonde huis aan de Prins Hendrikstraat in Assen. En wel samen met Gemmekers dochter Anke de Winter en met kunstenares Kea Homan en haar neef Jiskar Homan, die er nog steeds woont. Wolf doet een paar ‘bevroren tranen’ aan Gemmekers kleindochter cadeau – door verzetsvrouw Truus Menger-Oversteegen ontworpen oorhangers. ‘Alleen uit de oorlog’ – dat gold voor veel overlevenden. Bijzonder is de manier waarop dit in dit boek aan de hand van de betrokken families en bekenden uit Assen in feite van binnenuit wordt beschreven. De woorden razzia en deportatie slaan op concrete personen en gezinnen, zonder het zicht op de overige inwoners van Assen te verliezen. Het verwerken van wat overlevenden van de Holocaust was overkomen wordt aan de orde gesteld, en wel zo dat je bewust blijft van het feit dat het daarbij niet om unieke lotgevallen gaat. De aandacht voor vrij onbekende details over de Joden en de Jodenvervolging in Assen, de Westerweelgroep en de vluchtroutes naar Frankrijk is zeer te waar-deren, maar valt jammer genoeg wat mager uit. Misschien is dat in een boek met veel informatie uit interviews, brieven en andere bronnen niet verbazingwekkend. Veel details hadden uitgebreider behandeld kunnen worden, maar dan was het boek veel te omvangrijk geworden. Het geheel zorgt voor een niet heel vlot lezend boek. Toch zou ik het van harte aan willen bevelen, niet in de laatste plaats vanwege de confrontatie met de vrij zakelijk, maar toch zo tastbaar beschreven individuele ellende. |
Beoordeling: | Zeer goed |