Titel: | Hitlers schutkleur - De oorsprong van zijn antisemitisme |
Auteur: | Peter den Hertog |
Uitgever: | De arbeiderspers |
Uitgebracht: | 2005 |
Pagina's: | 264 |
ISBN: | 90 295 6248 x |
Omschrijving: | Hitlers antisemitisme, geen uitgemaakte zaak Sommige auteurs zoals Joachim Fest verwijzen dan weer naar de (vermoedelijk) seksueel ontwrichte geest van Hitler die vreesde dat duizenden Duitse vrouwen zouden verkracht worden door grijpgrage kromneuzige satanische Joden. Ongeveer in dezelfde lijn ligt de ongeloofwaardige piste dat alles te maken had met het besef dat de Joodse huisarts van het gezin (Dr. Bloch) moeder Hitler bij een onderzoek naakt zou gezien hebben. In de meest recente en gezaghebbende biografie maant Ian Kershaw terecht aan tot voorzichtigheid over het precieze ontstaan van Hitlers rabiaat antisemitisme. Gezien het anti-Joodse klimaat tijdens het begin van de 20ste eeuw (niet alleen in Wenen, maar ook elders in Europa) vindt hij het inderdaad zeer aannemelijk dat Hitler zijn eigen mislukkingen projecteerde op de bevolkingsgroep die in het Weense straatbeeld goed opviel: de Jood met de kaftan. Een ander kantelpunt lijkt in Kershaws ogen Hitlers verlof als soldaat in München in 1916. Hij schreef de chaos en het oorlogsdefaitisme waarin het land op dat ogenblik verkeerde toe aan de ondermijnende invloed van het Jodendom. De definitieve ommezwaai wordt door de Britse historicus uiteindelijk in 1919 gesitueerd wanneer Hitler lid van de Deutsche Arbeiterpartei (DAP) werd. Kansen voor psychisch onderzoek In de eerste hoofdstukken wordt uitgebreid stilgestaan bij de periode in Wenen en de jaren na de Eerste Wereldoorlog. Den Hertog typeert Hitler als een verlegen jongeman die zijn onzekerheid en mensenschuwheid afwisselde met vlagen van agressie, dominantie en brutaliteit. Tijdens zijn jeugd in Linz en het verblijf in Wenen ontwikkelt Hitler een dualistisch, bijna religieus getint wereldbeeld. Hij zag de wereldgeschiedenis steeds meer als een eeuwige, kosmische strijd tussen het goede en het kwade. Deze levensvisie sloot het beste aan bij zijn angstige en wantrouwige houding tegenover anderen en vooral tegenover het onbekende. Toen Hitler tijdens de jaren 1920 de onbetwistbare leider van de nazi-partij en een gevreesd politicus was, gedroeg hij zich in het bijzijn van notoire personen nog steeds opvallend verlegen en bijna onderdanig. Hitlers ommezwaai in 1919 Peter den Hertog geeft een andere plausibele verklaring voor de politieke kronkelwegen van Hitler. Hij zou zich namelijk herkend hebben in twee basisideeën van het links-Joodse experiment in München: de verwerping van de monarchie en de Obrigkeitsstaat (de nog steeds strenge indeling in rangen en standen). Zijn opportunisme kwam volgens den Hertog maar echt naar boven wanneer Hitler lid werd van de commissie die moest onderzoeken wie in het leger had deelgenomen aan het linkse experiment. De auteur meent dat de omslag naar een haatdragend antisemitisme pas hierna wordt gesitueerd. In juni volgde hij in opdracht van het leger een cursus redenaarskunst aan de universiteit. Hitler kreeg er onder andere les van de rechtse antisemiet Gottfried Feder die vermoedelijk zijn politieke keuzes definitief bepaald heeft. Vanaf augustus weten we dat hij voor de soldaten anticommunistische redevoeringen hield waarin hij voor het eerst publiekelijk uitvaarde tegen de Joden. Kortom, Hitlers ommezwaai moet dus wellicht tijdens de zomer van 1919 gesitueerd worden. Pas dan ontdekte hij dat de beloften van de linkse Joden voor een betere samenleving slechts een dekmantel waren voor de ondermijning van het Deutschtum. Paranoia: achter de schermen van de geschiedenis De these dat Hitler overal potentiële verraders zag is allesbehalve nieuw, evenmin als de vaststelling dat hij dit wantrouwen combineerde met een kleine cirkel van trouwe paladijnen. Volgens Robbins en Post is dit precies de ideale mix voor een geslaagde autoritaire politicus. Peter den Hertog herkent in dit model het gedrag van Hitler: ‘Het belang (…) van Hitlers paranoia ligt in het feit dat als hij meer paranoïde was geweest – en hij dus ook zijn directe getrouwen al snel had gewantrouwd – hij in Duitsland niet met behulp van de hem toegewijde volgelingen een relatief stabiel regime had kunnen opbouwen. Was hij minder paranoïde geweest, dan zou hij naar alle waarschijnlijkheid niet het beleid hebben gevoerd, in het bijzonder jegens de joden. Anders gezegd: Hitler had precies die graad van paranoia waardoor hij de zo extreem fatale rol kon spelen in de geschiedenis’. Hitlers schutkleur biedt ongetwijfeld enkele originele inzichten. Het boek levert een nauwgezet en kritisch onderzoek van de bestaande literatuur over Hitlers antisemitisme. Aanvaardbaar klinkt ook de hypothese over zijn politieke omzwervingen in 1919 en zijn radicale ommezwaai naar het rabiate antisemitisme in deze periode. Wel moet de lezer vrede nemen met de bijwijlen zelfgenoegzame taal waarmee de Hitler-biografen worden beoordeeld, de soms nutteloze illustraties in het boek en de insinuaties dat sommige onderzoekers doelbewust zijn antisemitisme weigerden te zien als een psychiatrische ziekte omdat dit zijn verantwoordelijkheid zou minimaliseren. Het boek voldoet jammer genoeg niet aan de hoge verwachtingen. Vooreerst zijn de meeste gegevens over Hitlers privé-leven en antisemitisme al langer bekend. Dat zijn jodenhaat toe te schrijven is aan een pathologische vorm van paranoia is vanuit psychiatrisch oogpunt wel interessant, maar is een stelling die bij de meeste lezers niet direct verwondering zal wekken. Den Hertog is wel bereid om de culturele traditie van die tijd als basis en als schutkleur voor het zieke brein van Hitler te zien, maar herleidt volgens mij de gruwel van de jodenvervolging en de uiteindelijke vernietiging van miljoenen mensen toch al te zeer tot de zieke geest van één man. Tot vandaag blijven immers nog steeds vragen over de precieze invloed van zijn mentors (Karl Mayr, Gotfried Feder, Alfred Rosenberg,…) en van de “uitvoerders” op zijn plannen. Was Hitler de enige die het monsterachtig scenario in zijn hoofd had of deed hij met zijn trawanten aan een soort antisemitisch opbod? Misschien moet Peter den Hertog bij een volgend onderzoek ook eens de psychische ingesteldheid van Hitlers inner circle onderzoeken. |
Beoordeling: | Redelijk |