Het Grootkruis bij het IJzeren Kruis, ook wel vaak aangeduid met simpelweg Grootkruis, werd al ingesteld bij de eerste versie van het IJzeren Kruis in 1813. Het kruis werd ingesteld op 10 maart 1813 door de Pruisische Koning Frederik Willem III. Tijdens alle daarna ingestelde reeksen, bleef het Grootkruis de hoogste Duitse Krijgsorde. Totaal werd tijdens zijn bestaan de onderscheiding slechts 20 keer uitgereikt.
Het Großkreuz des Eisernen Kreuzes (EK) werd aan een halslint werd gedragen. Volgens de regeling kon hij alleen worden verleend aan officieren en bevelhebbers. Dit gaf problemen voor verlening van een hoge onderscheiding voor dapperheid indien men de Eisernes Kreuz 1.Klasse al had gekregen en geen officier was. Om dit aan te pakken werd in de Eerste Wereldoorlog de Pour le mérite ingesteld. Toen in 1939 het IJzeren Kruis wederom werd ingesteld ontstond dit probleem weer. Adolf Hitler loste dit echter op door ene nieuwe klasse in te stellen, het Ritterkreuz des Eisernen Kreuzes.
Tijdens de strijd tegen Napoleon werd het Großkreuz vijf keer verleend en wel aan Gebhard Leberecht von Blücher (31 augustus 1813), Friedrich Wilhelm Bülow von Dennewitz (15 september 1813), Kronprinz Karl Johann von Schweden (herfst 1813), Bogislav Friedrich Emanuel von Tauentzien (16 januari 1814), Johann David Ludwig Graf Yorck von Wartenburg (31 maart 1814). De 1870 variant voor de Frans-Duitse oorlog, werd negen keer verleend en wel aan Helmuth Graf von Moltke (22 maart 1871), August Karl von Goeben (22 maart 1871), Prinz Friedrich Karl von Preuβen (22 maart 1871), Kronprinz Albert von Sachsen (22 maart 1871), August Karl von Werder (22 maart 1871), Edwin von Manteuffel (22 maart 1871), Kronprinz Friedrich Wilhelm von Preuβen (22 maart 1871), König Wilhelm I von Preuβen (16 juni 1871) en Groβherzog Friedrich Franz II von Mecklenburg-Schwerin (4 december 1871). Gedurende de Eerste Wereldoorlog werd de 1914 variant totaal vijf keer uitgereikt aan Paul von Hindenburg (9 december 1916), Wilhelm II (11 december 1916), August von Mackensen (9 januari 1917), Leopold von Bayern (4 maart 1918) en Erich Ludendorff (24 maart 1918).
In 1939 werd het Großkreuz des Eisernen Kreuzes, samen met het Ritterkreuz des Eisernen Kreuz, door Hitler ingesteld. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd slechts één keer tot verlening overgegaan en wel op 19 juli 1940 aan Hermann Göring bij zijn bevordering tot Reichsmarschall. Hiermee werd hij de hoogst gedecoreerde Duitse militair uit de Tweede Wereldoorlog. Op 23 april 1945 trok Hitler de verlening formeel weer in omdat hij zich door Göring verraden voelde toen deze zonder zijn toestemming de onderhandelingen trachtte te openen met de Amerikanen.
Aan het einde van de oorlog ontdekten de Amerikanen in Oostenrijk nog een exemplaar van een speciale "Sonderstufe" van het Grootkruis, de Blücherstern. Dit was een Grootkruis gemonteerd op een borstster. Deze versie is nooit uitgereikt en ook nooit in een reglement vastgelegd. Deze variant was wel vergelijkbaar met de Blücherstern die in de strijd tegen Napoleon als "Sonderstufe" aan Gebhard Leberecht von Blücher werd uitgereikt (vandaar de naam).
Het Grootkruis meet 63,3 x 63,3 mm. De Zwarte IJzeren Kern is gevat in een zilveren frame uit .800 gehalte zilver. Het lint meet 57 mm breed in de kleuren zwart-wit-rood.
Naam | Geboortedatum | Overlijdensdatum | Onderscheidingen | |
---|---|---|---|---|
Göring, Hermann Wilhelm | 12-01-1893 | 15-10-1946 | meer |