De in 1918 in gebruik genomen torpedobootjager HMS Westminster was het eerste schip bij de Royal Navy dat deze naam kreeg. Tijdens de korte tijd in de Eerste Wereldoorlog dat het schip in dienst was, deed het dienst als escorte voor slagkruisers in de Noordzee. Kort voor de Tweede Wereldoorlog werd het schip verbouwd tot escortejager, in welke rol het schip de gehele oorlog opereerde. Eind 1945 werd het schip in reserve genomen en in 1946 afgevoerd. Na augustus 1948 werd het schip gesloopt.
Gebouwd
door: |
Kiel
gelegd: |
Te
waterlating: |
Aflevering: |
Einde: |
Scotts
Shipbuilding and Engineering Company, Greenock, Schotland |
april 1917 |
24 februari 1918 |
14 april 1918 |
augustus 1948 (sloop) |
Bouwnummer : ? |
||||
Indeling: |
Datum
in: |
Datum
uit: |
Gegevens: |
|
14 april 1918 |
HMS Westminster
(F02), 6th Destroyer Flotilla, Atlantic Fleet |
|||
januari 1940 |
midden 1945 |
HMS Westminster
(L40), Rosyth Escort Force |
De opdracht voor de bouw van de HMS Westminster werd gegeven op 9 december 1916 bij de werf van de Scotts Shipbuilding and Engineering Company in Greenock, Schotland. In april 1917 werd de kiel voor het schip gelegd en op 24 februari 1918 kon het schip te water worden gelaten. Op 14 april 1918 werd het schip afgeleverd en op 18 april in dienst gesteld met kenteken F02.[1][2]
Het schip had met een lengte van 95 meter en een breedte van 9 meter bij een waterverplaatsing van 1.110 ton standaard en 1.490 ton maximaal een diepgang van gemiddeld 3,20 meter. De twee gasturbines en drie boilers verzorgden een vermogen van 27.000 pk, waarmee een snelheid van 34 knopen (63 km/u) kon worden gegenereerd. Bij een olievoorraad van 320 ton kon een afstand van 6.500 km bij 15 knopen (27,78 km/u) worden afgelegd. De 134 bemanningsleden hadden de beschikking over vier stuks enkele 102 mm / 45 QF Mk V geschut, een 40 mm / 39 pompom luchtafweergeschut, 2x3 522 mm torpedo lanceerinstallaties en twee dieptebommenwerpers.[3]
Tijdens het laatste stadium van de Eerste Wereldoorlog werd HMS Wesminster ingedeeld als escortejager voor de Britse slagkruisers in de Noordzee. Direct na afloop van de oorlog opereerde het schip in november 1918 als escorte voor de schepen van de Duitse Hochseeflotte naar het Britse Rosyth. Nog geen maand later raakte de Westminster beschadigd toen het in dichte mist in aanvaring kwam met HMS Verulam, waarna het schip in reparatie moest.
Na deze reparatieperiode werd de Westminster van december 1918 tot december 1919 ingezet in de Oostzee bij de Eastern Baltic Fleet, waar het beschadigd raakte in gevecht met Russische oorlogsschepen. Nadat het schip hiervan was gerepareerd werd het in 1921 ingedeeld bij de 6th Destroyer Flotilla van de Atlantic Fleet tot het in reserve ging.[4]
Op 27 september 1923 werd het schip gereactiveerd en ingedeeld bij de 6th Destroyer Flotilla van de Atlantic Fleet. Het schip bleef bij de eenheid tot het midden van 1934, waarbij het met enige regelmaat in reserve werd genomen. Ook toen de eenheid overging naar Home Fleet bleef de Westminster bij de 6th Destroyer Flotilla.
In 1939 werd HMS Westminster als onderdeel van een omvangrijk herinrichtingsprogramma van diverse V- en W-klasse torpedobootjagers, ingericht als luchtafweer escortejager. De Westminster werd verbouwd bij de Devonport Dockyard. Haar registratie wijzigde hierbij van D45 naar L40. Bij deze conversie werd al het hoofdgeschut vervangen door nieuw luchtafweergeschut. Hiervoor werden twee stuks dubbele 102 mm / 45 QF Mk XVI en twee enkelvoudige 76,2 mm machinegeweren geplaatst. Na een inwerkingsperiode werd het schip ingezet voor escortediensten in de Noordzee.[5][6]
[7]Deze escortediensten werden uitgevoerd als onderdeel van de Rosyth Escort Force tot het schip in april 1940 werd overgeheveld naar Dover Command voor operaties in het Engelse Kanaal. Hierbij opereerde het schip onder andere bij Duinkerke en Vlissingen ten behoeve van het aan- en afvoeren van Franse troepen en voorraden. Hierbij raakte het schip op 20 mei een wrak en moest voor reparaties de haven van Duinkerke binnenlopen.
Na aanvullende reparaties in Engeland nam HMS Westminster vanaf juni weer deel aan de Rosyth Escort Force voor konvooidiensten in de Britse kustwateren. In 1941 werd het luchtafweer nog eens uitgebreid met twee stuks 20 mm / 70 Oerlikon luchtafweergeschut, welke in 1942 nog eens met twee stuks werd uitgebreid. Door diverse aanpassingen, waarbij ook de radar capaciteit werd verbeterd was op deze wijze het luchtafweer danig uitgebreid. Ook was tegen 1945 de capaciteit dieptebommen verhoogd tot 30-45 stuks. Hierdoor was de waterverplaatsing toegenomen tot 1.665-1.710 ton.[8]
Na afloop van de Tweede Wereldoorlog werd HMS Westminster korte tijd ingezet voor koeriersdiensten van en naar Noorwegen tot het werd afgevoerd. Het schip werd in reserve genomen. Op 4 maart 1947 werd de Westminster verkocht aan de firma BISCO om te worden gesloopt. De sloop vond in Charlestown plaats vanaf augustus 1948.[9]
Naam: | HMS Westminster |
Bouwer: |
Scotts Shipbuilding and
Engineering Company, Greenock |
Bouwnummer: |
? |
Naamsein: |
F02, D45, L40 |
Type/Klasse: |
Torpedobootjager - Escortejager
/ Admiralty W-klasse (1917) |
Waterverplaatsing: |
1.188 ton (standaard) |
Lengte: |
95,10 meter |
Breedte: |
9 meter |
Diepgang: |
3,25 meter |
Aandrijving: |
3 Yarrow type Water-tube boilers Brown-Curtis stoomturbines 2 schachten 27.000 shp (20.000 kW) 320 - 370 ton olie |
Snelheid: |
34 knopen (63 km/u) |
Bereik: |
6.500 km bij 15 knopen (27,78
km/u) |
Bewapening: |
4x1 QF 102mm L/45 Mk V 1x1 QF 76 mm /20 2x3 533 mm torpedolanceerinstallaties |
Bemanning |
134 |
Lieutenant-Commander Francis
George Glossop (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) |
25 maart 1918 |
Lieutenant-Commander Cuthbert Patrick Blake (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) | 12 april 1920 |
Lieutenant-Commander Martin John Coucher de Meric (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) | 1 september 1920 |
Lieutenant-Commander Colin Sinclair Thomson (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) | 29 november 1921 |
Lieutenant-Commander Ivan Beale Colvin (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) | 12 mei 1922 |
Lieutenant-Commander Leslie Thomas Creery Hill (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) | 20 maart 1923 |
Lieutenant-Commander Irvine Gordon Glennie (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) | 5 mei 1925 |
Lieutenant-Commander Theodore Frederick Annesley Voysey (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) | maart 1927 |
Lieutenant-Commander Walter John Phipps (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) | april 1929 |
Lieutenant-Commander William Archibald Rosebery Cartwright (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) | 13 april 1931 |
Lieutenant-Commander Archibald Boyd Russell (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) | 4 januari 1933 - januari 1934 |
Lieutenant-Commander Miles Ambrose Gregory Child (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) | 5 januari 1935 - februari 1935 |
Lieutenant-Commander John Wilson Musgrave Eaton (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) | september 1935 - juni 1936 |
Lieutenant-Commander Aymé Arthur Carrington Ouvry (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) | 20 december 1939 - 10 augustus
1941 |
Lieutenant Gordon Thomas Seccombe Gray (Luitenant-ter-Zee 2e Klasse) | 28 januari - februari 1941
(tijdelijk) |
Lieutenant-Commander Harold Godfrey Bowerman (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) | 10 augustus 1942 |
Lieutenant John Edwin Dyer (Luitenant-ter-Zee 2e Klasse) | 17 januari 1945 - midden 1945 |