TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Inleiding

"Ver van alles, waarvan ik heb gehouden, zwerf ik thans rond in alle eenzaamheid." Het is de eerste zin van het refrein van het Ommenlied, geschreven door studenten die in Kamp Erika in Ommen werden verzameld om naar Duitsland gestuurd te worden. De ruim 3.000 studenten[1] werden voor de Arbeitseinsatz over Duitsland en Oostenrijk verspreid. Zij kwamen op 6 mei 1943 in Ommen aan en verbleven er enkele dagen tot ruim een week. Er gingen drie transporten naar Duitsland, op respectievelijk 8, 11 en 14 mei.[2]

De studenten hadden allen geweigerd de loyaliteitsverklaring van de Duitsers te tekenen. Onder druk van represailles tegen hun ouders meldde een deel van deze studenten zich toch. Een groter aantal dook onder.[3] Uiteindelijk meldden zich meer studenten dan de Duitsers hadden verwacht.[4] Een aantal van hen werd daarom doorgestuurd naar het nabij gelegen Kamp Junne. In de kampen Erika en Junne probeerden de studenten er het beste van te maken. Zo was er een accordeon waarop gespeeld werd en werden er verschillende voordrachten gehouden.[5] Door een van de studenten werd het Ommenlied geschreven.

Het lied

"Hij dook maandenlang onder water,
Maar de toekomst bood hem geen bestaan.
Men dreigde zijn pa met de kogel,
Toen is hij naar Ommen gegaan.

Ver van alles, waarvan ik heb gehouden,
Zwerf ik thans rond in alle eenzaamheid.
Die ik heb liefgehad, zal ik gauw weer aanschouwen.
Vergeet mij niet, en stuur van tijd tot tijd
Een groot pakket aan hem, die in de vreemde lijdt.

Men stuurde ons 's avonds naar Ommen,
En ik knapte van moeheid haast af.
Maar 't kan ons geen steek meer verdommen
En wij geven geen pest om 't geblaf.

Ver van alles, waarvan ik heb gehouden,
Zwerf ik thans rond in alle eenzaamheid.
Die ik heb liefgehad, zal ik gauw weer aanschouwen.
Vergeet mij niet, en stuur van tijd tot tijd
Een groot pakket aan hem, die in de vreemde lijdt.

Maar eenmaal dan komen wij weder,
En wij zuipen ons hardstikke zat.
En keren naar kast en katheder
En last but not least naar de schat.

Ver van alles, waarvan ik heb gehouden,
Zwierf ik eens rond in alle eenzaamheid.
Die ik heb liefgehad, kan ik dan weer aanschouwen
Vergeet het niet en geef van tijd tot tijd
Een fikse zoen aan hem, die o zo graag eens vrijt!"[6]


De versie van Paul Hornikx. Bron: RHCe, 12354.41.

Er zijn verschillende versies van het lied, die niet veel van elkaar verschillen.[7] In het archief in Eindhoven ligt een handgeschreven exemplaar.[8] De schrijver van dit briefje is onbekend, maar het bevindt zich tussen de archiefstukken van Paul Hornikx.[9] Hij was een van de studenten in Ommen en werd daar op 14 mei vrijgelaten. Hij werd arbeidsongeschikt verklaard[10], vermoedelijk wegens zijn astma[11]. Ook in de collectie van het Verzetsmuseum in Amsterdam bevindt zich een versie van het lied, ondertekend door Jacob du Buy[12] op 11 mei 1943.[13]

Vooral de afwijkingen in de tekst in het tweede couplet zijn interessant. "Maar 't kan ons geen steek meer verdommen"[14] Paul Hornikx schreef het als "niets meer verdommen"[15], maar er zijn ook versies met "geen klap meer verdommen"[16], "geen steek meer verdommen"[17] en "geen reet meer verdommen"[18]. De studenten pasten hun versie vermoedelijk een beetje aan de lezer van hun brief aan. De teksten die naar ouders werden gestuurd, waren wat netter.

Het liedje is een bewerking van het lied "Verlaten"[19] uit 1935 van Willy Derby[20]. Het refrein is nagenoeg hetzelfde gelaten. Door wie het Ommenlied precies werd geschreven, is lastig te achterhalen. Diverse bronnen komen met verschillende namen. In de meeste bronnen wordt wel een vergelijkbare naam genoemd: Ad Klerck[21], Ad Klerkce[22] of Ad Alerkoo.[23] Eén bron[24] voegt daar de student Nico Groenhart[25] aan toe en beschrijft Ad Klerck als medisch student, al wordt hier geen bronvermelding voor gegeven. Zowel Klerkce en Alerkoo zijn geen Nederlandse achternamen, dus Ad Klerck ligt voor de hand, al zijn daar geen dossiers van te vinden.[26] Wel was er een Adrianus Klerk[27], geboren op 5 september 1919 in Bramfeld am Ehrenmal, die in de oorlog in Rotterdam woonde. Hij werd op 1 maart 1944 in Duitsland ingeschreven in het ziekenfonds van Hamburg, of dat ook betekende dat hij toen pas in Duitsland tewerkgesteld werd, is onbekend.[28] Onder de medische studenten, zijn geen studenten bekend met een naam die varieert op 'Klerk' of 'Clerk'.[29]

Nico Groenhart heeft het lied in ieder geval niet zelf geschreven. Wel schreef hij er over naar huis. Al op 10 mei 1943, een dag voordat Jacob du Buy het opschreef, schreef Nico: "Gisterenavond hebben we cabaret gehad, door studenten georganiseerd. Natuurlijk daverende lol. Een zekere Don Pizarro kon uitnemend voordragen. […] Een van ons heeft een speciaal Ommen-lied gecomponeerd, dat gisteravond ingestudeerd is en nu door eenieder gezongen wordt. […] U ziet, zo af en toe is het niet bepaald beschaafd, maar daar leent de atmosfeer zich ook niet toe. Alles bij elkaar is het reuze origineel." Het liedje moet dus in de eerste drie dagen van hun verblijf in elkaar gedraaid zijn. Don Pizarro was de gouverneur van de gevangenis uit Fidelio, een opera van Van Beethoven.[30]

Naast het Ommenlied werd er in één van de barakken, genaamd "De Klos", ook een baraklied geschreven: "Samen klos, samen los". De tijd werd hier voornamelijk verdreven met praten en kaarten. Leidse studenten voerden een cabaret op.[31] Een van de studenten schreef in zijn brief: "Ik maak 't niet te lang wat ik hoor dat 't Cabaret weer begonnen is. Je weet natuurlijk niet wat je leest maar we hebben hier elke dag cabaret met heel goede artiesten."[32] Collegemoppen waren aan de orde van de dag.[33]


Ommen Cabaret, met de Klos op de achtergrond. Bron: NIOD Beeldbank WO2.

Het liedje werd niet alleen gebruikt om de sfeer in het kamp wat dragelijker te maken, maar verscheen ook in de brieven naar de liefjes thuis. Alhoewel dat ook nog op een bescheiden manier ging. Joop Nahuijsen[34] schreef op 6 juni 1943 aan zijn latere vrouw: "Vanochtend kreeg ik je brief. Ik voelde me reeds in een feestelijke stemming, dus jouw brief was de klap op de vuurpijl. […] Jij voelt tenminste, dat een eenzaam "student" ver van allen, waarvan hij heeft gehouden (een regel uit het Ommenlied) behoefte heeft aan een ouderwetse brief."[35]


De brief van Joop Nahuijsen met de verwijzing naar het Ommenlied. Bron: Familie Nahuijsen.

De reacties

Het cabaret en de liedjes werden door veel studenten positief ontvangen omdat: "het enigszins de gespannen verwachtingen compenseerde over de toekomst" en "om de kampstaf en -bewaking te laten zien dat we niet zo gauw klein te krijgen waren." Een van de studenten vond het echter "onder deze omstandigheden misplaatst."[36]

De krant van het studentenverzet, De Geus onder Studenten, was het met die laatste student eens. Niet alleen was de verzetskrant het niet er niet mee eens dat de studenten zich voor tewerkstelling gemeld hadden, maar vooral ook met de manier waarop ze het ondergingen: "Uit angst voor zichzelf of voor hun ouders hebben zij toegestemd voor den vijand te gaan werken en daarmee 's lands belang te verzaken. Verre van "martelaren" voor het vaderland te zijn, offeren zij het vaderland op aan hun eigen kring van belangen. Voor bravour was er dan ook waarlijk geen enkele aanleiding. […] De stijlloosheid die hier door sommigen is ten toon gespreid heeft een onaangenaam licht op de Nederlandse studentenwereld geworpen. Zij culmineerde wel in het laf-sentimentele "Ommenlied" dat in het doorgangskamp te Ommen in een geïmproviseerd cabaret werd gezongen. Het was waarachtig wel het ogenblik om cabarets in elkaar te zetten!"[37]

De studenten die in Ommen gezeten hadden, reageerden boos op "de ‘schoften’ van De Geus die hen en bloc veroordeeld hadden". Ze vonden dat de krant de studentenwereld in drie delen had gehakt; de helden die onderdoken, de lafaards, misschien zelfs landverraders, die naar Duitsland waren gegaan en de landverraders die hadden getekend.[38] In een volgend nummer nuanceerde De Geus haar mening al iets door aan te geven dat ze de studenten in Duitsland nog wel als goede vaderlanders beschouwden.[39]

Ook direct na de oorlog was er weinig begrip voor het handelen van de studenten in Ommen. Lou de Jong schreef in 1945 in het vierde deel van Je Maintiendrai: "De studentikooze uitbundigheid ontlaadde zich zelfs in een revue waarvan een der nummers, het Ommen-lied, ergernis wekte bij sommigen in het kamp en bij velen daarbuiten. Enkele studenten dreven de oproerigheid zoover dat zij een dag en een nacht lang opgesloten werden in den "bunker" - een strafkelder met water op de vloer waarin met niet rechtop kon staan."[40] De Jong is de enige bron die aangeeft, dat er studenten werden opgesloten naar aanleiding van hun – negatieve – reactie op de vrolijkheid in het kamp.

Blase schreef in 1946: "Het verblijf in Ommen, verzameloord en uitgangspunt, werd tot op zekere hoogte gekenmerkt door een gebrek aan houding. De overweldigende stroom van indrukken en gevoelens trachtte ieder op zijn wijze af te leiden. In verschillende vormen ontvluchtte men een nog onbegrepen werkelijkheid. De diepzinnige discussies over onderwerpen van vakwetenschappelijke aard, en de activiteit van het "Ommencabaret" in luidruchtige en overmoedige manifestaties, klaarblijkelijk gericht op het kweken van een "gezellige" sfeer, waarin het weinig geslaagde Ommenlied kon ontstaan, waren een paar van die vormen. Aan deze uitingen kwam een spoedig einde, toen de studenten in groepen werden gedeporteerd."[41]

De studenten werden vanuit Ommen over heel Duitsland en Oostenrijk verspreid. Sommigen kwamen op relatief veilige plekken op het platteland terecht. Anderen belandden in de zware industrie in het Ruhrgebied of rond Berlijn en werden daar onderworpen aan talloze bombardementen. Anderen kwamen te overlijden. Kamp Erika in Ommen en het Ommenlied waren het begin van een lange reis, eentje waarvan men bij het schrijven van het lied nog geen idee had hoe deze zou verlopen en hoe lang deze zou duren.

Waar men direct na de oorlog hard was in het oordeel van de studenten die zich "vrijwillig" meldden, veranderde dat oordeel in de loop der jaren. Bornewasser schreef in de geschiedenis van de Katholieke Hogeschool Tilburg in 1978: "Zij wisten dat ze in het vaderland door de thuisblijvers en onderduikers wel niet als 'fout' maar toch als 'slap' werden beschouwd. Dat menigeen zijn vader niet in gevaar had willen brengen [...] gold voor de achterblijvers niet als excuus, alleen als een verzachtende omstandigheid."[42] Dokter e.a. schreven in 2001: "De beslissing van de studenten om zich destijds te melden voor werk in Duitsland [was] niet een simpele kwestie van goed of fout, zoals vrijwel alles in het leven."[43]

Noten

  1. Leeuw, A.J. van der, De universiteiten en hogeschoolen, in Onderdrukking en verzet, deel 3, pagina 331.
  2. Dokter, H.J., Een onbelicht verleden, pagina 46.
  3. Dokter, H.J., Een onbelicht verleden, pagina 31.
    Kemperman, J., Oorlog in de collegebanken, pagina 162.
  4. Dagboek Theo Bakkeren, 07-05-1943.
  5. Dagboek Theo Bakkeren, 11-05-1943.
  6. NIOD, 250h Ommen, Arbeitseinsatzlager Erika, 104 Tekst van het Ommen-lied, 5 mei 1943.
  7. NIOD, 246 Collectie Verzetsgedichten, 2050 Ommenlied.
    NIOD, 250h Ommen, Arbeitseinsatzlager Erika, 104 Tekst van het Ommen-lied, 5 mei 1943.
    NIOD, 401 Nout, W., 2 Circulaires over de ondertekening van de loyaliteitsverklaring door studenten aan de Universiteit van Utrecht alsmede de tekst van het "Ommenlied", 6 april 1943 - 24 september 1945 en z.d..
    RHCe, 12354 Collectie Oorlogsdocumentatie Helmond, 41 Ommen lied.
    Woudenberg, E. & Freese, F., Post uit Berlijn, pagina 33-34.
    Dokter, H.J. e.a., Een onbelicht verleden, pagina 44.
    Collectie Verzetsmuseum Amsterdam, 18038 Archief van Jacob du Buy.
    Groenhart, K., Koffer uit Berlijn, pagina 37.
  8. RHCe, 12354 Collectie Oorlogsdocumentatie Helmond, 41 Ommen lied.
  9. Paul Emile Pierre Hornikx (Venlo, 20-04-1919 - Venlo, 30-04-2002).
  10. RHCe, 12354 Collectie Oorlogsdocumenten Helmond, 19 Ontslagbewijs d.d. 14-05-1943 uit het kamp Ommen wegens ongeschiktheid van Paul E.P. Hornikx uit Helmond.
  11. Brief Gerard Schampers, 09-05-1943.
  12. Jacob du Buy (Batavia, 09-10-1920 – Zwolle, 17-02-2001).
  13. Collectie Verzetsmuseum Amsterdam, 18038 Archief van Jacob du Buy.
  14. NIOD, 250h Ommen, Arbeitseinsatzlager Erika, 104 Tekst van het Ommen-lied, 5 mei 1943.
  15. RHCe, 12354 Collectie Oorlogsdocumentatie Helmond, 41 Ommen lied.
  16. Groenhart, K., Koffer uit Berlijn, pagina 37.
  17. NIOD, 246 Collectie Verzetsgedichten, 2050 Ommenlied.
    Dokter, H.J. e.a., Een onbelicht verleden, pagina 44.
  18. Collectie Verzetsmuseum Amsterdam, 18038 Archief van Jacob du Buy.
    NIOD, 401 Nout, W., 2 Circulaires over de ondertekening van de loyaliteitsverklaring door studenten aan de Universiteit van Utrecht alsmede de tekst van het "Ommenlied", 6 april 1943 - 24 september 1945 en z.d..
    Woudenberg, E. & Freese, F., Post uit Berlijn, pagina 33-34.
  19. Woudenberg, E. & Freese, F., Post uit Berlijn, pagina 33.
    Groenhart, K., Koffer uit Berlijn, pagina 37.
  20. Willem Frederik Christiaan Dieben (Den Haag, 05-04-1886 – Den Haag, 09-04-1944).
  21. Woudenberg, E. & Freese, F., Post uit Berlijn, pagina 35.
  22. Dokter, H.J. e.a., Een onbelicht verleden, pagina 44.
    NIOD, 246 Collectie Verzetsgedichten, 2050 Ommenlied.
  23. NIOD, 250h Ommen, Arbeitseinsatzlager Erika, 104 Tekst van het Ommen-lied, 5 mei 1943.
  24. Woudenberg, E. & Freese, F., Post uit Berlijn, pagina 35.
  25. Nicolaas (Nico) Groenhart (Dordrecht, 19-08-1923 – Dordrecht, 02-03-1989).
    Online-Begraafplaatsen.nl - Algemene Begraafplaats Essenhof, Dordrecht.
    Middelburgsche courant, 23-08-1923.
  26. NationaalArchief.nl - Arbeidsinzet 1940-1945.
    Arolsen-Archives.org.
  27. Adrianus (Ad) Klerk (Bramfeld am Ehrenmal, 05-09-1919 – Capelle aan den Ijssel, 07-01-2001).
    Online-Begraafplaatsen.nl - Begraafplaats Schollevaar, Capelle aan den IJssel.
  28. NationaalArchief.nl - Adrianus Klerk.
  29. Mail Prof. dr. Mart van Lieburg, 10-02-2024.
  30. MusicalFeiten.nl - Beethoven Fidelio.
  31. Horjus, J., Wij moeten wat meer durven, pagina 73.
    Dokter, H.J. e.a., Een onbelicht verleden, pagina 43.
  32. Brief Joop Nahuijsen, 12-05-1943.
  33. Woudenberg, E. & Freese, F., Post uit Berlijn, pagina 33.
  34. Joop Nahuijsen (Menado, 02-09-1925 – Veghel, 23-01-2012).
  35. Brief Joop Nahuijsen, 06-06-1943.
  36. Dokter, H.J. e.a., Een onbelicht verleden, pagina 43.
  37. De Geus onder Studenten, Nr 20, 15-07-1943.
  38. De Jong, J., Je Maintiendrai, deel 4, pagina 306.
  39. De Jong, J., Je Maintiendrai, deel 4, pagina 307.
    De Geus onder Studenten, Nr 21, 04-09-1943.
  40. De Jong, J., Je Maintiendrai, deel 4, pagina 305.
  41. Blase, F.W., Studenten onder de bezetting, pagina 18.
  42. Bornewasser, H., Katholieke Hogeschool Tilburg, 1927-1954, pagina 195.
  43. Dokter, H.J. e.a., Een onbelicht verleden, pagina 146.

Informatie

Artikel door:
Jeroen Koppes
Geplaatst op:
05-03-2024
Laatst gewijzigd:
13-03-2024
Feedback?
Stuur het in!

Gerelateerde thema's

Nieuws

Dasselse dwangarbeiders: Herzberg am Harz (5/5)

6dec

Dasselse dwangarbeiders: Herzberg am Harz (5/5)

Het is nu ruim twee jaar geleden dat ik de brieven van Gerard Schampers in handen kreeg. Een student in oorlogstijd, wonend in Helmond en studerend in Tilburg. In 1943 werd hij, met nog 21 andere studenten, tewerkgesteld te Dassel in Duitsland. In Dassel werkten ook een aantal Limburgers, die opgepakt waren tijdens de Kerkrazzia's in oktober 1944. In juni en augustus 2023 bezocht ik Dassel. Nu was het tijd voor een derde bezoek en een nieuwe serie aan artikelen.

Tijdens het onderzoek naar de studenten, die in Dassel tewerkgesteld werden, werd al snel duidelijk dat ze niet direct in Dassel terecht zijn gekomen. De reis van Kamp Erika naar Dassel ging via een aantal tussenstations... in letterlijke zin. De langste stop was in Herzberg am Harz. Daar kwamen de studenten op 18 mei 1943, per trein, in Herzberg aan.


Gerard Schampers, een van de studenten, schreef over de reis: “We stapten in de trein en hoorden onderweg dat de technici naar Osterode moesten en de rest verder door naar Herzberg. In Osterode wilden enkele uitstappen maar dat mocht niet. 't Hele stel moest door. Om 7 uur kwamen we in Herzberg am Harz. Daar bleek dat ze pas om 5 uur bericht gekregen hadden dat we zouden komen. We kregen soep te eten, die naar omstandigheden redelijk wel was. We worden behoorlijk behandeld en hebben nog niet gewerkt. De eerste paar dagen zullen we dat ook nog wel niet doen. Wat er verder zal gebeuren weet ik niet er is nog niet veel van te zeggen. Ons adres is voorlopig: Gemeinschaftslager Pleissner (Wiese) Herzberg a. Harz.” [note]TracesOfWar.nl - Gerard Schampers, van student tot dwangarbeider, geraadpleegd op 22-11-2024.[/note]

De 40 studenten werden tewerkgesteld in de Pleissner-fabriek in het zuiden van Herzberg, vlakbij het hoofdstation van het stadje. Herzberg am Harz ligt, zoals de naam al doet vermoeden, in het Harzgebergte in het midden van Duitsland. Het stadje met haar vakwerkhuisjes werd en wordt gedomineerd door het kasteel van Herzberg. Dit kasteel, met haar oorsprong in de 11de eeuw, staat op een berg met uitzicht over de gehele stad. De studenten die uiteindelijk in Dassel terecht kwamen, zaten daar ruim een week.

Na al twee keer in Dassel geweest te zijn, vinden we het tijdens ons derde bezoek ook tijd om Herzberg am Harz te bezoeken, op een uur rijden van Dassel. Deze ochtend rijden we vroeg richting Herzberg. Het is een beetje een druilerige dag, de zon heeft zich nog niet laten zien. Via Osterode rijden we uit het noorden Herzberg binnen, met aan de rechterhand op de berg het indrukwekkende kasteel. We rijden door het stadje naar de Pleissner-fabriek, net iets voorbij het hoofdstation. In deze staalfabriek kwamen de studenten aan. Tegenwoordig is het nog steeds een staalfabriek, maar veel van haar geschiedenis is inmiddels verdwenen. Op 6 april 1945 voerde het Amerikaanse Ninth Air Force een aanval uit op de spoorcomplexen van Gottingen, Northeim en Herzberg.[note]USAAF Worldwide Operations Chronology, geraadpleegd op 22-11-2024.[/note] Pleissner werd ook getroffen en voor 70% vernietigd.[note]Matwijow, K., “Spurensuche” in Herzberg am Harz, 1933-1945, pagina 72.[/note]

We lopen een rondje om het fabrieksterrein. Veel is er helaas niet meer te zien, maar het blijft de plek waar de studenten tewerkgesteld werden en een week verbleven, voordat ze naar Dassel doorgestuurd werden. Zo'n twintig andere studenten bleven hier achter om te werken in de staalfabriek.


Eén van hen was Co Neeteson, hij herinnerde zich: “We werkten van 's ochtends zes tot 's avonds zes, in een staalfabriek. Velen moesten met de handen werken, maar er waren er ook een stuk of zes, die op een bouwbureau terecht kwamen. Daar zat ik gelukkig ook bij.” [note]Herinneringen Co Neeteson.[/note] In Herzberg hadden ze de nodige bewegingsvrijheid. Co: “We mochten vrij rondlopen, we waren immers geen gevangenen. Dus trokken wij er op uit, de berg op. Of naar het café in het dorp, dat aan een klein meertje lag.” [note]Herinneringen Co Neeteson.[/note]

Zo trekken wij ook Herzberg in, de berg op, naar het kasteel. Het staat bij ons bezoek in de steigers, het wordt weer eens gerestaureerd. Na de oorlog was dat ook al nodig, omdat het dak er af was geblazen door het ontploffen van de naastgeleden munitiefabriek.[note]TracesOfwar.nl - Nederlandse studenten in een munitiefabriek, geraadpleegd op 22-11-2024.[/note] In het kasteel is een klein museumpje gevestigd. Heel veel over de oorlog is er niet te zien, wel krijgen we er de nodige informatie en contacten voor verder onderzoek.

Wat we ook krijgen, is een tip over het café aan het meertje, de Juessee, midden in Herzberg. Het café zelf bestaat niet meer, maar het huis staat er nog wel. Het is nu een gewone gezinswoning. Het moet er uit zien als een klein kerkje, met een zwaan op de toren. We rijden naar het meer en parkeren de auto. We besluiten een rondje om het meer te wandelen, om zo het huis vanzelf tegen te komen.

Het is ook niet te missen, het torentje, de zwaan... er hangen zelf nog een paar oude lampen met bierreclame aan de muur. Dit is overduidelijk het café waar de studenten hun vrije tijd doorbrachten, al veranderde dat wel in de loop van de oorlog. Co: “We gingen daar in onze schaarse vrije uurtjes nogal eens een biertje drinken, dankzij de paar marken die we verdienden, totdat de baas ons een keer, met tranen in zijn ogen, moest weigeren: hij mocht geen buitenlanders meer ontvangen. Voor het raam kwam toen ook een bordje: Verboten für Ausländer.” [note]Herinneringen Co Neeteson.[/note]


Wij lopen verder rond het meer. Nu, op een bewolkte herfstdag ziet het er niet zo mooi uit als in de zomer van 1943 toen de studenten hier aankwamen. Grijzer en bewolkter zou het voor de studenten ook worden naar mate de oorlog vorderde. De paar vrijheden die ze nog hadden, werden steeds verder ingeperkt. Het was hier in Herzberg, dat deze studenten hun bevrijding meemaakten, waarna de lange toch naar huis begon.

Het blijft elke keer bijzonder om de locaties te bezoeken waar de studenten tachtig jaar geleden werkten, sliepen en leefden. Wij rijden met de opgedane indrukken, de foto's en alle informatie weer terug naar Dassel, met onze gedachten in de grijze wolken.

Lees ook de andere delen in deze serie:
- Dasselse dwangarbeiders: Herfst (1/5)
- Dasselse dwangarbeiders: Terug naar school (2/5)
- Dasselse dwangarbeiders: Bioscoop Klenke (3/5)
- Dasselse dwangarbeiders: Frau Kolle (4/5)
- Dasselse dwangarbeiders: Herzberg am Harz (5/5)

Lees meer

Het Dassels bankje

1dec

Het Dassels bankje

Het was vorig jaar zomer, dat ik daar zat. Op een bankje, kijkend naar de kerk. Een bankje tussen twee enorme, wuivende, bomen. Het kan niet anders zijn dan dat deze bomen er tachtig jaar geleden al stonden. Vandaag is het 4 december 2024, precies 80 jaar na het overlijden van Janus Brekelmans op 4 december 1944.

Janus, voor zijn familie Adri, werd in 1915 in Hilvarenbeek geboren. Hij ging studeren aan de Katholieke Hogeschool in Tilburg. In de oorlog weigerde hij, net als velen, de loyaliteitsverklaring van de Duitsers te tekenen. Hierdoor werd hij in Duitsland tewerkgesteld. Met 21 andere studenten kwam hij in Dassel terecht. Gerard Schampers, een van zijn medestudenten, schreef over de weg naar Dassel: We gingen nog lang niet naar onze begrafenis. Hoe mis kon hij het hebben...

Lees meer

Gerelateerde bezienswaardigheden

Gerelateerde personen

Gerelateerde boeken

Bronnen

Met dank aan