De Japanse mijnenveger W 15, werd in augustus 1934 in dienst gesteld en nam deel aan de strijd rond de Filippijnen, Nederlands-Indië, de strijd rond de Solomon eilanden en diverse konvooidiensten. Het schip haalde het lichaam van Admiraal Yamamoto op nadat deze door Amerikaanse vliegtuigen was neergeschoten. Het schip werd op 5 maart 1945 getorpedeerd door een Amerikaanse onderzeeboot. Hoewel het schip niet zonk, werd het als onherstelbaar door de bemanning verlaten en op 9 maart achtergelaten op een rif bij het eiland Suwasi.
Gebouwd
door: |
Kiel
gelegd: |
Te
waterlating: |
Aflevering: |
Einde: |
Fujinagata Zosen, Osaka |
6 april 1933 |
14 februari 1934 |
21 augustus 1934 |
9 maart 1945 (gestrand achtergelaten) |
Bouwnummer : ? |
||||
Indeling: |
Datum
in: |
Datum
uit: |
Gegevens: |
|
21 augustus 1934 |
31 augustus 1934 |
W 15 - Dai-15-Go
Sokaitei, Kure Marine District |
||
31 augustus 1934 |
10 juni 1941 |
11e Mijnenveegkorps |
||
10 juni 1941 |
11e Mijnenveegdivisie |
|||
10 mei 1945 |
geschrapt van
marinelijst |
Op 18 oktober 1934 ontving het schip andere roepletters, JXOD en op 15 november werd het schip aangewezen als bewakingsschip voor het 11e Mijnenveegkorps. Vanaf 10 april 1941 werd het gehele 11e Mijnenveegkorps, ondertussen omgevormd tot 11e Mijnenveegdivisie, ingedeeld bij de Japanse 2e Basiseenheid van de Japanse 3e Vloot en opereerde vanaf 10 juni 1941 vanuit Takao op Formosa. Op 1 december 1941 werden de roepletters wederom gewijzigd, dit keer in JXOP.
Op 4 december 1941 kwam het schip aan in Mako op de Pescadores om vanaf 7 december 1941 deel te nemen aan Operatie M, de aanval op de Filippijnen. Bij diverse operaties rond de Filippijnen werd het schip ingezet om mijnen te vegen voor de invasievloten. Vanaf 7 januari 1942 werd de W 15 in gereedheid gebracht voor de invasie van Nederlands Borneo en nam het deel aan de strijd om Tarakan vanaf 11 januari. Vanaf 21 januari 1942 volgde inzet bij de invasie bij Balikpapan in de strijd om Nederlands Borneo. Hierbij werd het schip op 24 januari 1942 aangevallen met torpedo's door de USS Parrott (DD-218), waarbij alle torpedo's het doel misten. Een torpedoaanval van de USS John D. Ford (DD-228), had hetzelfde resultaat. Vanaf 24 februari 1942 werd de W 15 ingezet bij Operatie J, de Japanse invasie van Java. Hierbij werd het schip met de 11e Mijnenveegdivisie vanaf 10 maart 1942 ingedeeld bij de Japanse 22e Speciale Basis Eenheid van de Japanse 2e Zuidelijke Expeditie Vloot.[1][2][3]
De tijdens de inzet tot dan opgelopen schade, werd vanaf 1 juli 1942 gerepareerd in Singapore. Na deze reparaties werd de W 15 lange tijd ingezet als konvooi escorte in de Zuidelijke Pacific en diverse anti-onderzeebootpatrouilles in hetzelfde gebied. Hierbij werden met name Shortland, Rabaul, Buin en Truk als basis gebruikt. Op 15 maart 1943 werd het schip ingedeeld bij de Japanse 1e Basis Eenheid binnen de Japanse 8e Vloot en werden dezelfde activiteiten van escorte en patrouilles ondernomen in hetzelfde gebied. Nadat op 18 april 1943 het vliegtuig met aan boord Admiraal Yamamoto werd neergeschoten door Amerikaanse vliegtuigen, werd de W 15 vanuit Buin naar Balale gestuurd om onder andere Yamamoto te gaan redden. Aangezien Yamamoto bij de aanval om het leven was gekomen, nam de W 15 het lichaam van hem aan boord en bracht het stoffelijk overschot naar Buin. Hierna hervatte het schip haar escortediensten waarbij het veel samen met de mijnenveger W 22 (1942) opereerde. Bij één van die operaties werd de W 15 op 18 juli 1943 te Buin, Bougainville, beschadigd door een Amerikaanse luchtaanval. Hierna sleepte de W 22 het schip voor reparatie naar Rabaul. Vanaf augustus 1943 kon het schip haar taken weer uitvoeren tot het eind van die maand naar Kure ging voor verdere reparaties. Op 15 november 1943 kon het schip Kure weer verlaten, waarna het zich vooral bezig hield met escortes van konvooien rond Japan en van en naar China en werd het ingezet voor anti-onderzeebootpatrouilles.[4][5][6][7][8][9]
In mei 1944 ontving de W 15 een Type 9 sonar, waarmee het die maand oefenpatrouilles uitvoerde. Hierna werd het schip weer voor escorte diensten en anti-onderzeeboot patrouilles ingezet in en rond Japan. Hierbij werd het schip in augustus 1944 beschadigd tijdens een tyfoon en ging vanaf 7 augustus in reparatie in Sasebo. Op 27 augustus kon het schip Sasebo weer verlaten en haar taken hervatten. Op 4 maart 1945 vertrok de W 15 vanuit Kuji Wan als escorte van konvooi NAKA-203. Het konvooi werd op 5 maart om 10.45 uur aangevallen door de USS Tilefish (SS-307), waarbij de W 15 aan het achterschip werd beschadigd. De W 15 werd bij het eiland Suwasi aan de grond gezet. Nadat tot 9 maart alle belangrijke zaken van het schip werden afgehaald, werd de W 15 als onherstelbaar achtergelaten. Op 10 mei 1945 werd het schip geschrapt van de marinelijst.
Naam: | W 15 (1934) |
Callsign/Registratie: |
? / ? |
Bouwer: |
Fujinagata Zosen, Osaka |
Bouwnummer: |
? |
Type/Klasse: |
Mijnenveger / W 13-klasse
(1933) |
Waterverplaatsing: |
525 ton (standaard 1934) 590 ton (proefvaart 1934) 691 ton (standaard 1935) 800 ton (maximaal 1935) |
Lengte: |
74 meter |
Breedte: |
8,20 meter |
Diepgang: |
2,07 meter (1934) 3,13 meter (1935) |
Aandrijving: |
2x 3 cilinder motoren 2 schachten 3.200 pk elk |
Snelheid: |
20 knopen (37,34 km/u)
(1934) 19 knopen (35,19 km/u) (1935) |
Bereik: |
4.800 km bij 12 knopen (22
km/u) |
Bewapening: |
2x1 120 mm L/45 geschut 2x1 13.2 mm luchtafweergeschut 18 dieptebommen 2x Type 81 dieptebommenwerpers 2 paravanen of 40x Mk.5 mijnen |
Bemanning |
98 |
Sho-sa Akira Ikeda
(Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) |
1 december 1936 |
? |
6 april 1938 |
Tahi-i Choshiro Sato
(Luitenant-ter-Zee 2e Klasse) |
? |
Tahi-i Eitaro Niwa (Luitenant-ter-Zee
2e Klasse) |
1 oktober 1943 |
Tahi-i Ikuo Morisawa
(Luitenant-ter-Zee 2e Klasse) |
9 oktober 1944 |