Japans Vrachtschip s.s. Kuretake Maru (1928)

De s.s. Kuretake Maru werd in 1924-1925 gebouwd in Schotland als s.s. Benicia. In 1928 werd het schip verkocht aan de Tatsuuma Kisen, K. K. uit Tsurmi, waarna het in 1937 werd geleased als troepentransportschip en in 1941 werd gevorderd om als troepentransportschip voor het Japanse leger te blijven varen. In januari 1942 werd het schip door een Amerikaanse torpedobootjager tot zinken gebracht.

Het stoomschip Benicia werd in de jaren 1924-10925 gebouwd door Robert Duncan & Co. Ltd., Glasgow, onder constructienummer 357. Het 5.050 BRT metende schip werd op 24 maart 1925 te water gelaten en in mei van datzelfde jaar afgeleverd aan de rederij Edgar John & Co. - Wirral Transport Co., Liverpool, waar het schip onder registratienummer 147309 werd ingeschreven met als naam s.s. Benicia.^[1]

Het schip had een lengte van 123,40 meter bij een breedte van 16,20 meter en had een diepgang van 7,63 meter. Het werd aangedreven door een drievoudige expansiemotor van Rowan David & Co. Ltd., Glasgow waarmee een enkele schroef werd aangedreven. Met het aldus opgewekte vermogen van 477 nhp kon een snelheid van 12 knopen (22,22 km/u) worden gegenereerd.^[2]

In 1928 werd het schip verkocht aan de rederij Tatsuuma Kisen K. K. uit Japan die het onder de naam s.s. Kuretake Maru in dienst nam.

In 1928 werd het schip verkocht aan de rederij Tatsuuma Kisen K. K. uit Japan die het onder registratienummer 33997, lettercode JCNC en de naam s.s. Kuretake Maru in dienst nam. Het schip werd tot 1937 voornamelijk ingezet op de routes tussen Japan en de Verenigde Staten en tussen Japan en Australië.

Tijdens de 2e Chinees-Japanse oorlog, vanaf 1937, werd de Kuretake Maru gecharterd door het Japanse Keizerlijke Leger en ingezet als troepentransportschip. In deze hoedanigheid werd het schip met regelmaat ingezet bij landingen op de Chinese kusten. Op 9 september 1941 besloot het Japanse Keizerlijke Leger het schip over te nemen en nam het de Kuretake Maru in dienst met legernummer schip Nr. 360. In december 1941 werd de Kuretake Maru ingezet tijdens de invasie van de Filippijnen en met name de bezetting van Davao, Mindanao, waarbij het schip was ingedeeld bij de 2e Subdivisie. Eind december nam het deel aan de bezettingsmacht voor Jolo.^[3]

Vanaf januari 1942 werd de Kuretake Maru ingezet bij de invasie van Nederlands-Indië. Begin januari was het betrokken bij de slag om Tarakan, bij de kust van Nederlands-Borneo, waarbij het schip wederom was ingedeeld bij de 2e Subdivisie. Eind januari volgde inzet bij de invasie van Nederlands-Borneo zelf bij Balikpapan. Hierbij werd het wederom ingezet in de 2e Subdivisie. Op 24 januari 1942 werd deze invasiemacht bij Balikpapan aangevallen door de Destroyer Division 59 van ABDA-Command. Om 03.16 uur vielen de torpedobootjagers USS Parrott (DD-218), USS Pope (DD-225), USS John D. Ford (DD-228 en USS Paul Jones (DD-230) de bij Balikpapan verzamelde vloot aan, zonder een treffer te plaatsen. Om 03.30 lukte het de USS Pope om de s.s. Sumanoura Maru (1939) tot zinken te brengen. Om 03.35 uur brachten de USS Parrott en USS Paul Jones de s.s. Tatsugami Maru (1939) tot zinken en om 03.45 uur werd de Kuretake Maru tot zinken gebracht door de USS John D. Ford. Bij het zinken van de Kuretake Maru kwamen zes bemanningsleden en 272 militairen om het leven. De torpedobootjagers verlieten om 03.50 uur weer het slagveld.^[4][5][6][7]

Noten

1. Scottisch Built Ships
2. Scottisch Built Ships
3. Remmelink, 2015, pag. 92
4. United States Navy Department, 1947, pag. 29
5. Bertke, 2013, pag. 217-218, 234
6. Cox, 2015, pag. 160
7. Remmelink, 2015, pag. 174, 357-359