"Het 614e was geactiveerd in Camp Carson, Colorado, in 1942. Ik ben een van de weinige oorspronkelijke soldaten," schreef sergeant Gordon B. McGinnis van B Compagnie aan de krant in zijn thuisstaat.[1] Deze brief werd op 3 maart 1945 gepubliceerd in The Ohio State News. Op die dag was het 614th Tank Destroyer Battalion in Frankrijk, waar de eenheid aan het bijkomen was van de gevechten die het in de voorgaande periode geleverd had. Toch was het 614th Tank Destroyer Battalion een bijzondere eenheid, want in tegenstelling tot andere Amerikaanse gevechtseenheden, bestond deze unit uit alleen maar zwarte soldaten.
Op 25 juli 1942 werd het 614th Tank Destroyer Battalion geactiveerd in Camp Carson, Colorado. Zoals gezegd, de eenheid bestond uitsluitend uit zwarte Amerikaanse soldaten. Dit was bijzonder, want het aantal gevechtseenheden voor zwarte soldaten was beperkt. De Amerikaanse samenleving was gesegregeerd, wat betekende dat zwarte Amerikanen als het ware afgezonderd waren van de witte samenleving. Zo konden er bijvoorbeeld speciale drinkfonteinen, huizen, en toiletten voor Afro-Amerikanen zijn. Door de heersende opvattingen over ras en afkomst, werden de meeste Afro-Amerikaanse soldaten ingedeeld bij service- of ondersteuningseenheden. Het was niet vanzelfsprekend dat er ook gesegregeerde gevechtseenheden zouden komen en zelfs als zij er zouden waren, dan was het nog maar de vraag of zij ingezet zouden worden voor hun oorspronkelijke missie.
De Amerikaanse tankjagers waren aanvankelijk bedoeld om de Duitse tanks te stoppen. De misvatting was dat de Duitse blitzkrieg bestond uit een massale tankaanval. De tankjager eenheden waren als reactie daarop gevormd met de gedachte dat een samentrekking van genoeg anti-tank wapens erin zou slagen om de opmars te stoppen. Van de nieuw opgerichte tankjager eenheden, waren er ook twee bataljons voor zwarte soldaten: Het 846th Tank Destroyer Battalion en het 795th Tank Destroyer Battalion. Beide eenheden werden echter nooit ingezet, maar na een tijd gedeactiveerd en omgevormd tot service eenheden.
In februari 1944 vroeg onder andere congreslid Hamilton Fish, die tijdens de Eerste Wereldoorlog in het gesegregeerde 369th Infantry Regiment had gediend, waarom verschillende zwarte tankjager bataljons en zwarte artillerie eenheden werden opgebroken. Daarop antwoorde de Minister van Oorlog Stimson, "het toeval wil dat een relatief groot percentage van de negers ingelijfd vallen in het leger in de lagere onderwijs classificaties, en veel van de neger eenheden waren dus niet in staat om efficiënt de techniek van moderne wapens zich eigen te maken."[2]
Voor het 614th Tank Destroyer Battalion was het ook onduidelijk of zij aan het front ingezet zouden worden. Zij waren bewapend met kanonnen die door halfrupsvoertuigen getrokken werden, terwijl andere eenheden uitgerust waren met speciale tankjager voertuigen, zoals de M10 of de M18. De gemotoriseerde kanonnen hadden het voordeel dat zij een stuk mobieler waren dan getrokken kanonnen.
Nadat zij hun opleiding hadden voltooid, werd in juli 1943 het bataljon overgeplaatst naar Camp Hood, in Texas, waar zij werden ingezet als opleidingstroepen. Zij moesten speciale scenario’s van het naburige officiersopleidingscentrum uitvoeren of bepaalde handelingen demonstreren. Deze periode duurde tot december 1943, toen zij uiteindelijk de orders kregen extra oefeningen te doen met het oog op hun overzeese inzet.
Deze trainingsperiode duurde tot april 1944, maar in juni bleek plotseling dat het bataljon nog niet klaar was met hun training. Zij hadden namelijk de training voor het indirect vuren niet doorlopen. Dit was een domper voor de troepen, maar door deze extra trainingsperiode voelden zij zich nog beter voorbereid op hun taak. Op 27 augustus 1944 vertrokken zij dan echt uit Amerika.
In oktober 1944 kwam het bataljon aan in Frankrijk. Daar werden de tankjagers tijdelijk in de buurt van Cherbourg gestationeerd. Het was een onrustige periode, want zij wilden graag naar het front en hun legerplaats was niet goed. Gordon McGinnis schreef over deze periode: "Dat waren de dagen van slapen in pup tentjes met houten vloeren en het regende bijna iedere dag; de modder was verschrikkelijk."[3]
Maar uiteindelijk kwamen de orders om naar het front te gaan. Het 614th Tank Destroyer Battalion werd toegevoegd aan de 95th Infantry Division en daar werd de het bataljon voor het eerst ingezet aan het front. In deze periode maakten ze verschillende beschietingen mee. Gordon McGinnis schreef daarover: "Het is niet niks om het bekende geluid van een Duitse 88 te horen op zijn weg inwaarts en de vliegende brokstukken als hij afgaat."[4]
Tijdens een beschieting van C compagnie werden de voertuigen van het eerste peloton achtergelaten. Luitenant Walter Smith en staf sergeant Christopher Sturkey wisten zich te onderscheiden, doordat zij tijdens de beschieting hun mannen verzamelden en de voertuigen in veiligheid brachten.
Op 7 december 1944 werd het 614th Tank Destroyer Battalion toegevoegd aan het 103rd Infantry Division. Hoewel het bataljon aanvankelijk een koud onthaal kreeg, veranderde de mening van het bataljon al snel. De aanleiding hiervoor was de slag om Climbach.
Op 14 december werd een taskforce samengesteld, bestaande onder andere uit een versterkte compagnie infanterie, een peloton tanks van het 47th Tank Battalion, en het derde peloton van C compagnie van het 614th Tank Destroyer Battalion. Luitenant Charles Thomas ging mee met het peloton, ook al was hij als compagnie commandant niet direct nodig. De taskforce stond onder leiding van luitenant-kolonel John Blackshear.
Het doel van deze taskforce was om de strategisch gelegen plaats Climbach in te nemen. Van gevangenen hadden de Amerikanen vernomen dat de stad slecht verdedigd zou zijn. Onderweg kwam de taskforce terecht in een beschieting en daarna bood luitenant Charles Thomas aan om voorop te rijden. Toen luitenant Thomas de laatste heuvel over ging op de weg naar Climbach, werd zijn voertuig direct uitgeschakeld. Er lagen mijnen op de weg en Duits anti-tank geschut was op de weg gericht. Ondanks de tegenstand en zijn verwondingen, beval luitenant Thomas om twee van zijn vier tankjagers op te stellen.
De tankjagers werden naar voren gebracht en zij positioneerden zich in het open veld bij Climbach. Dit was een gevaarlijke positie, want ze waren duidelijk in het zicht van de Duitse wapens en het duurde niet lang of een deel van de geschut bemanning was uitgeschakeld. Tot overmaat van ramp werd door Duitse infanterie een poging ondernomen om de twee bemanningen uit te schakelen. Met behulp van een peloton Amerikaanse infanterie en de inzet van bijna alle bemanningsleden als infanterie, werd deze aanval afgeslagen. Ondertussen rende een korporaal tussen de twee kanonnen heen en weer om deze te richten en te vuren.
Al die tijd bleef luitenant Thomas in het veld, om zijn mannen aan te sporen. Hij weigerde het slagveld te verlaten totdat een andere officier aanwezig was om het bevel over te nemen. Pas nadat luitenant George Mitchell ter plekke was, liet hij zichzelf evacueren.
Nadat de aanval was afgeslagen gaf Mitchell de order om de twee overgebleven tankjagers naar voren te brengen. Deze werden opgesteld, maar al snel werd er nog eentje uitgeschakeld door het Duitse geschut. Het overgebleven kanon, onder commando van sergeant Dillard Booker, bleef schieten tot het einde van de dag. Onderweg dreigden zij door hun granaten heen te raken, maar op het laatste moment werd er door een chauffeur van het peloton, een nieuwe voorraad afgeleverd.
Terwijl de zwarte tankjagers de strijd aangingen met de Duitsers in Climbach, maakte de Amerikaanse infanterie, minus een peloton dat de tankjagers beschermde, een omtrekkende beweging en naderde op deze manier het dorp. Een felle strijd volgde, maar zij slaagden erin om het dorp te veroveren. Maar na de slag was het volgens de Amerikaanse infanterie niet zo dat zij Climbach veroverd hadden, maar hadden de zwarte tankjagers van het derde peloton, C compagnie dit gedaan.
De heftigheid van het conflict blijkt wel uit het feit dat het peloton drie van de vier kanonnen verloor en dat de helft van het peloton gewond raakte of sneuvelde. Toch maakte het optreden van de zwarte tankjagers indruk op de witte soldaten van de 103rd Infantry Division. Zij werden geprezen voor hun moed en voor wat zij gedaan hadden. Vanuit een nadelige positie gingen zij de strijd aan met een vijand die zich goed ingegraven had. Bij Climbach hadden de zwarte tankjagers laten zien wat zij konden. Zij hadden direct de achting gewonnen van de witte soldaten en zoals McGinnis schreef, "sinds die tijd zijn we aan het vechten naast de witte jongens van de divisie."[5]
Luitenant Charles Thomas werd voorgedragen voor het Distinguished Service Cross, die sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog slechts eenmaal eerder aan een donkere soldaat was uitgereikt. Ondertussen werd het derde peloton voorgedragen voor de Distinguished Unit Citation, een groepsonderscheiding. Zij waren de eerste zwarte eenheid die deze onderscheiding zou winnen in de Tweede Wereldoorlog.
Het contact tussen de witte en zwarte soldaten was direct beter en de zwarte tankjagers zouden de rest van de Tweede Wereldoorlog blijven dienen bij de 103rd Infantry Division. In December 1944 startte ook het Ardennenoffensief, waardoor geallieerde troepen vanuit de Elzas naar het noorden werden gebracht om de Duitse doorbraak te stoppen. Toen het Ardennenoffensief dreigde vast te lopen, werd door de Duitse bevelvoerders naar mogelijkheden gezocht om elders door te breken. Daarom kozen zij voor operatie Nordwind in de Elzas, want de linies waren daar dunner bemand, doordat veel troepen naar het noorden waren gebracht.
Voor de mannen van het 103rd Infantry Division bracht dit een risico met zich mee, want zij waren in een vooruitgeschoven positie en liepen het risico omsingeld te worden. Daarom werd besloten om de divisie terug te trekken naar het westen in januari 1945. Tijdens deze terugtocht in een sneeuwstorm verloor de divisie een deel van hun voertuigen en bijbehorend materiaal. Ook de 614th Tank Destroyer Battalion verloor een aantal wapens. Zo raakten zij drie kanonnen kwijt en zes half rupsvoertuigen. De terugtocht was een dure aangelegenheid voor de Amerikanen.
De problemen werden nog groter toen op 25 januari 1945, toen de mannen van het derde peloton, C compagnie, zich geïnstalleerd hadden in Schillersdorf tezamen met de witte soldaten van de 103rd Infantry Division. Dit dorpje werd plotseling aangevallen door soldaten van de Waffen-SS divisie Nord. Een chaotische terugtocht volgde. Er werden die dag door de Duitsers 48 soldaten gevangen genomen, waarvan 12 soldaten van het derde peloton, C Compagnie, 614th Tank Destroyer Battalion. De overige troepen behoorden tot de 103rd Infantry Division. Hoewel Schillersdorf snel weer veroverd werd, waren de gevangen manschappen, en twee jeeps van het peloton, al afgevoerd.
De rest van de maand bleef het rustig, onder andere omdat de Duitse oppercommando besloot om af te zien van verdere aanvallen. De reserves waren verbruikt. Operatie Nordwind had niet het gehoopte succes opgeleverd en de vrijgemaakte troepen konden nu worden ingezet aan het Oostfront.
In de maand februari was het rustig. Gebied dat eerder opgegeven was in de terugtocht werd weer heroverd en er werd langzaam opgerukt, maar grote confrontaties bleven uit. De 103rd Infantry Division maakte zich op om door de Duitse Siegfriedlinie heen te breken. Deze stellingen waren aanvankelijk bedoeld om een eventuele Franse aanval te weerstaan, vanuit de Maginotlinie. De stellingen waren in ongebruik geraakt, totdat de geallieerden geland waren in Normandië.
Nadat eind maart 1945 door Task Force Rhine een doorbraak was geforceerd, waardoor de Amerikanen verder konden oprukken, werd de divisie opnieuw een korte rust gegund. De mannen hadden de voorgaande periode hard gevochten en zij kregen nu de tijd om het achterstallige onderhoud weg te werken en ze hielpen de lokale autoriteiten bij hun bezettingstaken.
Vanaf 20 april 1945 rukte de 103rd Infantry Division in rap tempo op door Duitsland. Met hen mee ging het 614th Tank Destroyer Battalion, waarvan de gevechtseenheden gebruikt werden ingezet als anti-tank eenheden in verschillende taskforces. Het Derde Rijk stortte in van twee kanten en de Amerikanen raceten naar het oosten en zuiden. Het 614th Tank Destroyer Battalion werd in deze race meegevoerd en toen troepen van de 103rd Infantry Division Innsbruck, in Oostenrijk, innamen, waren zij erbij. Troepen van het 614th Tank Destroyer Battalion gingen ook mee in het begin van mei 1945 toen een taskforce van deze divisie zich een weg naar het zuiden baande door de Brennerpas. De bedoeling was om het front in het westen te verenigen met de troepen in Italië. Op die manier zou nazi-Duitsland geheel ingesloten zijn. Op het moment dat het Amerikaanse Zevende Leger en het Amerikaanse Vijfde Leger elkaar ontmoetten waren de soldaten van het 614th Tank Destroyer Battalion erbij.
Op 8 mei was de oorlog in Europa voorbij en het 614th Tank Destroyer Battalion werd ingezet als onderdeel van de bezettingsmacht in Oostenrijk. De mannen hadden eindelijk tijd om onderhoud uit te voeren, dat zij de afgelopen weken niet hadden kunnen doen. De mannen en hun voertuigen waren tot het uiterste gedreven om door te stoten en de Duitsers geen tijd te geven om zich te reorganiseren. De oorlog was voorbij!
Doordat de strijd in Europa voorbij was, waren er minder troepen nodig bij de gevechtseenheden. Mannen van de eenheid werden overgeplaatst naar andere eenheden of kwamen terecht in andere functies. Wat overbleef van het bataljon keerde uiteindelijk terug naar Amerika en op 31 januari 1946 werd het bataljon gedeactiveerd.
Tijdens zijn bestaan had het tankjager bataljon laten zien dat zwarte Amerikanen net zo goed konden vechten als de witte soldaten. Zij leverden bewijs tegen de racistische uitlatingen van de minister Stimson, die claimde dat zwarte soldaten niet geschikt waren voor technische taken. Zoals Gordon McGinnis schreef: "Er is een ding dat het heeft geholpen om te doen en dat was bewijzen aan het oorlogsdepartement dat de neger goed genoeg is om zo’n technische eenheid als de tankjagers te bedienen, en het vraagt wel om techniek."[6] Voor de witte soldaten van de 103rd Infantry Division was er geen bewijs meer nodig, want de mannen van het 614th Tank Destroyer Battalion hadden laten zien wat zwarte Amerikaanse soldaten konden doen. Meerdere witte soldaten keerden met andere raciale opvattingen huiswaarts dan dat zij bij hun vertrek hadden.
Voor de zwarte soldaten zal de terugkomst in Amerika minder glorieus zijn geweest, want hun daden werden niet altijd erkend. Zo goed en zo kwaad als het kon, moesten zij zich weer aanpassen aan de levens die zij eerder achtergelaten hadden. Ondanks dat hun foto’s in tijdschriften en kranten waren geschreven, of dat luitenant Charles Thomas onderscheiden werd met de Distinguished Service Cross, waren niet alle witte Amerikanen bereid om de zwarte soldaten gelijkwaardig te behandelen. Dit veranderde pas in 1948 toen president Harry Truman besloot om de segregatie in het Amerikaanse leger te beëindigen.
Daarmee waren nog niet alle problemen opgelost, want de worsteling om gelijkwaardige behandeling en erkenning duurde voort. Tijdens de Tweede Wereldoorlog had namelijk geen enkele zwarte Amerikaan de Medal of Honor verdiend. Pas na de oorlog, in 1992, zou Charles Thomas postuum onderscheiden worden met de Medal of Honor.