De in 1919 als Minesweeper No. 20 in dienst genomen mijnenveger USS Bobolink nam direct na de Eerste Wereldoorlog deel aan het North Sea Minesweeping Detachment. Het schip was in Pearl Harbor ten tijde van de Japanse aanval op 7 december 1941. Tussen mei en juli 1942 werd het schip omgebouwd tot zeesleepboot en in deed als dusdanig dienst bij de US Navy tot het schip in 1946 buiten dienst werd gesteld.
Gebouwd door: |
Kiel gelegd: |
Te
waterlating: |
In dienst: |
Einde: |
Baltimore Dry Dock and Shipbuilding Company[1], Baltimore, Maryland |
29 oktober 1917[2] |
15 juni 1918[3] |
28 januari 1919[4] |
1 juni 1942[5] (sleepboot) |
Bouwnummer : 94 |
||||
Data: |
Naam: |
|||
Indeling: |
28 januari 1919 |
17 juli 1920 |
Mijnenveger USS Bobolink (Minesweeper No. 20), US Navy |
|
17 juli 1920 |
1 juni 1942 |
Mijnenveger USS Bobolink (AM-20), US Navy |
||
1 juni 1942 |
15 mei 1944 |
Sleepboot USS Bobolink (AT-131), US Navy |
||
15 mei 1944 |
22 februari 1946[6] (5 oktober 1946: verkocht) |
Sleepboot USS Bobolink (ATO-131), US Navy |
De kiel voor de Lapwing-klasse mijnenveger werd gelegd aan de Baltimore Dry Dock and Shipbuilding Company, in Baltimore, Maryland[7]. Het schip werd te water gelaten op 15 juni 1918 en op 28 januari 1919 als Minesweeper No. 20 in dienst gesteld onder bevel van Lieutenant Frank M. Bruce[8].
In april 1919 vertrok de mijnenveger naar Kirkwall, Orkney Eilanden om zich aan te sluiten bij Division 2 van het North Sea Minesweeping Detachment[9]. Deze eenheid was betrokken bij het vegen van één van de grootste mijnenvelden uit de Eerste Wereldoorlog, in het noorden van de Noordzee. Op 14 mei 1919 explodeerde een mijn bij het schip waardoor ernstige schade ontstond en waarbij Lieutenant Bruce om het leven kwam[10]. Na zes maanden reparatie in de Devonport Dockyard in Engeland, keerde het schip in januari 1921 terug in Norfolk, Verenigde Staten.
Tot in 1931 opereerde de USS Bobolink (AM-20) zoals het schip vanaf 17 juli 1920 werd aangeduid, bij Fleet Base Force, Scouting Fleet aan de Amerikaanse oostkust[11]. Vanaf 3 maart 1932 volgde operaties aan de westkust vanuit San Diego met de Fleet Train. In 1935 volgde een uitstap naar Hawaii en tussen januari en maart 1939 naar de Caraïben.
Vanaf september 1940 maakte het schip deel uit van Train, Base Force met als thuisbasis Pearl Harbor[12]. Op 7 december 1941 lag het schip in een droogdok samen met zes torpedobootjagers. Het schip bleef onbeschadigd en kon de periode daarna als reddingsschip en bergingsschip fungeren[13]. Vanaf 20 mei 1942 tot 2 juli 1942 volgde een verbouwing tot zeesleepboot, waarna het schip in dienst kwam als USS Bobolink (AT-131)[[14].
Naam: | USS Bobolink (AM-20) |
|
Callsign/Registratie: |
GTRS, NIJJ / Minesweeper No. 20, AM-20 |
|
Bouwer: |
Baltimore Dry Dock and Shipbuilding Co., Baltimore |
|
Bouwnummer: |
94 |
|
Type/Klasse: |
Mijnenveger /
Lapwing-klasse |
|
Waterverplaatsing: |
950 t |
|
Lengte: |
57,25 meter |
|
Breedte: |
10,82 meter |
|
Diepgang: |
2,97 meter |
|
Aandrijving |
2x Babcock and Wilcox boilers 1x stoommachine 1500 pk 1 schacht |
|
Snelheid: |
14 knopen (26 km/u) maximaal |
|
Bereik: |
? km (bij ? knopen) |
|
Bewapening: |
2x1 76 mm geschut |
|
Bemanning |
72 |
Frank M. Bruce |
Lieutenant (Luitenant ter zee
der 2de klasse der oudste categorie) |
28 januari 1919 |
14 mei 1919 |
Orie Hugh Small |
Lieutenant Jg (Luitenant ter Zee
der 2e Klasse) |
14 mei 1919 |
16 mei 1919 |
Howard James Gordon |
Lieutenant Jg (Luitenant ter Zee
der 2e Klasse) |
16 mei 1919 |
|
John Ross McKean |
Lieutenant (Luitenant ter zee
der 2de klasse der oudste categorie) |
30 augustus 1921 |
21 november 1921 |
Frank Kinne |
Lieutenant (Luitenant ter zee
der 2de klasse der oudste categorie) |
21 november 1921 |
20 januari 1923 |
Floyd Matthews |
Lieutenant (Luitenant ter zee
der 2de klasse der oudste categorie) |
20 januari 1923 |
23 juli 1923 |
Birney Osro Halliwell |
Boatswain (Bootsman) |
23 juli 1923 |
|
Albert Charles Fraenzel |
Boatswain (Bootsman) |
15 januari 1926 |
|
Joseph Casper Konieczny |
Boatswain (Bootsman) |
27 augustus 1926 |
|
Albert Charles Fraenzel |
Boatswain (Bootsman) |
21 juli 1927 |
|
Clyde Charlie Laws |
Lieutenant (Luitenant ter zee
der 2de klasse der oudste categorie) |
30 mei 1929 |
|
Walter Clayton Haight |
Lieutenant (Luitenant ter zee
der 2de klasse der oudste categorie) |
17 juni 1932 |
|
Carl Frederick Espe |
Lieutenant (Luitenant ter zee
der 2de klasse der oudste categorie) |
21 mei 1933 |
|
Norman Barton Hopkins |
Lieutenant (Luitenant ter zee
der 2de klasse der oudste categorie) |
8 juni 1934 |
|
William Hartenstein |
Lieutenant (Luitenant ter zee
der 2de klasse der oudste categorie) |
4 januari 1937 |
|
Hal Carter Jones |
Lieutenant (Luitenant ter zee
der 2de klasse der oudste categorie) |
23 juni 1939 |
|
James Louis Foley |
Lieutenant (Luitenant ter zee
der 2de klasse der oudste categorie) |
10 november 1941 |
8 juni 1943 |
Na de ombouw tot zeesleepboot bleef het schip tot september 1942 in Pearl Harbor waarna de thuishaven werd verlegd naar Guadalcanal op de Solomon eilanden[15]. In de tijd hierna opereerde het schip achtereenvolgens als sleepboot vanuit Espiritu Santo, Nieuwe Hebriden en Noumea, Nieuw Caledonië. De USS Bobolink vertrok in februari 1944 naar de Verenigde Staten en kwam op 4 maart 1944 aan in Long Beach, Californië.
Na reparaties keerde het op 29 juni 1944[16] terug in Pearl Harbor. Vanwege een herschikking in de aanduidingen van marineschepen waarbij oude en nieuwe sleepboten van elkaar werden onderscheiden had de USS Bobolink op 15 mei 1944 ondertussen de aanduiding ATO-131 ontvangen[17]. Tot in het najaar van 1945 verbleef het schip in Pearl Harbor. Voor haar aandeel aan de strijd tijdens de Tweede Wereldoorlog ontving het schip één campagnester.
Eind 1945 werd de USS Bobolink (ATO-131) naar de Mare Island Navy Yard in New York gestuurd. Hier werd het schip op 22 februari 1946 uit dienst genomen. Uiteindelijk werd het schip op 5 oktober 1946 door de Maritime Commission verkocht.
Naam: | USS Bobolink (AT-131) |
|
Callsign/Registratie: |
NIJJ, NPNF / AT-131, ATO-131 |
|
Bouwer: |
Baltimore Dry Dock and Shipbuilding Co., Baltimore |
|
Bouwnummer: |
94 |
|
Type/Klasse: |
Sleepboot /
Bobolink-klasse |
|
Waterverplaatsing: |
950 t |
|
Lengte: |
57,25 meter |
|
Breedte: |
10,82 meter |
|
Diepgang: |
3,33 meter |
|
Aandrijving |
2x 200psi Babcock and Wilcox boilers 1x 1.400shp Newport News Shipbuilding and Dry Dock Co. stoommachine 1 schacht |
|
Snelheid: |
11,8 knopen (21,8 km/u) maximaal |
|
Bereik: |
? km (bij ? knopen) |
|
Bewapening: |
2x1 76 mm geschut 2x1 20 mm luchtafweer |
|
Bemanning |
78 |
James Louis Foley |
Lieutenant (Luitenant ter zee
der 2de klasse der oudste categorie) |
10 november 1941 |
8 juni 1943 |
Harry Lee Sigleer |
Lieutenant (Luitenant ter zee
der 2de klasse der oudste categorie) |
8 juni 1943 |
1 oktober 1943 |
Fulton Glen Reed |
Ensign (Luitenant ter Zee der 3e
Klasse) |
1 oktober 1943 |
5 december 1943 |
Elmar Louis Alfred Rau |
Lieutenant (Luitenant ter zee
der 2de klasse der oudste categorie) |
5 december 1943 |
30 augustus 1944 |
Fulton Glen Reed |
Lieutenant Jg (Luitenant ter Zee
der 2e Klasse) |
30 augustus 1944 |
1 april 1945 |
Edward Lewis Givins |
Lieutenant (Luitenant ter zee
der 2de klasse der oudste categorie) |
1 april 1945 |
1 september 1945 |
Clair Augustine |
Lieutenant Jg (Luitenant ter Zee
der 2e Klasse) |
1 september 1945 |
1 december 1945 |
James Calder Linville |
Lieutenant (Luitenant ter zee
der 2de klasse der oudste categorie) |
1 december 1945 |
22 februari 1946 |