De Atlanta-klasse Lichte-kruisers bestond uit acht schepen. Hoewel de schepen aanvankelijk waren ontworpen als Scout Cruiser en flottieljeleider, bleken de schepen vooral succesvol als kruisers voor luchtafweer. Vanwege de verdere optimalisatie voor dit laatste doel, werden de vier laatste schepen uit deze klasse ook wel aangeduid als Oakland-klasse.
USS Atlanta (CL-51) |
22 april 1940: kiellegging 6 september 1941: tewaterlating 24 december 1941: in dienststelling 13 november 1942: tot zinken gebracht 13 januari 1943: uit Naval Register geschrapt |
USS Juneau (CL-52) |
27 mei 1940: kiellegging 25 oktober 1941: tewaterlating 14 februari 1942: in dienststelling 13 november 1942: tot zinken gebracht |
USS San Diego (CL-53) |
27 maart 1940: kiellegging 26 juli 1941: tewaterlating 10 januari 1942: in dienststelling 4 november 1946: uit dienst genomen 1 maart 1959: uit Naval Register geschrapt 3 februari 1960: gesloopt |
USS San Juan (CL-54) |
15 mei 1940: kiellegging 6 september 1941: tewaterlating 28 februari 1942: in dienststelling 9 november 1946: uit dienst genomen 1 mei 1959: uit Naval Register geschrapt 31 oktober 1961: gesloopt |
USS Oakland (CL-95) |
15 juli 1941: kiellegging 23 oktober 1942: tewaterlating 17 juli 1943: in dienststelling 1 juli 1949: uit dienst genomen 1 maart 1959: uit Naval Register geschrapt 1 december 1959: gesloopt |
USS Reno (CL-96) |
1 augustus 1941: kiellegging 23 december 1942: tewaterlating 28 december 1943: in dienststelling 4 november 1946: uit dienst genomen 1 maart 1959: uit Naval Register geschrapt 22 maart 1962: gesloopt |
USS Flint (CL-97) |
23 oktober 1942: kiellegging 25 januari 1944: tewaterlating 31 augustus 1944: in dienststelling 6 mei 1946: uit dienst genomen 1 juni 1965: uit Naval Register geschrapt 6 oktober 1966: gesloopt |
USS Tucson (CL-98) |
23 december 1942: kiellegging 3 september 1944: tewaterlating 3 februari 1945: in dienststelling 11 juni 1949: uit dienst genomen 1 juni 1966: uit Naval Register geschrapt 24 februari 1971: gesloopt |
De Atlanta-klasse was een klasse van acht Lichte-kruisers waarvan de eerste vier in 1937 waren ontworpen en in 1938 besteld als flottielje leiders (ook wel Scout Cruisers genoemd). Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleken deze schepen vooral effectief als luchtafweer kruisers. De eerste groep van vier schepen waren al inzetbaar voor deze laatste taak. De tweede groep van vier kruisers, vanaf de USS Oakland (CL-95), kregen een verbeterde en uitgebreider bewapening voor datzelfde doel en werden hierdoor ook wel aangeduid als de Oakland-klasse. De gehele groep werd soms ook wel aangeduid als Atlanta-Oakland-klasse.[1][2]
De opdracht tot de bouw van de eerste twee kruisers werd op 27 maart 1934 gegeven, waarna de bestelling voor het derde en vierde schip volgde op 17 mei 1938. De laatste vier schepen werden op 19 juli 1940 besteld. Het ontwerp was oorspronkelijk niet bedoeld als luchtafweerkruiser maar als Torpedobootjager flottielje leiders (Destroyer Leaders).[3][4]
De hoofdbewapening bestond uit 12 x 127mm/38 kaliber geschut in drie koepels van elk twee stuks op het voorschip en eenzelfde aantal op het achterschip. Bij de eerste vier schepen werd tevens een bewapening van twee dubbelloops 127mm/38 kaliber aan elke zijde van de opbouw gemonteerd. De eerste vier schepen hadden tevens een secundaire bewapening van 12 x 28mm/75 kaliber luchtafweer in drie vierloops opstellingen. Dit luchtafweer werd in de loop van 1942 vervangen door 40mm Bofors geschut. Rond dezelfde tijd werd acht stuks snelvuur luchtafweergeschut aan de bewapening toegevoegd welk aantal vanaf 1943 nog verder werd opgevoerd. De tweede groep schepen kreeg alleen de hoofdbewapening van zes dubbelloops koepels, drie voor en drie achter. De zijwaartse koepels werden weggelaten en waren vervangen door luchtafweer. Ditzelfde werd met de eerste groep vanaf 1943 gedaan. Afhankelijk van het gebruik konden de schepen gedurende de Tweede Wereldoorlog van elkaar gaan verschillen in de hoeveelheid luchtafweer dat op een zeker moment aanwezig was.[5]
Een radarinstallatie was bij de bouw niet inbegrepen maar in de loop van 1942 kregen alle schepen een FD (Mk 4) radar. Op de nog in dienst zijnde schepen verving men deze in de loop van 1943 door een FD Mk 12/Mk 22 combinatie radar. Ondanks dat de schepen waren ontworpen als flottieljeleiders voor torpedobootjagers, had men geen onderzeeboot bestrijding apparatuur aan boord. Bij de radar upgrade in 1942 ontvingen de schepen sonar, zes dieptebommenwerpers en twee rekken met dieptebommen op het achterschip. Dit werd later grotendeels weer verwijderd ten behoeve van meer luchtafweer.
De USS Atlanta (CL-51) en USS Juneau (CL-52) gingen verloren op 13 november 1942 tijdens de Zeeslag bij Guadalcanal. Hierbij bleek vooral dat de schepen weliswaar goede luchtverdedigingskruisers waren, maar minder geschikt waren voor het opereren tijdens zeeslagen. De diverse tekortkomingen die waren gevonden, werden gedurende de oorlog aangepast bij het vervolgontwerp, de Juneau-klasse. De zes overige schepen overleefden de Tweede Wereldoorlog en werden in 1949 geclassificeerd als luchtafweerkruisers met de aanduiding CLAA. Vanaf 1959 werden de schepen langzaam uit gefaseerd en de laatste ging in 1971 naar de sloop.[6]
Klasse: | Atlanta-klasse |
Aantal in klasse: |
8 |
Land: |
Verenigde Staten |
Type: |
Lichte-kruiser /
Luchtafweerkruiser |
Waterverplaatsing: |
6.000 lt (standaard) 7.400 lt (maximaal beladen) |
Lengte: |
165 meter |
Breedte: |
16,10 meter |
Diepgang: |
6,25 meter |
Aandrijving: |
4x 665 psi boilers 2 geschakelde stoomturbines Vermogen: 75.000 pk (56 MW) |
Snelheid: |
32,5 knopen ( 62 km/h) |
Bereik: |
15.700 km (bij 15 knopen) |
Bewapening (standaard): |
Standaard: 8x2 127 mm/38 kaliber geschut 3x4 of 4x4 28 mm/75 kaliber geschut 6x 20 mm/70 kaliber luchtafweergeschut 2x4 533 mm torpedolanceerbuizen Oakland sub-klasse (CL 95-99) 6x2 127 mm/38 kaliber geschut 8x2 40 mm/56 kaliber luchtafweergeschut 16x 20 mm/70 kaliber luchtafweergeschut 2x4 533 mm torpedolanceerbuizen |
Bemanning: |
673 (813: Oakland sub-klasse) |