Britse Torpedobootjager HMS Scimitar (H21)

De in 1918 in dienst gekomen torpedobootjager HMS Scimitar was één van de weinige S-klasse (I) torpedobootjagers welke nog in dienst kwam voor de Eerste Wereldoorlog voorbij was. Tijdens de Eerste Wereldoorlog zag het schip geen actie en ging al snel in reserve. Opnieuw in dienst gesteld tijdens de Tweede Wereldoorlog fungeerde het schip voornamelijk als escorteschip en eindigde als opleidingsschip tot het in 1946 werd gesloopt.

De Admiralty S-klasse torpedobootjager HMS Scimitar werd in april 1917 besteld bij John Brown & Company te Clydebank. De kiel voor het schip werd gelegd op 30 mei 1917 en het werd op 27 februari 1918 te water gelaten. Nadat het schip het rompnummer G41 toegewezen had gekregen, werd het op 13 april 1918 afgeleverd.^[1]

Na aflevering werd het schip korte tijd ingedeeld bij de 12th Destroyer Flotilla, Grand Fleet tot de Eerste Wereldoorlog voorbij was. Vanaf juli 1919 maakte het schip deel uit van de 7th Destroyer Flotilla, Rosyth Reserve. Op 24 augustus 1920 werd het schip in Devonport aan de Reserve Fleet toegevoegd en op 6 oktober 1927 te Rosyth aan de Maintenance Reserve. Op 2 juni 1931 werd het schip weer geactiveerd om op 9 september 1936 weer in reserve te gaan. In 1938 werd de Scimitar toegevoegd aan de Portsmouth Local Flotilla voor opleidingsdoeleinden.

HMS Scimitar kort na de in dienststelling Bron: Public Domain (onbekend)

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, was de HMS Scimitar ingedeeld bij de 16th Destroyer Flotilla en deed konvooidienst in het Engelse Kanaal. Tussen oktober 1939 en december 1939 werd het schip ingericht voor het vegen van mijnen. In mei en juni 1940 was het schip met de 22nd Destroyer Flotilla betrokken bij de evacuatie te Duinkerken waar het in aanvaring kwam met HMS Icarus (D03) en in reparatie moest. In juli was het betrokken bij de commandoraid op Guernsey. Hoewel licht beschadigd bij een Duits bombardement op 11 augustus 1940, bleef het schip in de vaart en weer ingedeeld bij de 22nd Destroyer Flotilla voor escortediensten bij Western Approaches Command. Tot november 1940 volgden diverse escortediensten in de Noordzee en het Kanaal. Daarna werd het schip ingedeeld bij de 2nd Escort Group te Londonderry.

Tot mei 1941 volgden diverse konvooi escortes tot HMS Scimitar in juni werd overgeplaatst naar de 8th Escort Group. In januari 1942 volgde verplaatsing naar de 1st Escort Group en in januari 1943 naar de 21st Escort Group. In juli raakte het door slechte weersomstandigheden danig beschadigd en ging het tot september in reparatie. Vanaf september volgde escortediensten voor mijnenlegoperaties tot HMS Scimitar in oktober werd overgeplaatst naar Plymouth voor escorte- en patrouillediensten in het Kanaal. In april 1944 nam het schip in deze hoedanigheid deel aan de bescherming van de oefeningen ten behoeve van e landingen in Normandië. In oktober 1944 werd het schip teruggetrokken uit operationele dienst en gebruikt voor opleidingsdoeleinden. In 1946 werd het schip gesloopt.

Noten

1. Friedman, 2009, pag. 311