De USCGC Ingham (WPG-35) was een Treasury-klasse patrouilleschip van de U.S. Coast Guard. Het schip was de meest gedecoreerde van de gehele Coast Guard vloot en ging pas in 1988 uit de vaart. Heden ten dage is het schip als museumschip te bewonderen bij het Key West Maritime Memorial Museum in Florida.
Gebouwd door: |
Kiel gelegd: |
Te
waterlating: |
In dienst: |
Einde: |
Philadelphia Naval Shipyard,
Philadelphia[1] |
1 mei 1935[2] |
3 juni 1936[3] |
17 september 1936[4] |
27 mei 1988 (uit dienst) |
Bouwnummer : CG-66[5] |
||||
Indeling: |
Datum in: |
Datum uit: |
||
17 september 1936 |
USCGC Ingham, U.S.
Coast Guard |
|||
1 juli 1941 |
USCGC Ingham, U.S.
Coast Guard |
|||
24 juli 1944 |
|
USCGC Ingham, U.S.
Coast Guard |
||
1 mei 1965 |
27 mei 1988 |
USCGC Ingham, U.S.
Coast Guard |
||
1989 |
20 augustus 2009 |
Museumschip
Patriot's Point, Charleston, Zuid-Catolina |
||
24 november 2009 |
Key West Maritime
Memorial Museum. Florida |
Op 30 januari 1934 werd door het U.S. Treasury Department het contract verleend aan de Philadelphia Navy Yard voor het Treasury-klasse patrouilleschip USCGC Samuel D. Ingham. Op 1 mei 1935 werd de kiel voor het schip gelegd en het werd op 3 juni 1936 tewatergelaten. Op 12 september 1936[6] werd het schip gedoopt door Ms Katherine Ingham Bush en op 17 september werd het schip afgeleverd aan de U.S. Coast Guard. Tussen 1937 en 1940 had de Ingham als thuishaven Port Angeles, Washington. Vanaf juni 1937 zou het schip worden aangeduid met USCGC Ingham. Van 20 april 1937 tot 28 juli 1937 was de Ingham op patrouille in de Beringzee. Vanaf 14 juni 1938 tot en met 18 augustus 1938 werden door het schip visserij inspecties uitgevoerd.
Met de dreiging van de Tweede Wereldoorlog, kreeg de U.S. Navy het steeds drukker met patrouilleren in de Atlantische Oceaan. De U.S. Coast Guard werd verzocht te assisteren en wees de Treasury-klasse patrouillevaartuigen aan voor patrouilles welke werden aangeduid met Grand Banks Patrols. De USCGC Ingham werd op 21 september 1939 voor haar nieuwe taak naar Boston gezonden wat haar nieuwe thuishaven werd. Van 11 november 1939 tot 24 november voerde het schip haar eerste patrouille en van 11 tot 22 december haar tweede. Vanaf 27 januari 1940 hielden de patrouilles op en werd de Ingham aangewezen voor weerpatrouilles waarbij de schepen van de klasse als varend weerstation fungeerden. Hiermee werden de Boeing 314 vliegboten van Pan American Airways van informatie voorzien. De Ingham fungeerde zo als Weather Station No. 2 vanaf 26 februari 1940 tot 27 maart 1940 en wederom Weather Station No. 2 van 2 tot 27 mei 1940, gevolgd door Weather Station No. 3 tussen 2 en 31 juli 1940.
Op 5 september 1940 vertrok de Ingham vanuit Boston naar Groenland ter assistentie van de USCGC Campbell (WPG-32), welke ze naar New York escorteerde. Tussen 26 september en 20 oktober 1940 fungeerde ze als Weather Station No. 1. Hierna volgde een modernisering van 16 december tot 31 december aan de fabriek van de Bethlehem Company in Boston. Het schip ontving hier wapens tegen onderzeeboten en luchtafweer. Van 8 januari tot 4 februari 1941 werd Weather Station No. 2 opgepakt.
Op 1 maart 1941 werd de USCGC Ingham tijdelijk toegewezen aan de U.S. Navy en vanaf 1 juli 1941 werden de schepen van de U.S. Coast Guard en dus ook de USCGC Ingham onder bevel gebracht van de U.S. Navy. Wel behield het schip haar Coast Guard bemanning. De Ingham werd op 15 april 1941 naar Lissabon in Portugal gezonden om de USCGC Campbell (WPG-32) af te lossen tijdens de zogenaamde Flagpole Duty. Op 21 april kwam het schip in Lissabon aan. Hier verbleef de Ingham tot het op 23 september 1941 weer terugkeerde in Boston. Vanaf dat moment werd de Ingham ingezet voor konvooidiensten in de Atlantische Oceaan bij CINCLANT (DESLANT). Toen het schip op 9 december in Argentia, Newfoundland, aankwam, werd het naar IJsland gezonden. Op 20 december 1941 arriveerde het daar in Hvalfjordur om deel te nemen aan Task Force #4 op 21 december 1941.
Op 9 januari 1942 kwam het weer in Boston aan en hervatte het schip haar konvooidiensten. Tijdens één van die konvooidiensten werd op 7 februari 1942 een vermeende onderzeeboot aangevallen zonder enig resultaat werd waargenomen. Tijdens een konvooidienst werd op 16 juni 1942 een mogelijke vijand gesignaleerd. Inham voerde onderzoek uit en verjaagde met geschutvuur een aan de oppervlakte varende onderzeeboot. Nadat de onderzeeboot onder dook werd nog een patroon dieptebommen afgevuurd zonder enig resultaat te signaleren. Op 26 september 1942 werden door de Ingham 8 overlevenden opgepikt van de s.s. Tennessee[7]. Op 15 december 1942 was het schip betrokken bij het tot zinken brengen van de Duitse onderzeeboot U 626 tijdens het beschermen van konvooi SC 112[8]. De U 626 stond op dat moment onder bevel van Leutnant zur See der Reserve Hans-Botho Bade.
Op 7 februari 1943 redde de Ingham overlevenden van de s.s. Henry R. Mallory, de s.s. Robert E. Hopkins en de s.s. West Portal terwijl het konvooi SC 118 escorteerde. Op 8 februari 1943 pikte de Ingham vier overlevenden op van het vrachtschip s.s. Newton Ash van hetzelfde konvooi, welke door de U 402 ten zuiden van IJsland tot zinken was gebracht. Diezelfde maand nog werden overlevenden van de s.s. Jeremiah Van Rensseler opgepikt. Tijdens het escorteren van konvooien HX 229/SC 122 werden op 18 maart de overlevenden van de s.s. Matthew Luckenback gered. Op 1 juni 1943 kwam de Inham aan in Casablanca. De resterende maanden van 1943 en begin 1944 escorteerde de Ingham konvooien van, naar en in de Middellandse Zee tot het schip naar de Verenigde Staten werd gezonden.
Van 1 augustus tot 24 oktober 1944 vond aan de Charleston Navy Yard een verbouwing plaats tot AGC (Amphibious Force Flagship) en werd het schip naar de Pacific gezonden[9]. Van 13 tot 18 februari 1945 nam het als vlaggenschip deel aan de Mariveles-Corregidor Attack Group[10], op 18 maart 1945 als vlaggenschip bij de landingen op Tigbauan, Panay, op 29 maart 1945 bij de landingen op de Negros eilandengroep en in juli 1945 bij de landing op het eiland Balut. Voor haar inzet rond de Filippijnen ontving de Ingham de Presidential Unit Citation[11].
Van 1946 tot 1976 fungeerde het schip als weerstation op de Atlantische Oceaan met een onderbreking van juli 1968 tot april 1969 tijdens de Vietnam oorlog[12]. Op 1 mei 1968 wijzigde de categorisering van WPG naar WHEC (High Endurance Cutter).
Tijdens de Vietnam oorlog werd aan het schip voor de tweede keer de Presidential Unit Citation toegekend, voor haar aandeel in Operatie SEA LORDS en Operatie SWIFT RAIDER[13]. Na de Vietnam oorlog diende het schip bij de U.S. Coast Guard tot in 1988. Op 27 mei 1988 werd het buiten dienst gesteld. Op dat moment was het, na de USS Constitution, het op één na oudste Amerikaanse schip in overheidsdienst.
In 1989 werd de USCGC Ingham als museumschip gestationeerd op Patriot's Point in CHarleston, Zuid-Carolina. Hier lag het tot het schip op 20 augustus 2009 werd weggesleept en door de U.S. Coast Guard werd gerestaureerd. Na deze restauratie werd het schip naar Key West, Florida gesleept waar het vanaf 24 november 2009 werd toegevoegd aan het Key West Maritime Memorial Museum. De bevelhebber van de U.S. Coast Guard verklaarde het schip tot National Memorial ter nagedachtenis aan alle leden van de U.S. Coast Guard die tijdens de Tweede Wereldoorlog en de Vietnam Oorlog om het leven kwamen[14]. Het schip was op 27 april 1992 al tot Nationaal Monument van de Verenigde Staten verklaard.
Onderscheidingen toegekend aan USCGC InghamNaam: | USCGC Ingham |
|
Callsign/Registratie: |
NRDL / WPG-35 (1941), WAGC-35
(1944), WHEC-35 (1965) |
|
Bouwer: |
Philadelphia Naval Shipyard Philadelphia |
|
Bouwnummer: |
CG-66 |
|
Type/Klasse: |
Patrouilleschip / Treasury-klasse |
|
Waterverplaatsing: |
1936: 2.656 t[15] 1945: 2.750 lt[16] |
|
Lengte: |
99,67 meter |
|
Breedte: |
12,50 meter |
|
Diepgang: |
3,84 meter (1936) 4,57 (1945) |
|
Aandrijving: |
2x Babcock & Wilcox boilers 5.250 shp (1936) 6.200 shp (1945) (4.600 kW)[17] 2x Westinghouse geschakelde stoomturbines 2 schachten |
|
Snelheid: |
21 knopen (28,89 km/h) |
|
Bereik: |
15.320 km (bij 11 knopen) |
|
Bewapening: |
1-4x1 127 mm)/38 kaliber Mk.30 2x 127 mm/51 kaliber 12.7 mm machinegeweren (variabel aantal) 1x Grumman Duck watervliegtuig |
|
Bemanning |
1937: 123[18] 1941: 223[19] 1966: 147[20] |
Commander Joseph Greenspun
(Kapitein-luitenant ter zee) |
1941 |
Commander George E. McCabe
(Kapitein-luitenant ter zee)[21] |
1942 |
Captain C.R. Crouser (Kapitein
ter Zee)[22] |
? |
Captain Douglas B. Henderson
(Kapitein ter Zee) |
1959 |
Captain Douglas B. Thurnher
(Kapietein ter Zee) |
1976 - 1979 |