De Amerikaanse patrouilleschepen van de Treasury-klasse waren een groep van zeven cutters voor de United States Coast Guard, gebouwd tussen 1936 en 1937. De naamgevers van de klasse waren voormalige Secretaries of the Treasury. De schepen bleken zeer veelzijdig en werden tijdens diverse conflicten voor veel doeleinden ingezet. Ze werden pas vanaf de jaren 1970 vervangen door de iets grotere Hamilton-klasse patrouilleschepen.
Naam: |
Gegevens: |
USCGC Bibb (WPG-31) |
15 augustus 1935: kiellegging[1] 14 januari 1937: tewaterlating[2] 19 maart 1937: in dienst gesteld[3] 30 september 1985: uit dienst genomen[4] 27 november 1987: afgezonken als kunstmatig rif |
USCGC Campbell (WPG-32) |
1 mei 1935: kiellegging[5] 3 juni 1936: tewaterlating[6] 22 oktober 1936: in dienst gesteld[7] 1 april 1982: uit dienst genomen[8] 29 november 1984: gezonken als doelschip |
USCGC Duane (WPG-33) |
1 mei 1935: kiellegging[9] 3 juni 1936: tewaterlating[10] 16 oktober 1936: in dienst gesteld[11] 1 augustus 1985: uit dienst genomen[12] 27 november 1987: afgezonken als kunstmatig rif |
USCGC Hamilton (WPG-34) |
11 september 1935: kiellegging[13] 10 november 1936: tewaterlating[14] 4 maart 1937: in dienst gesteld[15] 30 januari 1942: getorpedeerd[16] |
USCGC Ingham (WPG-35) |
1 mei 1935: kiellegging[17] 3 juni 1936: tewaterlating[18] 6 november 1936: in dienst gesteld[19] 27 mei 1988: uit dienst genomen[20] 1989: Museumschip |
USCGC Spencer (WPG-36) |
11 september 1935: kiellegging[21] 6 januari 1937: tewaterlating[22] 13 mei 1937: in dienst gesteld[23] 23 januari 1974: uit dienst genomen[24] januari 1974: Engineering Training Ship 15 december 1980: gesloopt |
USCGC Taney (WPG-37) |
1 mei 1935: kiellegging[25] 3 juni 1936: tewaterlating[26] 19 december 1936: in dienst gesteld[27] 7 december 1986: uit dienst genomen[28] 1988: Museumschip |
De Treasury-klasse patrouilleschepen van de United States Coast Guard werden gebouwd tussen 1936 en 1937. De schepen werden Treasury klasse genoemd omdat ze allen de naam kregen van een voormalige secretaris van financiën van de Verenigde Staten[29]. Om dezelfde reden werden de schepen ook wel aangeduid als Secretary-klasse. Ze werden ook wel aangeduid als "372's" vanwege hun lengte van 327 feet (bijna 100 meter)[30]. De klasse bleek in de jaren na indienststelling zeer betrouwbaar en veelzijdige en werd voor veel doeleinden ingezet.
De schepen werden ontworpen in een tijd dat de United States Coast Guard inzag dat met name reddingsoperaties steeds vaker door lange afstandsvliegtuigen zouden worden uitgevoerd. Met name vanwege de opkomst van smokkelroutes van narcotica zoals Opium, had men snelle, zeewaardige patrouilleschepen nodig[31]. Vanwege de rol die watervliegtuigen konden spelen bij het werk van de kustwacht, werd de Treasury-klasse ontworpen met de mogelijkheid een hangar en een watervliegtuig mee te dragen. Commander Frederick A. Hunnewell, hoofdconstructeur van de U.S. Coast Guard[32] begon met het ontwerp voor de Treasury-klasse in 1933. Het ontwerp voorzag aanvankelijk in een 100 meter lang schip, met een waterverplaatsing van 2.000 ton en aangedreven door een enkele schroef. Op datzelfde moment was de U.S. Navy bezig met het ontwerpen van een nieuwe kanonneerboot met ruwweg dezelfde karakteristieken. Omdat dit model al was onderworpen aan modeltesten, werd door de U.S. Coast Guard besloten de romp voor deze Erie-klasse kanonneerboot aan te wenden voor de nieuwe schepen[33]. Er werd een voorstel voor een bestelling ingediend voor negen schepen met de rompnummers 65 t/m 73[34].
De aanbesteding voor de schepen werd op 28 november 1933 opengesteld[35]. Alle biedingen bleken te hoog, waarna de aanbesteding werd aangepast en het aantal werd teruggebracht naar zeven schepen. De bouwcontracten konden hierna in januari 1934 worden vastgelegd[36].
Ze kregen een waterverplaatsing van 2.256 ton[37] en konden een maximale snelheid behalen van 20 knopen (37 km/u). Afhankelijk van de inrichting en inzet kon de bemanning variëren van 120 tot 230 manschappen. Aanvankelijk hadden de schepen twee stuks open 5 inch (127mm) / 51 kaliber geschut op het voordek en een Grumman JF-2 Duck of Curtiss SOC-4 watervliegtuig op het achterdek. In de jaren 1940 - 1941 werden de vliegtuigen verwijderd en op het achterdek een 7,62 cm of 12,7 cm geschut geplaatst, evenals dieptebommenwerpers[38].
De klasse werd vanaf februari 1940 ingezet door de Coast Guard als observatieschepen voor de in januari van dat jaar opgezette Atlantic Weather Observation Service, een reeks weerstations op zee[39]. Vanaf 22 juli 1941 kregen deze schepen tevens de opdracht uit te zien naar andere dreigingen voor de scheepvaart zoals Duitse onderzeeboten. Vanaf 1 november 1941[40] werden de schepen operationeel overgeheveld naar de U.S. Navy. Ze bleven met hun Coast Guard bemanning opereren.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog opereerden de schepen veel op de Atlantische Oceaan in konvooidiensten waar ze werden ingezet als onderzeebootjagers en reddingsschepen. Bij amfibische operaties in de Pacific werden ze ingezet als vlaggenschepen. Na de oorlog werd de bewapening aangepast met meestal een Hedgehog installatie en 12,7 cm / 38 kaliber geschut in gesloten opstelling op het voorschip en een Mark 32 torpedolanceerinstallatie op het achterdek[41]. Tijdens de Tweede Wereldoorlog, de Korea Oorlog en de Vietnam oorlog werden de schepen ook voor diverse doeleinden ingezet, maar onderscheidden ze zich vooral als SAR (Search and Rescue) voor neergeschoten piloten.
In vredestijd werden de schepen ingezet voor kustbewaking, visserij controles en reddingsoperaties. Vanaf de jaren 1970 werden de schepen langzaam maar zeker vervangen door de iets grotere Hamilton-klasse. De USCGC Bibb (WPG-31) en de USCGC Duane (WPG-33) werden na hun uit dienst name afgezonken om als kunstmatig rif te dienen. De USCGC Campbell (WPG-32) werd na haar loopbaan tot zinken gebracht als doelschip en de USCGC Hamilton (WPG-34) werd tijdens de Tweede Wereldoorlog getorpedeerd. De USCGC Spencer (WPG-36) werd als enige gesloopt en de USCGC Ingham (WPG-35) en USCGC Taney (WPG-37) werden museumschip.
Technische gegevens bij bouw: |
||
Klasse: | Tresury-klasse |
|
Aantal in klasse: |
7 |
|
Land: |
Verenigde Staten |
|
Type: |
Patrouilleboten |
|
Waterverplaatsing: |
2.216 ton |
|
Lengte: |
99,67 meter[42] |
|
Breedte: |
12,50 meter[43] |
|
Diepgang: |
3,81 meter[44] |
|
Aandrijving: |
2 × oliegestookte Babcock &
Wilcox boilers[45] Westinghouse turbines 2 schachten 5.250 Shp[46] (4,600 kW) |
|
Snelheid: |
19,5 knopen (36,11 km/u)[47] |
|
Bereik: |
22.372 km bij 13 knopen (20,4
km/u)[48] |
|
Bewapening: |
Bij bouw: 2× 127 mm / 51 cal. geschut 2× 57 mm geschut 8× 12,7 mm machinegeweren |
|
Bemanning: |
123 - 262 (1945)[49] |