Brits Catapult Aircraft Merchant schip s.s. Empire Foam (1941)

De s.s. Empire Foam werd in 1941 gebouwd bij de firma Swan, Hunter & Wigham Richardson Ltd in Newcastle upon Tyne. Het schip was een zogenaamde Empire Y-Type schip gebouwd in opdracht van het Ministry of War Transport (MoWT). De Empire Foam werd afgebouwd als één van de CAM-schepen, bedoeld voor de bescherming van konvooien door een op een katapult meegevoerd jachtvliegtuig. In 1946, al ontdaan van de katapult, werd het schip verkocht en voer het onder de naam s.s. Graigaur. In 1957 werd het verkocht en kreeg het schip de naam s.s. Maltezana. Wederom verkocht in 1958, kreeg het schip de naam s.s. Johore Bahru. Onder deze naam bleef het varen tot het schip in 1963 werd gesloopt.

De s.s. Empire Foam werd onder bouwnummer 1694 gebouwd aan de scheepswerf Neptune Yard van Swan, Hunter & Wigham Richardson Ltd. te Low Walker. Het schip werd op 13 maart 1941 te water gelaten en in mei 1941 kon het schip worden afgeleverd.

Het met een waterverplaatsing van 7.047 BRT (5.178 NRT) had een lengte van 131,83 meter, een breedte van 17,13 meter. De 433 nhp sterke motor dreef één schroef aan. De Empire Foam was een vrachtschip van het Empire Y-type en werd bij de afbouw voorzien van een katapult op het voorschip. Hiermee werd het één van de CAM-schepen. De Empire Foam was zo, uitgerust met een Hawker Hurricane jager, bestemd ter verdediging van een konvooi. Hierbij kon het vliegtuig worden gelanceerd. Terugkeer van het vliegtuig was echter niet mogelijk waarbij de piloot vaak uit zee moest worden opgepikt en het vliegtuig verloren ging.

Vanaf mei 1941 maakte het schip deel uit van het scheepsbestand van het Ministry of War Transport en werd ingebracht bij de rederij F. Carrick & Co. te Newcastle. Op 10 juni 1940 nam de Empire Foam voor het eerst deel aan een konvooi EC-30, van Liverpool naar Halifax. De Hawker Sea Hurricane aan boord werd op 1 november 1941 voor het eerst gelanceerd ter onderschepping van een Focke-Wulf Fw 200. Ergens in 1943 werd de katapult verwijderd en opereerde de Empire Foam weer als alleen een vrachtschip. Gedurende de Tweede Wereldoorlog nam het schip aan een groot aantal konvooien deel.^[1]

Met haar laatste konvooi van de Tweede Wereldoorlog, KMS 89, arriveerde het schip op 16 maart 1945 bij Gibraltar. Hierna voer het schip zelfstandig door naar Calcutta, India, via het Suez Kanaal, waar het op 26 april 1945 aankwam. Tot 1 oktober 1945 opereerde het schip in de Indische Oceaan om vervolgens via het Suez Kanaal weer terug te keren naar Groot-Brittannië. Op 21 december 1945 legde het schip aan in de haven van Barry.

In 1946 ging het schip over naar het Ministry of Transport maar bleef varen voor de rederij F. Carrick & Co.. Hetzelfde jaar echter werd het schip verkocht aan de rederij Graig Shipping Co. Ltd. in Cardiff en kreeg het schip de naam s.s. Graigaur. Deze maatschappij gebruikte het schip tot in 1957.

In 1957 volgde verkoop aan de rederij Marinos & Frangos Ltd., eveneens in Cardiff, welke het schip in gebruik nam onder de naam s.s. Maltezena. In 1958 werd het schip alweer doorverkocht.

IN 1958 nam de rederij Stanley Shipping Co. Ltd. ook uit Cardiff, het schip over en bracht het in de vaart als s.s. Johore Bahru. Op 23 augustus 1963 werd begonnen met de sloop van het schip bij de Osaka Kogai KK in Etajima, Japan.

Noten

1. Thomas, 2013, pag. 20