In 1943 was de US Navy nog steeds op zoek naar de beste koopvaardijromp die als basis kon dienen voor een snel en goedkoop te bouwen escortevliegdekschip. De schepen die het snelst gebouwd konden worden waren die van de Casablanca-klasse, maar omdat deze gebaseerd waren op Maritime Commission’s C3-type rompen hadden ze toch hun beperkingen. Vooral de compartimentering en daarmee het vermogen om schade te incasseren na bom- of torpedotreffers zonder te zinken, liet te wensen over. Het door de vijand tot zinken brengen van vijf schepen van deze klasse bevestigde later dit argument. Ook het feit dat deze schepen slechts een olievoorraad voor eigen gebruik konden inslaan, sprak in hun nadeel. De conclusie van de Amerikaanse marine was dat de vier schepen van de Sangamon-klasse tot nu toe de beste escortevliegdekschepen waren. Deze op Maritime Commission’s T3-type gebaseerde schepen beschikten over veel compartimenten en konden een schier onuitputtelijke voorraad olie bunkeren. Hierdoor waren ze vrijwel onzinkbaar door enkele treffers en konden ze hun eigen escorte van torpedobootjagers op zee van olie voorzien.
Het grote probleem voor de US Navy was dat er geen tankerrompen beschikbaar waren en ook niet beschikbaar zouden komen. Zowel de tankers die al in de vaart waren als die in aanbouw, waren hard nodig als vloottankers. De oplossing was nieuwe schepen bouwen volgens het ontwerp van het Maritime Commission’s T3-type tanker. Er werden plannen gemaakt om 35 van dergelijke schepen te bouwen. De opdracht voor de bouw van de eerste 27 schepen ging naar Todd Pacific Shipyards die drie werven had te Tacoma en Willamette, Washington en Portland, Oregon. De overige acht zouden gebouwd worden door de Kaiser Shipbuilding Company te Vancouver, Washington, als de vijftig schepen van de Casablanca-klasse allemaal gereed waren.
Het ontwerp van de Sangamon-klasse werd nog verbeterd door het toepassen van grotere structurele stevigheid door de spanten zwaarder uit te voeren en de stoomturbines in aparte machinekamers te plaatsen. Verder werden de schepen uitgerust met twee en zwaarder uitgevoerde katapulten, snellere en grotere vliegtuigliften en een grotere hangaar. Bovendien kwamen boven op het brugeiland een massieve- en een paalmast met verschillende platformen met radar- en communicatieapparatuur. De toezeggingen aan de bouwwerven en de aanpassingen aan het ontwerp werden relatief snel geregeld, maar het duurde toch nog tot 23 september 1943 voor de kiel van het eerste schip van de nieuwe klasse, die de geschiedenisboeken in zou gaan als de Commencement Bay-klasse, bij Todd Pacific gelegd werd. De bouwtijd van de schepen was ook langer dan die van de Casablanca-klasse schepen zodat er voor het einde van de Tweede Wereldoorlog slechts tien in dienst gesteld werden. Er zouden er nog zeven volgen na de oorlog en twee schepen van de nieuwe klasse gingen meteen vanaf de bouwwerf de reservevloot in. De overige zestien schepen werden geannuleerd. Vier waren er op het moment van annulering al op stapel gezet, maar Todd Pacific kreeg opdracht ze op de helling te slopen.
Naamsein | Op stapel gezet | Te water gelaten | In dienst gesteld | |
USS Commencement Bay | CVE-105 | 23 september 1943 | 9 mei 1944 | 27 november 1944 |
USS Block Island | CVE-106 | 25 oktober 1943 | 10 juni 1944 | 30 december 1944, 28 april 1951 |
USS Gilbert Islands | CVE-107 | 29 november 1943 | 20 juli 1944 | 5 februari 1945, 7 september 1951 |
USS Kula Gulf | CVE-108 | 16 december 1943 | 15 augustus 1944 | 12 mei 1945, 15 februari 1951 |
USS Cape Gloucester | CVE-109 | 10 januari 1944 | 12 september 1944 | 5 maart 1945 |
USS Salerno Bay | CVE-110 | 7 februari 1944 | 19 oktober 1944 | 19 mei 1945, 20 juni 1951 |
USS Vella Gulf | CVE-111 | 7 maart 1944 | 19 oktober 1944 | 9 april 1945 |
USS Sibony | CVE-112 | 1 april 1944 | 9 november 1944 | 14 mei 1945, 22 januari 1950 |
USS Puget Sound | CVE-113 | 12 mei 1944 | 20 september 1944 | 18 juni 1945 |
USS Rendova | CVE-114 | 15 juni 1944 | 29 december 1944 | 22 oktober 1945, 3 januari 1951 |
USS Bairoko | CVE-115 | 25 juli 1944 | 25 januari 1945 | 16 juli 1945, 12 september 1950 |
USS Badoeng Strait | CVE-116 | 18 augustus 1944 | 15 februari 1945 | 14 november 1945, 6 januari 1947 |
USS Saidor | CVE-117 | 29 september 1944 | 17 maart 1945 | 4 september 1945 |
USS Sicily | CVE-118 | 23 oktober 1944 | 14 april 1945 | 27 februari 1946 |
USS Point Cruz | CVE-119 | 4 december 1944 | 18 mei 1945 | 16 oktober 1945, 26 juli 1951 |
USS Mindoro | CVE-120 | 2 januari 1945 | 27 juni 1945 | 4 december 1945 |
Rabaul | CVE-121 | 29 januari 1945 | 14 juni 1945 | - |
USS Palau | CVE-112 | 19 februari 1945 | 6 augustus 1945 | 15 januari 1946 |
Tinian | CVE-123 | 20 maart 1945 | 5 september 1945 | - |
Bastogne | CVE-124 | 2 april 1945 | - | - |
Eniwotok | CVE-125 | 20 april 1945 | - | - |
Lingayen | CVE-126 | 1 mei 1945 | - | - |
Okinawa | CVE-127 | 22 mei 1945 | - | - |
- | CVE-128 t/m CVE-139 | - | - | - |
Grootste lengte: | 169,8 meter |
Vliegdek: | 152,8 x 24,4 meter |
Grootste breedte: | 22,9 meter |
Diepgang: | 9,3 meter |
Waterverplaatsing standaard: | 11.100 ton |
Waterverplaatsing volbeladen: | 24.750 ton |
Machine-installatie: | 2 x Allis-Chalmers stoomturbines met tandwieloverbrenging en 4 x ketels |
Machinevermogen: | 16.000 pk |
Aantal schroeven: | 2 |
Maximale snelheid: | 19 knopen |
Bemanning: | 1.054 koppen inclusief vliegploeg |
Bewapening: | 1 x 2 12,7cm 38cal kanonnen, 3 x 4 en 12 x 2 40mm en 20 x 20mm luchtafweermitrailleurs |
Bepantsering: | Geen |
Vliegdekfaciliteiten: | 2 x gecentreerde hydraulische vliegdekliften, 2 x hydraulische katapult, 9 x vangkabels |
Vliegtuigen: | 36 Grumman F6F Hellcat en Vought F4U Corsair jachtvliegtuigen en Grumman TBF Avenger torpedobommenwerpers |
Van de tien Commencement Bay-klasse escortevliegdekschepen die voor 15 augustus 1945 in dienst gesteld werden, zagen er slechts vier actie. Dit waren USS Commencement Bay, USS Block Island, USS Gilbert Islands en USS Cape Gloucester. De Commencement Bay werd in de Pacific ingezet als opleidingsschip en de overige drie bij de strijd om Okinawa. De andere zes schepen waren nog aan het opwerken toen Japan capituleerde en de Tweede Wereldoorlog eindigde.
De negentien afgebouwde schepen werden in 1945 en 1946 bijna allemaal opgenomen in de reservevloot. De Rabaul en de Tinian werden niet eens in dienst gesteld, maar slechts geaccepteerd door de US Navy en meteen in reserve genomen. Sommige schepen bleven nog een paar jaar in dienst als opleidingsschepen of als Anti Submarine Warfare (ASW) Carriers. De meeste schepen werden in reserve geclassificeerd als Helicopter Escort Carrier (CVHE) en later als Aviation Transport Carrier (AKV). USS Gilbert Islands, USS Kula Gulf, USS Rendova, USS Bairoko en USS Badoeng Strait werden tijdelijk uit de mottenballen gehaald om als vliegtuigtransportschip te dienen tijdens de Koreaoorlog.
USS Gilbert Islands werd op 1 november 1961 weer ingeschreven in het US Navy Register en omgebouwd tot communicatieschip voor dienst in Vietnam. Van 1962 tot 1964 onderging het schip de conversie op de New York Navy Yard. Alle bewapening werd van boord gehaald, het vliegdek werd vol gezet met antennes en de hangaar volgestouwd met radioapparatuur. Het schip werd op 7 maart 1964 in dienst gesteld als USS Annapolis AGMR-1. Ook de Vella Gulf zou omgebouwd worden en naamsein AGMR-2 krijgen, maar dit werd geannuleerd. USS Kula Gulf en USS Point Cruz werden op 30 juni en 23 augustus 1965 aangewezen als Aircraft Transport voor de Military Sea Transport Service (MSTS). De schepen werden ontwapend, voorzien van dekkranen, bemand door burgers en gecharterd door de US Navy om gevechtsvliegtuigen naar Vietnam te transporteren. De schepen kregen naamseinen T-AKV-8 en T-AKV-19.
Buiten dienst gesteld | Afgeschreven | Lot | |
USS Commencement Bay | 30 november 1946 | 1 april 1971 | 25 augustus 1972 voor sloop verkocht |
USS Block Island | 28 mei 1946, 27 augustus 1954 | 1 juli 1959 | 23 februari 1960 voor sloop verkocht naar Japan |
USS Gilbert Islands | 21 mei 1946, 15 januari 1955, 20 december 1969 | 15 oktober 1976 | 1 november 1979 voor sloop verkocht |
USS Kula Gulf | 3 juli 1946, 15 december 1955 | 15 september 1970 | 1971 voor sloop verkocht |
USS Cape Gloucester | 5 november 1946 | 1 april 1971 | Voor sloop verkocht |
USS Salerno Bay | 4 oktober 1947, 16 februari 1954 | 1 juni 1961 | 30 oktober 1961 voor sloop verkocht naar Bilbao, Spanje |
USS Vella Gulf | 9 augustus 1946 | 1 december 1970 | 22 oktober 1971 voor sloop verkocht |
USS Sibony | 6 december 1949, 3 juni 1956 | 1 juni 1970 | Gesloopt in 1971 |
USS Puget Sound | 18 oktober 1946 | 1 juni 1960 | 10 januari 1962 voor sloop verkocht naar Hong Kong |
USS Rendova | 27 januari 1950, 30 juni 1955 | 1 april 1971 | 1971 voor sloop verkocht |
USS Bairoko | 14 april 1950, 18 februari 1955 | 1 april 1960 | Januari 1961 voor sloop verkocht naar Hong Kong |
USS Badoeng Strait | 20 april 1946, 17 mei 1957 | 1 december 1970 | 8 mei 1972 voor sloop verkocht |
USS Saidor | 12 september 1947 | 1 december 1970 | 22 oktober 1971 voor sloop verkocht |
USS Sicily | 4 oktober 1954 | 1 juli 1960 | 31 oktober 1960 voor sloop verkocht naar Hong Kong |
USS Point Cruz | 30 juni 1947, 31 augustus 1956 | 15 september 1970 | 1971 voor sloop verkocht |
USS Mindoro | 4 augustus 1955 | 1 december 1959 | Juni 1960 voor sloop verkocht naar Hong Kong |
Rabaul | - | 1 september 1971 | 25 augustus 1972 voor sloop verkocht |
USS Palau | 15 juni 1954 | 1 april 1960 | 13 juli 1960 voor sloop verkocht naar Bilbao, Spanje |
Tinian | - | 1 juni 1970 | 15 december 1971 voor sloop verkocht |
In 1942 had president Franklin D. Roosevelt toegezegd dat er honderd escortevliegdekschepen voor de US Navy gebouwd zouden worden. Ondanks de overweldigende geallieerde overmacht op zee in 1944 werd daarom de bouw van de Commencement Bay-klasse escortecarriers voortgezet. Dit grote aantal was niet nodig en omdat de reeds sterk uitgebreide oorlogsvloot een groot tekort aan bemanningsleden had, werden er maar negentien eenheden voltooid. Desondanks waren de tot bijna perfectie geëvolueerde escortevliegdekschepen van deze klasse de beste hulpcarriers van allemaal. Doordat ze zo laat in de oorlog in dienst kwamen, kon de US Navy nauwelijks van dit gegeven profiteren.
Voor gebruik na de Tweede Wereldoorlog waren alle escortevliegdekschepen feitelijk ongeschikt door de snelle ontwikkeling van steeds grotere en zwaardere straalvliegtuigen. Dit gold ook voor de Commencement Bay-klasse schepen. Die waren in feite al verouderd op het moment dat ze in dienst gesteld werden. Voor sommige eenheden kon nog enig emplooi gevonden worden, maar de meeste lagen weg te roesten in de reservevloot.
De Amerikaanse en Britse escortevliegdekschepen hadden vanaf 1942 het grote tekort aan geallieerde vliegdekschepen snel en goedkoop aangevuld en belangrijke oorlogstaken uitgevoerd. Na de oorlog werden hun taken snel overgenomen door de Amerikaanse Essex-klasse vlootvliegdekschepen en de Britse vlootvliegdekschepen van de Illustrious-klasse en de lichte vliegdekschepen van de Colossus- en Majestic-klasse. Hiermee kwam meteen een einde aan het bestaansrecht van de escortevliegdekschepen als subcategorie oorlogsschepen. Van alle gebouwde escortevliegdekschepen is geen enkel exemplaar bewaard gebleven. Alle schepen van deze subcategorie zijn verdwenen onder de slopershamer. Alles wat rest van deze unieke schepen zijn de, in de afgelopen veertien artikelen opgesomde gegevens en statistieken.