Dit artikel geeft een geschiedkundig overzicht van tankconstructie in Italië. Daarbij komt de historische achtergrond van Italiaanse tanks aan bod. Zodoende kunnen Italiaanse tanks in een historische context geplaatst worden. De belangrijkste Italiaanse tanks met technische specificaties worden besproken.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) zette Italië geen tanks in. Toentertijd vocht Italië aan de kant van de geallieerden. Pas aan het eind van de oorlog na 1918 besloot Italië om Franse tankmodellen te importeren om zodoende ervaring op te doen met gemechaniseerde oorlogsvoering. Andere landen zoals de Sovjet-Unie en Japan hanteerden dezelfde aanpak waarbij het kopiëren van Franse en Britse tanks centraal stond. In de jaren twintig kwam Benito Mussolini (1883-1945) in Italië aan de macht. Zijn agressieve nationalistische, fascistische expansiepolitiek was gericht op oorlog. Mussolini wilde onder andere een nieuw Romeins rijk stichten, Ethiopië veroveren en de bestaande koloniale machten (Engeland, Frankrijk) imponeren. Om dat te bereiken moest het Italiaanse leger flink worden uitgebreid. Tanks zouden dienen als gemechaniseerde cavalerie. Pantservoertuigen hadden in de Eerste Wereldoorlog aangetoond dat ze infanterieverliezen konden reduceren en versterkte vijandelijke linies en bunkers konden vernietigen. De vrij zwakke Italiaanse industrie was in staat Franse tankmodellen zoals de lichte FT-17 te kopiëren en een eigen gelijkend tankmodel te produceren. De fabrikanten Fiat en Ansaldo ontwikkelden de Fiat 3000 tank in 1922. Genoemd model was de eerste Italiaanse tank. Om tanks aan te duiden besloten de Italianen een officiële naamgeving te introduceren waarbij tanks 'Carro Armato' genoemd werden.
Om ervaring en kennis op te doen met tankproductie werden door Italië verschillende Britse Carden Loyd Mark VI voertuigen gekocht. Verschillende licht gepantserde voertuigen, tankettes geheten, werden door de Italianen gebouwd waarbij genoemde Britse voertuigen inspiratie waren. In Noord-Afrika werden die voertuigen (CV-29, CV-33 en CV-35) in de jaren veertig ingezet. De vrij zwakke bewapening en bepantsering zorgden ervoor dat een nieuw Italiaans voertuig werd ontwikkeld. De L6/40 lichte tank had een 20mm kanon en vastgenagelde (met klinknagels of bouten bevestigde) bepantsering. Andere van daaruit ontwikkelde Italiaanse tanks waren de M11/39 middelzware tank en de M13/40 middelzware tank. Vergeleken met andere West-Europese landen zoals Frankrijk, Groot-Brittannië en Hitler-Duitsland was Italië niet in staat om evenwichtig aandacht te schenken bij tankproductie aan kwaliteit en kwantiteit. Dat had met name te maken met de vrij zwakke industriële mogelijkheden die Italië na de Eerste Wereldoorlog had. Zo lukte het Italië bijvoorbeeld niet om een succesvolle zware tank in de Tweede Wereldoorlog te produceren en in te zetten (de zwaarste Italiaanse tank was de P26/40 tank die eigenlijk een middelzware tank was). De totale Italiaanse tankproductie bedroeg slechts 3.368 tot 3.500 tanks en tankjagers: minder dan Hitler-Duitsland, Groot-Brittannië, Frankrijk, de Verenigde Staten, de Sovjet-Unie en Japan.
Italiaanse tanks werden voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog gekenmerkt door relatief zwakke bepantsering en bewapening vergeleken met tanks uit Groot-Brittannië, Hitler-Duitsland of de Sovjet-Unie. Een groot nadeel van de meeste Italiaanse tanks was dat het pantser uitgerust was met klinknagels en bouten. Klinknagels hebben het nadeel dat ze los kunnen gaan zitten en als projectielen kunnen fungeren indien tanks worden getroffen door pantsergranaten. Zodoende kunnen tankbemanningen (dodelijk) gewond raken. Zelfs de zwaarste Italiaanse tank (P26/40) was met klinknagels uitgerust.
Tijdens gevechten met geallieerde tanks in 1941 en 1942 in Noord-Afrika toonden Italiaanse tanks aan dat ze in staat waren om lichte Britse en Amerikaanse tanks uit te schakelen. Desondanks waren de meeste Italiaanse tanks niet in staat om verschillende middelzware (M3 Lee/Grant, M4 Sherman) en zware tanks (Matilda II, Churchill) uit te schakelen. Kanonnen van bijvoorbeeld de M4 Sherman hadden geen enkele moeite om Italiaanse tankbepantsering te doorboren. Tussen 1940 en 1945 werden Italiaanse tanks verbeterd: dikker pantser werd geïntroduceerd, betere bewapening en sterkere (diesel)motoren werden geïntroduceerd. In Noord-Afrika werd een groot deel van die verbeteringen in Italiaanse tanks gebruikt. Te denken valt aan de middelzware M13/40 tank die een upgrade was van de M11/39 tank. Wat bewapening betreft waren Italiaanse tank niet heel krachtig: vaak werden 37mm of 47mm kanonnen gebruikt die op de lange termijn onvoldoende penetratievermogen hadden om het pantser van (nieuwe) geallieerde tanks te doorboren. De enige Italiaanse tank met een 75mm kaliber kanon werd te laat geïntroduceerd. Hitler-Duitsland gebruikte al sinds 1940 en 1941 tanks met 50mm en 75mm kanonnen. Wat betreft oorlogsmateriaal was vooral de Italiaanse vloot een grootmacht waardig.
Het Italiaanse grondleger boekte met name successen in Ethiopië tijdens de Tweede Italiaans-Ethiopische Oorlog (1935-1936). De Italianen hadden destijds luchtoverwicht en hun tanks, ongeveer 795 stuks, kregen niet of nauwelijks te maken met vijandelijke tanks en antitankgeschut. Het Italiaanse leger was (vooral) succesvol tegen een zwak bewapende, technologisch inferieure vijand. Tegen moderne, goed bewapende mogendheden zoals Groot-Brittannië leden de Italianen grote verliezen. Te denken valt aan Noord-Afrika waar de Italiaanse tanks tussen 1941 en 1942 grote verliezen leden tegen Britse Matilda II tanks. Ook tegen de door Amerika geleverde M3 Lee en M4 Sherman-tanks leden Italiaanse tanks grote verliezen. Het is echter een mythe te denken dat de Italiaanse grondtroepen per definitie zwak waren. Italiaanse verliezen hadden ook te maken met een geregeld corrupte en niet efficiënt leidinggevende staf, technisch inferieur materiaal, een gebrek aan kwalitatieve en kwantitatieve militaire training en het gebrek aan motivatie en een inspirerende ideologie om te vechten. Zo hadden sommige Italiaanse soldaten geen idee waarom ze eigenlijk vochten. De droom van 'Il Duce' Benito Mussolini (1883-1945) om een nieuw Romeins rijk te stichten werd een fiasco waardoor Adolf Hitler telkens weer moest ingrijpen om Italiaanse troepen van de ondergang te redden.
Italië had tijdens de Eerste Wereldoorlog nauwelijks ervaring met tankproductie. Slechts prototypetanks werden gebouwd zoals de Fiat 2000. Die tank woog veertig ton en werd ingezet in Libië in oktober 1918 tegen de Turken, maar was niet erg succesvol. Frankrijk stuurde in 1918 honderd FT-17 tanks naar Italië en twintig Schneider CA voertuigen. Zodoende konden de Italianen kennis en ervaring opdoen met tanks. Om tanks te kunnen produceren moesten fabrieken ingezet worden. De Italiaanse automobielindustrie, met name autofabrikant Fiat, was in staat om tanks te produceren. Zoals gezegd besloot de Italiaanse legertop na de Eerste Wereldoorlog om Franse tanks als basis te gebruiken bij tankontwikkeling. De eerste Italiaanse tank was de Fiat 3000 lichte tank uit 1921. Oorspronkelijk wilde het Italiaanse leger veertienhonderd Franse FT-17 tanks bestellen: slechts honderd werden geleverd omdat de Eerste Wereldoorlog toen was afgelopen. De Italianen noemden de voertuigen 'carro d'assalto Fiat 3000, Mod. 21' (naar het introductiejaar 1921). Vergeleken met de geïmporteerde Franse tanks waren de Fiat 3000 voertuigen sneller en lichter. De bewapening bestond uit twee 6.5mm machinegeweren of een 37mm kanon. 'Carro d'assalto Fiat 3000, Mod. 30' was een verbeterd model met een 37mm kanon en een sterkere motor. Fiat 3000 (Model 21) werd voor het eerst gebruikt in actie in februari 1926 in Libië en zag tevens actie in Ethiopië in 1935. Tijdens de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) werd de tank niet door nationalistische troepen ingezet, anders dan de lichte CV (‘Carro Veloce’) voertuigen. De Fiat 3000 was een zwak gepantserd voertuig met maximaal 6 tot 16mm staal. Een groot nadeel van het voertuig was dat de commandant moest richten, laden en vuren.
Fiat 3000 |
Gewicht: 6 ton |
Afmetingen: 4.29 meter lang, 2.20 meter hoog, 1.65 meter breed |
Bepantsering: 6 tot 16mm (koepel en romp) |
Bewapening: 1 x 3.7 cm (37mm) kanon of 2 x 6.5mm machinegeweer |
Motor: Fiat 4 cilinder van 50pk |
Snelheid: 21 km/u |
Productieaantal: 152 stuks |
Bemanning: 2 man |
In 1929 werden Fiat 3000 tanks met een 37mm kanon (37/40) bewapend ('Carro d'assalto Fiat 3000, Mod. 30'). Een klein aantal Fiat 3000 tanks (Mod. 21) werd vóór 1930 geëxporteerd naar Albanië, Letland, Hongarije en Ethiopie. Voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog besloten de Italianen de Fiat 3000 tanks als 'L5/21' en 'L5/30' aan te duiden. Fiat 3000 tanks werden tot en met 1943 door Italiaanse troepen ingezet in Sicilië tegen geallieerde troepen. Om kennis omtrent tankbouw te vergroten importeerde Italië eind jaren twintig naast genoemd FT-17 model Britse voertuigen zoals de Carden Loyd-Carriers. In 1929 werden vier Britse Carden Loyd Mark VI tankettes door Italië geïmporteerd. De Italianen noemden de voertuigen 'lichte tanks'. Deze licht gepantserde voertuigen (tankettes) werden niet alleen door Italië in de jaren twintig gebouwd, maar ook door andere landen zoals Duitsland (prototypes Panzer I en voorlopers), de Sovjet-Unie (T-17, T-23) en Japan (Type 94).
De eerste door de Italianen ontwikkelde tankette, gebaseerd op het Carden Loyd ontwerp, was de CV-29 die in 1929 geproduceerd werd. Dat voertuig werd met een 6.5mm watergekoeld machinegeweer uitgerust. De Italianen duiden de voertuigen aan met 'CV' dat 'Carro Veloce' betekent (snelle tank). Slechts eenentwintig CV-29 voertuigen werden gebouwd in 1929. Dun pantser en zwakke bewapening zorgden ervoor dat het voertuig slechts als ondersteuningsvoertuig of verkenningsvoertuig gebruikt kon worden. Om de levensduur van de CV-29 voertuigen te verlengen besloot de Italiaanse legertop om de tankettes te upgraden. Zodoende ontstond in 1933 een verbeterde variant (CV-33 of L3/33). Fiat en Ansaldo (autofabrikant en vliegtuigfabrikant) produceerden de verbeterde variant die bepantserd was met 12mm staal. Slechts driehonderd CV-33 voertuigen werden gebouwd en in 1935 verscheen een verbeterde tankette gebaseerd op genoemd model. De CV-35 had in tegenstelling tot de CV-29 en CV-33 geen vastgenagelde bepantsering en had een betere bewapening bestaande uit twee 8mm machinegeweren. Verschillende CV-33 tankettes werden naar de nieuwe standaard omgebouwd en in 1938 werden de voertuigen L3/35 genoemd. De laatste CV tankettes die tussen 1933 en 1938 werden ontwikkeld waren bewapend met 13.2mm machinegeweren of 20mm Solothurn snelvuurkanonnen. Ondanks het feit dat de Italianen de voertuigen in grote aantallen gebruikten in Ethiopië, Griekenland en Noord-Afrika, waren de tankettes veel te zwak om het op te nemen tegen vijandelijke pantservoertuigen, laat staan tanks. Tankettes zijn vaak zo zwak gepantserd dat zware munitie in staat is om het pantser te penetreren. De gevechtshistorie van de door Italië genoemde tankettes is dan ook niet rooskleurig.
Tijdens de Italiaanse invasie van Ethiopië in 1935 werden Italiaanse tankettes uitgeschakeld door infanterieaanvallen van het Ethiopische leger. Tijdens de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) werden Italiaanse tankettes gebruikt door nationalistische troepen en volledig overschaduwd door Sovjettanks zoals en BT die met krachtige 45mm 20K kanonnen waren bewapend. Fascistisch Italië leverde namelijk net als Hitler-Duitsland wapens om de Spaanse nationalistische troepen te ondersteunen. De Sovjet-Unie leverde wapens, onder andere tanks, aan de republikeinse troepen die tegen het Franco-regime vochten.
CV-35/L3/35 |
Gewicht: 3.2 ton |
Afmetingen: 3.17 meter lang, 1.3 meter hoog, 1.4 meter breed |
Bepantsering: 6 tot 14mm |
Bewapening: 1 x 6.5mm machinegeweer of 2 x 8mm machinegeweer |
Motor: Fiat-Spa CV3 van 43pk |
Snelheid: 42 km/u |
Productieaantal: 2.000-2.500 stuks (alle varianten) |
Bemanning: 2 man |
Italiaanse tankettes, bijvoorbeeld CV-29, CV-33 en CV-35, werden niet alleen in de Tweede Italiaans-Ethiopische Oorlog (1935-1936) ingezet, maar ook tijdens de Tweede Chinees-Japanse oorlog (1937-1945) door de Chinezen, tijdens de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) door nationalistische troepen en aan oorlogsfronten tijdens de Tweede Wereldoorlog, onder andere in de Sovjet-Unie. In alle conflicten bewezen ze dat ze eigenlijk geen lichte tanks (zoals de Italianen ze noemden), maar zwak gepantserde met machinegeweren uitgeruste voertuigen waren. De voertuigen waren alleen bruikbaar tegen infanterie en zwak bewapende troepen.
De Italiaanse industrie was na 1918 en tijdens de Tweede Wereldoorlog relatief zwak. Daardoor kon tankproductie niet op grote schaal plaatsvinden. Carlo Favagrossa, Italiaans minister voor militaire operaties berekende dat Italië pas in 1942 in staat zou zijn om grootschalige militaire acties te ondernemen. De Italiaanse industrie was vergeleken met die van Groot-Brittannië of Frankrijk klein. De Italiaanse automobielindustrie kon slechts 374.000 auto's voor de Tweede Wereldoorlog produceren, Groot-Brittannië en Frankrijk produceerden ongeveer 2.500.000 auto's. Italië was overwegend een land dat afhankelijk was van de landbouw. Ter vergelijking: in 1940 produceerde Italië 4.4 megaton kolen, 0.01 megaton ruwe olie, 1.2 megaton ijzererts en 2.1 megaton staal, Groot-Brittannië produceerde 224.3 megaton kolen, 11.9 megaton ruwe olie, 17.7 megaton ijzererts en 13 megaton staal. Duitsland produceerde 364.8 megaton kolen, 8 megaton ruwe olie, 29.5 megaton ijzererts en 21.5 megaton staal. De Italianen ondernamen ook geen enkele poging om grote hoeveelheden grondstoffen op te slaan voor het starten van offensieve acties.
Tussen 1936 en 1939 steunde Italië de opstand van de Spaanse generaal Francisco Franco (1892-1975) tegen de republikeinse regering. Tijdens die Spaanse Burgeroorlog werden door Italië en Hitler-Duitsland wapens geleverd aan de nationalistische troepen van Franco. De financiële kosten van de oorlog waren voor Italië hoog: tussen 6 en 8.5 miljard lire werd uitgegeven aan legermateriaal. Dat was ongeveer twintig procent van de jaarlijkse uitgaven van Italië. In 1921, een jaar voordat Mussolini aan de macht kwam, bedroeg de overheidsschuld 93 miljard lire. In 1934 bedroeg die schuld 148,646 miljard lire (ongeveer 77 miljoen Euro) In 1943 berekende de New York Times dat Italië een schuld had van 405,823 miljard lire (ongeveer 209 miljoen Euro).
Zoals eerder genoemd was de Italiaanse automobielindustrie in staat tanks te produceren, zij het in kleine aantallen. Er waren slechts twee fabrieken in Italië tussen 1900 en 1945 die groot genoeg waren en de middelen hadden om tanks te produceren: FIAT en Ansaldo. Fabrikant FIAT ('Fabbrica Italiana Automobili Torino') werd in 1899 door Giovanni Agnelli opgericht en legde zich toe op het ontwerp en de productie van auto's. Fabrikant Ansaldo werd in 1853 opgericht (Gio. Ansaldo & C.) door de ondernemers Giovanni Ansaldo, Raffaele Rubattino, Giacomo Filippo Penco en Carlo Bombrini. De firma bestond tot en met 1993. Ansaldo produceerde vooral vliegtuigen (transportvliegtuigen, bommenwerpers, zeevliegtuigen), maar ook schepen en locomotieven. Ansaldo was voorstander van oorlog gezien de vele economische voordelen. De firma had 22.000 werknemers in 1939 en 35.000 in 1943. Wat tanks betreft werkten FIAT en Ansaldo samen: vaak werden onderdelen van tanks door de ene fabriek gemaakt waarna de andere fabriek alles in elkaar zette.
De door de Italianen ontwikkelde tanks (Fiat 3000 en CV lichte tanks) waren erg licht gepantserd en bewapend. De maximale bepantsering van genoemde voertuigen lag tussen de 6 en 16mm (romp en koepel). Verdere ontwikkeling van genoemde voertuigen geschiedde na de jaren dertig. Met de CV-voertuigen als basis werd een geheel nieuwe tank ontwikkeld. De door de Italianen gebouwde Fiat L6/40 was de eerste 'echte' lichte tank van het Italiaanse leger die vanaf 1940 werd ontwikkeld. De Italianen noemden het voertuig 'Carro Armato L6/40', waarbij de 'L' verwijst naar 'leggero' (licht), gevolgd door het gewicht (6 ton) en het jaar van introductie (1940). Het voertuig had een koepel waarin één bemanningslid zat die een 20mm kanon (Breda Model 35) en een 8mm machinegeweer (Breda Model 38) bediende. De hoofdbewapening had een depressie van twaalf graden (-12) en een elevatie van twintig graden (+20). De koepel kon driehonderdzestig graden draaien en werd handmatig bediend. De bestuurder zat aan de voorkant aan de rechterkant van de romp. Pantser bestond uit 6 tot 30mm dikke stalen platen. Vergeleken met Fiat 3000 en CV was de L6/40 dus beter gepantserd en bewapend.
De L6/40 had vastgenagelde bepantsering en een éénmanskoepel in het midden van het voertuig. Bemanning bestond uit twee man (commandant en bestuurder). De motor leverde zeventig paardenkracht en de handgeschakelde versnellingsbak van het voertuig had vier versnellingen vooruit en een achteruit. In de jaren dertig waren al verschillende prototypes van het voertuig ontwikkeld die bewapend waren met 37mm kanonnen. Het eerste prototype had een 37mm kanon in een sponson (kazemat) en een machinegeweer in een kleine koepel. Een latere variant had een koepel met een 37mm kanon. Een derde variant had twee 8mm machinegeweren. De productieversie (L6/40) ging in 1939 in massaproductie met een totaal productieaantal van 283 stuks tot en met 1944. Een vlammenwerpertank die tweehonderd liter brandbare vloeistof had was gebaseerd op het L6/40 ontwerp. Ook werden tankjagers gebouwd die het onderstel van de L6/40 lichte tank kregen. Alle L6/40 tanks werden gebruikt tijdens de Balkancampagne (Albanië) tussen 28 oktober 1940 en 1 juni 1941 en tijdens de oorlog tegen de Sovjet-Unie na 22 juni 1941. Ook in Noord-Afrika in 1941-1942 en tijdens de verdediging van Sicilië in 1943 en het vasteland van Italië werden L6/40 voertuigen ingezet. Afgezien van het feit dat het voertuig een duidelijke verbetering was ten opzichte van de Fiat 3000 lichte tank en CV tankettes, was de L6/40 verouderd in 1940. Voordelen van de tank waren het lage silhouet en de vuursnelheid van het 20mm kanon. De Duitse Wehrmacht maakte tevens gebruik van L6/40 voertuigen (met name voor politietaken en verkenningsopdrachten).
L6/40 |
Gewicht: 6.8 ton |
Afmetingen: 3.78 meter lang, 2.03 meter hoog, 1.92 meter breed |
Bepantsering: 6 tot 40mm (koepel en romp) |
Bewapening: 1 x 2 cm (20mm) Breda 35 kanon (296 granaten) en 1 x 8 mm Breda 38 machinegeweer (1.560 patronen) |
Motor: SPA 18D viercilinder motor van 70pk |
Snelheid: 42 km/u |
Productieaantal: 283 stuks |
Bemanning: 2 man |
Aan het eind van de jaren dertig begon Italië aan de ontwikkeling van middelzware tanks die aangeduid werden als 'Carro di Rottura' (voertuigen die vijandelijke linies moeten vernietigen). De eerste door de Italianen ontwikkelde middelzware tank was de Fiat-Ansaldo M11/39 tank ('M' staat voor 'medio', middelzwaar). Fiat was verantwoordelijk voor de levering van de motor aan het aandrijfsysteem, Ansaldo zette het voertuig in elkaar. De tank woog ongeveer elf ton en werd geïntroduceerd in het Italiaanse leger in 1939. Fabrikant was Ansaldo-Fossati. Vergeleken met eerder ontwikkelde Italiaanse lichte tanks zoals de Fiat 3000, CV en L6/40 was de M11/39 sterker gepantserd en bewapend. Het ontwerp van de M11/39 was gebaseerd op de Britse Vickers 6-Ton tank. Overeenkomsten tussen de M11/39 en genoemd voertuig zijn te zien aan het aandrijfsysteem en de rupsbanden. Het ontwerp van de M11/39 leek op de later ontwikkelde Amerikaanse M3 middelzware tank waarbij gebruik werd gemaakt van een in de romp geïnstalleerd kanon en een koepel.
Bewapening van de M11/39 bestond uit een 37mm kanon (37mm Vickers-Terni L/40 met 84 granaten) en twee Breda 38 8mm machinegeweren (2.808 patronen). Elevatie van het 37mm kanon bedroeg twaalf graden omhoog (+12) en de depressie bedroeg acht graden omlaag (-8). Het kanon kon dertig graden heen en weer bewegen. Omdat er niet genoeg ruimte was in de koepel om het 37mm L/40 kanon te installeren besloten Italiaanse ingenieurs om genoemd wapen in de romp te installeren. Nadeel daarvan was dat het hele voertuig gedraaid moesten worden om op vijandelijke troepen te vuren. Andere nadelen van het voertuig waren de matige prestaties wat betreft snelheid, mechanische onbetrouwbaarheid en de vastgenagelde (geklonken) bepantsering. De stalen platen die het voertuig bedekten waren maximaal 30mm dik (voorkant romp bedroeg 30mm), de zijkanten waren voorzien van 14.5mm dikke stalen platen. De bepantsering was kwetsbaar voor Brits antitankgeschut (40mm of groter). Geen enkele M11/39 tank kreeg een radio. Slechts honderd M11/39 tanks werden gebouwd omdat de tank een 'tussenoplossing' was voordat nieuwe tanks met kanonnen in koepels gebouwd konden worden.
M11/39 |
Gewicht: 11.175 ton |
Afmetingen: 4.7 meter lang, 2.3 meter hoog, 2.2 meter breed |
Bepantsering: 6 tot 30mm |
Bewapening: 1 x 3.7 cm (37mm) Vickers-Terni L/40 kanon (84 granaten), 2 x 8mm Breda 38 machinegeweer (2.808 patronen) |
Motor: Fiat SPA 8T V-8 diesel van 105pk |
Snelheid: 30-32 km/u |
Productieaantal: 100 stuks (96 productietanks, vier prototypes) |
Bemanning: 3 man |
Een verbeterde, op de M11/39 gelijkende tank (M13/40) werd door de Italianen op 26 oktober 1939 ontwikkeld. De M13/40 was een poging de nadelen van de M11/39 weg te werken. De romp van de M13/40 was voorzien van 6 tot 42mm staal en het voertuig had een 47mm kanon. De M13/40 was de belangrijkste tank van het Italiaanse leger tijdens de Tweede Wereldoorlog. Productie van de 'tussenoplossing' M11/39 werd gestopt om daarna over te gaan op de productie van de M13/40. De M13/40 woog ongeveer dertien ton en werd in 1940 in redelijk grote aantallen gebouwd door Fiat-Ansaldo. De tank werd gepantserd met 30mm staal aan de voorkant van de romp, 42mm staal aan de voorkant van de koepel, 25mm staal aan de zijkanten, 6mm staal aan de onderkant van het voertuig en ongeveer 15mm staal aan de bovenkant van koepel en romp. De motor bevond zich aan de achterkant en de aandrijving bevond zich aan de voorkant van het voertuig. Bemanning bestond uit vier man (commandant, radioman, bestuurder, schutter).
De rupsbanden waren niet erg breed (net zoals bij de M11/39). Dat had als nadeel dat mobiliteit in zand en modder niet erg goed was. Anders dan de M11/39 had de M13/40 een 47mm L/32 kanon (cannone da 47/32) met 104 granaten. Het kanon had een elevatie van twintig graden (+20) en een depressie van tien graden (-10). Genoemd wapen was 1.68 meter lang en schoot 1.44 kilogram wegende pantsergranaten af met een snelheid van 630 meter per seconde (m/s). Het kanon kon ook holle lading en brisantgranaten afvuren tot een afstand van zeven kilometer. Het penetratievermogen van de pantsergranaten was genoeg om de meeste vijandelijke Britse lichte tanks te vernietigen. Machinegeweren werden in de M13/40 geïnstalleerd om infanterieaanvallen te stoppen. De Magneti Marelli RF1CA radio werd gebruikt als standaarduitrusting.
M13/40 |
Gewicht: 14 ton |
Afmetingen: 4.92 meter lang, 2.38 meter hoog, 2.20 meter breed |
Bepantsering: 6 tot 42mm (voorkant koepel) |
Bewapening: 1 × 4.7 cm (47mm) cannone da 47/32 (104 granaten), 4 x 8mm Breda 38 machinegeweer (2.808-3.048 patronen) |
Motor: SPA TM40 V8 diesel van 125pk |
Snelheid: 31-32 km/u |
Productieaantal: ongeveer 2.000 stuks |
Bemanning: 4 man |
Zowel de M11/39 als de M13/40 middelzware tank werden gebruikt in Noord-Afrika. Op 13 september 1940 werden M11/39 tanks ingezet tijdens de Italiaanse invasie van Egypte. Britse Matilda II tanks van de zevende Gepantserde Divisie vernietigden veel Italiaanse tanks zoals de eerder genoemde CV tankettes en M11/39 tanks. Op 9 december 1940 werden M11/39 voertuigen gebruikt als verdediging tegen Britse aanvallen. Britse troepen gebruikten Matilda II tanks om de Italiaanse stellingen te overrompelen. Omdat het pantser van de Matilda II erg dik was (70 tot 78mm), was de M11/39 vrijwel nutteloos gezien het feit dat de kanonnen van de tank het pantser niet konden doorboren. Tijdens de Slag om Toebroek tussen 10 april 1941 en 27 november 1941 werden M11/39 ingezet door Australische troepen beschilderd met een witte kangoeroe. Ook in Oost-Afrika werden in 1940 M11/39 tanks ingezet. De M13/40 werd gebruikt tijdens de Italiaanse aanval op Griekenland en in Noord-Afrika in 1941. In april 1941 werden M13/40 tanks van de Italiaanse 132ste Gepantserde Divisie Ariete ingezet tijdens de Belegering van Toebroek. Met weinig succes gezien de inzet van Britse Matilda tanks. In april 1941 hadden de Italianen tweehonderdveertig M13 tanks in dienst in Noord-Afrika. In 1942 werden enkele van die tanks voorzien van zandzakken om extra bescherming te bieden tegen Britse tanks en antitankkanonnen. Die zandzakken zorgden ervoor dat de tanks trager werden. Reparaties moesten door de toenemende druk op aandrijfsystemen regelmatig worden uitgevoerd; ook de operaties in het woestijnzand eisten een hoge tol.
Tijdens de Tweede Slag om El Alamein tussen 23 oktober 1942 en 11 november 1942 introduceerden de geallieerden de M4 Sherman tank. Toen werd duidelijk dat de M11 en M13 tanks veel te zwak waren. De bewapening van de M11/39 en M13/40 was over het algemeen te zwak om het M4 Sherman-pantser van de voorkant te penetreren. De M4 Sherman en de M3 Grant/Lee konden genoemde Italiaanse tanks tot op grote afstand vernietigen. Italiaanse M13/40 tanks schoten op de rupsbanden van geallieerde tanks en waren afhankelijk van tankjagers (Semoventi) en artillerie indien zij gevechten met middelzware en zware geallieerde tanks wilden overleven.
Afgezien van technische inferioriteit zijn de Italiaanse historici Filippo Cappellano en Pier Paolo Battistelli van mening dat de grootste zwakte van Italiaanse tanks was dat de tankbemanningen niet voldoende getraind waren. Zo werd het eerste tanktrainingscentrum pas in 1941 opgericht. Slechte militaire planningen en doctrines droegen bij aan grote Italiaanse verliezen. Daarnaast hadden de Italianen geen bergingsvoertuigen die tanks van het front konden wegslepen.
De Italianen besloten, gezien de zwakheden van de M11/39 en M13/40, om de M13/40 tank te upgraden. De Fiat M14/41 is een verbeterde M13/40 tank. De M14/41 woog ongeveer veertien ton en werd in 1941 geïntroduceerd in het Italiaanse leger. Het voertuig had een vrij krachtige dieselmotor (krachtiger dan de motor van de M13/40) en gebruikte hetzelfde onderstel als de M13/40. De romp was voorzien van dikkere bepantsering. Ongeveer achthonderd M14/41 tanks zijn door de Italianen geproduceerd. De tank werd voor het eerst in Noord-Afrika ingezet. Toentertijd werd duidelijk dat ook deze tank, net zoals andere Italiaanse tanks, vrij zwak was. Het gevechtscompartiment was klein en het voertuig vloog snel in brand na treffers van vijandelijke antitankprojectielen. Erg succesvol was de tank niet.
M14/41 |
Gewicht: 14.5 ton |
Afmetingen: 4.915 meter lang, 2.37 meter hoog, 2.28 meter breed |
Bepantsering: 6 tot 42mm (voorkant koepel) |
Bewapening: 1 × 4.7 cm (47mm) cannone da 47/32 (87 granaten), 4 x 8mm Breda 38 machinegeweer (2.664 patronen) |
Motor: SPA 15 T M41 11,140 cc V8 diesel van 145pk |
Snelheid: 33 km/u |
Productieaantal: ongeveer 800 stuks |
Bemanning: 4 man |
In plaats van dat de Italianen een geheel nieuwe middelzware tank gingen ontwerpen besloten ze nogmaals om verbeteringen te introduceren. Die tank zou een krachtiger kanon krijgen en een sterkere dieselmotor. De Carro Armato M15/42 was een verbeterde M14/41 tank. De tank was bedoeld als 'tussenoplossing' totdat de 'zware' P26/40 tank geproduceerd kon worden. De M15/42 woog ongeveer vijftien ton en werd in 1942 geïntroduceerd. Impuls voor de M15/42 was het feit dat de kanonnen van M13/40 en M14/41 niet krachtig genoeg waren om Britse tanks zoals de Matilda II te vernietigen. De tank had een maximale bepantsering van 50mm staal aan de voorkant van het voertuig. De trage ontwikkeling en productie van tankmunitie voor het kanon resulteerde dat de tank pas vanaf 1 januari 1943 geproduceerd kon worden. Hoofdbewapening van de tank bestond uit een verbeterd 47mm L/32 kanon (47mm L/40). Secundaire bewapening bestond uit vijf machinegeweren. Op 1 januari 1943 waren de eerste M15/42 tanks voltooid. Ongeveer negentig stuks waren toentertijd beschikbaar. Na de Italiaanse wapenstilstand van Cassibile op 8 september 1943 met de geallieerden kregen Duitse troepen M15/42 tanks in handen. Achtentwintig stuks werden geproduceerd onder Duits gezag. In Duitse dienst deden M15/42 tanks dienst in Joegoslavië (85 tanks waren daar gestationeerd in december 1944).
De poging van de Italiaanse industrie om een snelle, middelzware tank te ontwerpen mislukte. In 1941 trachtten de Italianen die tank te ontwerpen (Fiat M16/43). Het voertuig leek op de Britse A15 Crusader tank. Een snelle, wendbare tank. De Fiat M16/43 tank werd niet geproduceerd (slechts één incompleet prototype) en kwam te laat (1943) toen de Italianen geen snelle tanks meer nodigen hadden voor woestijnoorlogen.
De enige, in redelijke aantallen gebouwde zware tank, van fascistisch Italië was de P26/40 tank. De Italianen noemden het voertuig 'Carro Armato P26/40'. De 'P' verwijst naar 'pesante' (zware tank) gezien het feit dat de tank lichte en middelzware Italiaanse tanks moest ondersteunen. De tank woog 26 (25.59) ton. Genoemde tank werd in 1940 ontworpen op persoonlijk bevel van Benito Mussolini en ging in 1943 in productie. Volgens Italiaanse maatstaven was het een zware tank: de meeste Italiaanse (middelzware) tanks wogen tussen de vijf en vijftien ton en het model zou die Italiaanse tanks moeten ondersteunen. In feite was het een middelzware tank gezien de richtlijnen van de meeste Europese landen (de tank was vergelijkbaar met de Duitse PzKpfw IV). Bij de eerste plannen van de tank werd gedacht aan een ontwerp van twintig ton met een 47mm kanon, drie machinegeweren en een tankbemanning bestaande uit vijf man. Uiteindelijk werd gekozen voor een zwaarder ontwerp (25 ton) met een dieselmotor. Het eerste ontwerp waarvan het prototype in 1941 klaar was leek erg op de Fiat M13/40 tank met een sterkere bewapening (75/18 kanon) en bepantsering. Het prototype kreeg daarna een 75/32 kanon met een machinegeweer. Duitse troepen brachten de Italianen op de hoogte van het bestaan van de Sovjet T-34 tank. Het schuine pantser van genoemde tank inspireerde de Italianen om de bepantsering van de nieuwe tank schuin vorm te geven. Frontaal pantser bestond uit 50mm staal en de zijkanten werden voorzien van 30 tot 40mm staal. Een nieuw kanon (75/34) werd geïnstalleerd en het gewicht van de tank steeg naar zesentwintig ton. Uiteindelijk werden slechts enkele P26/40 tanks gebouwd. Slechts één tot vijf preproductie modellen werden voltooid voor de Italiaanse wapenstilstand in september 1943. Sommige tanks werden door Duitse troepen gebruikt (Panzerkampfwagen P40 737(i)).
De P26/40 was de zwaarste en sterkste tank van het Italiaanse leger tijdens de Tweede Wereldoorlog. Desondanks kwam de tank te laat voor grote operationele inzet. Bewapening bestond uit een 75mm L/34 kanon dat pantsergranaten met een snelheid van zevenhonderd meter per seconde kon afvuren. In totaal konden vijfenzeventig granaten worden meegenomen. De pantsergranaten hadden een penetratievermogen van plusminus 70mm staal tot op een afstand van vijfhonderd meter. Secundaire bewapening bestond uit machinegeweren. Een groot nadeel van de tank was dat klinknagels en bouten in het pantser waren aangebracht (vastgeklonken). Daardoor nam het risico toe van losschietende klinknagels. Ook konden stalen platen los komen te zitten. Daarnaast was er in de koepel slechts ruimte voor twee man: de commandant moest meerdere taken tegelijk uitvoeren. Tevens ontbrak een observatiekoepel voor de commandant. Op 20 oktober 1943 werd de tank aan Adolf Hitler gepresenteerd. Toentertijd stond de tank naast een houten model van de veel zwaardere Duitse tankjager 'Jagdtiger'. Vergeleken met die tankjager was de P26/40 zwak wat betreft bepantsering en bewapening. Er zouden verschillende modificaties van de P26 ontwikkeld worden maar die zijn nooit gerealiseerd. Van de ontwikkeling van de zware P43 tank kwam niets terecht.
P26/40 |
Gewicht: 25.8-26 ton |
Afmetingen: 5.80 meter lang, 2.50 meter hoog, 2.80 meter breed |
Bepantsering: maximaal 60mm (voorkant koepel) |
Bewapening: 1 × 7.5 cm (75mm) Ansaldo L/34 kanon, 2 x 8mm Breda 38 machinegeweer |
Motor: V-12 SPA 342 diesel van 330pk |
Snelheid: 40 km/u |
Productieaantal: ongeveer 103 stuks |
Bemanning: 4 man |
Na de Eerste Wereldoorlog importeerde Italië Franse tanks (FT-17) en Britse licht gepantserde voertuigen (Carden Loyd) om ervaring en kennis op te doen wat betreft tankconstructie. De eerste in redelijk grote aantallen gebouwde Italiaanse tank was de Fiat 3000. Gebaseerd op de FT-17 was het een licht gepantserd en bewapend voertuig. Relatief eenvoudig te produceren snelle voertuigen ('Carro Veloce', CV) werden daarna ontwikkeld. De CV-29, CV-33 en CV-35 waren allen snelle, licht gepantserde tankettes bewapend met één of twee machinegeweren. Genoemde voertuigen werden onder andere ingezet in Ethiopië en in gebieden in Noord-Afrika. De lichte bepantsering van 6mm bood zeer weinig bescherming voor de tweekoppige bemanningen van de voertuigen.
Bewust van dat feit wilde het Italiaanse leger een nieuw gepantserd voertuig met dikker pantser en betere bewapening. De L6/40 was de eerste 'echte' lichte tank van het Italiaanse leger. Een tank ontworpen door de Italianen die sterker gepantserd was dan de Fiat 3000 en de CV series. Desondanks was het voertuig relatief zwak bewapend met een 20mm kanon. Een nieuwe tank werd ontwikkeld in de vorm van de M11/39 tank. Een voertuig dat bewapend was met een 37mm kanon in de romp en machinegeweren in een koepel. Die tank was volgens de Italianen een middelzware tank. In de woestijn van Noord-Afrika werd de M11/39 tank ingezet. Ondanks het verbeterde pantser en sterkere bewapening was de tank over het algemeen niet opgewassen tegen zware Britse tanks. Feit is dat het voertuig lichte Britse tanks kon vernietigen. De 30mm dikke frontale stalen platen van de M11/39 boden echter weinig bescherming tegen Brits antitankvuur.
In plaats van dat de Italianen hun visie op tanks bijstelden en concentreerden op dikke bepantsering en zeer sterke bewapening besloten ze (relatief) kleine verbeteringen aan te brengen. Zo werd een 47mm kanon geïnstalleerd in een koepel bij de nieuwe M13/40 middelzware tank. Dat voertuig was gebaseerd op de M11/39. Ondanks de nieuwe bewapening had het voertuig slechts 10 tot 12mm meer staal aan de voorkant van de koepel en de romp. Verschillende upgrades werden geïntroduceerd maar die waren op de lange termijn niet erg succesvol. De zwaarste door de Italianen ontworpen tank tijdens de Tweede Wereldoorlog was de P26/40. Een voertuig met een gewicht van zesentwintig ton met een 75mm kanon. Genoemd voertuig was betreft bewapening en bepantsering equivalent aan de Duitse Panzerkampfwagen IV. De met klinknagels uitgeruste bepantsering was kwetsbaar voor antitankgranaten. De relatief kleine Italiaanse industrie was niet in staat grote aantallen van de P26/40 te produceren. Slechts honderd werden gebouwd. Italië was niet in staat zwaardere en sterkere tanks te produceren. Toentertijd (1943) was een wapenstilstand van kracht en Zuid-Italië werd bezet door geallieerde troepen. De Duitse Wehrmacht bezette Noord-Italië en maakte gebruik van enkele (inferieure) Italiaanse tanks. Sommige van die tanks werden ingezet bij politietaken en als stationaire schietemplacementen. De oorlog in Italië eindigde toen dictator Benito Mussolini op 28 april 1945 door Italiaanse partizanen (Comitato di liberazione nazionale dell'Alta Italia) werd geëxecuteerd. De droom van 'Il Duce' om Italië door middel van oorlog 'groots' te maken was mislukt.
Gemotoriseerd geschut en tankjagers niet meegerekend
lichte tanks | middelzware tanks | zware tanks |
Fiat 3000 lichte tank - machinegeweren of 37 mm kanon | M11/39 middelzware tank - 37mm kanon | P26/40 zware tank - 75mm kanon |
CV-29, 33, 35 & 38 lichte tank (tankette) - machinegeweren | M13/40 middelzware tank - 47mm kanon | |
L6/40 lichte tank - 20mm kanon | M41/41 middelzware tank - 47mm kanon | |
Zie ook: overzicht Italiaanse tanks